maandag 7 augustus 2023

Fries kerfsnijwerk


Fries kerfsnijwerk

Fries houtsnijwerk is het versieren van houten gebruiksvoorwerpen met de zogeheten kerfsneetechniek. Kenmerkend daarbij zijn geometrische figuren zoals rozetten en sterren. De term Fries, waar deze vorm van volkskunst de naam aan te danken heeft, slaat echter niet alleen op Friesland. Het kwam voor in het heel Noord-Nederland en het gebied rondom het IJsselmeer. Vaak werd er lindehout gebruikt, zacht licht hout zonder veel noesten. Maar ook rozenhout, eikenhout en sommige tropische houtsoorten werden gebruikt. De snijders van Fries houtsnijwerk maakten gebruik van een beitel, hamertje en kleine scherpe mesjes. Met de beitel worden kerfjes van enkele millimeters in het hout gemaakt en met het mesje worden de patronen uitgesneden. Vandaar de naam kerfsnede.  Het kostte veel tijd en oefening om de techniek echt goed onder de knie te krijgen. Johannes Elzertus Gerbenzon en ook Dirk Gerbenzon waren er zeer bedreven in. 


Afbeelding 1 Voorbeeld van Fries kerfsnijwerk, een lepelrekje begin twintigste eeuw




Afbeelding 2 Tweede prijs voor snijwerk voor Pieter Gerbenzon op 18 juni 1908

Het Fries houtsnijwerk kent een lange traditie. De oudste nog bestaande voorwerpen met Fries houtsnijwerk dateren uit de zeventiende eeuw. De techniek werd overgeleverd van vader op zoon. Rond 1900 werden pogingen gedaan om het Fries houtsnijden opnieuw in de belangstelling te brengen. Volkskunst werd gepromoot op beurzen in Nederland, maar ook in Berlijn, Duitsland en in Londen en op de wereldtentoonstelling in Brussel.

Er werden op verschillende plaatsen cursussen georganiseerd. Tijdens de crisis van de jaren dertig werd er ook veel aan houtsnijden gedaan. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het Fries houtsnijwerk uit de mode, omdat vrijwel iedereen een modern interieur wilde. Tegenwoordig houden zich nog slechts enkele mensen bezig met Fries houtsnijwerk. Het snijwerk blijft echter in trek als uiting van de Friese kunstnijverheid en cultuur.




Afbeelding 3 Voorbeeld van Fries snijwerk in de vorm van een krantenbakje




Afbeelding 4 Voorbeeld van Fries kerfsnee werk, een houten bakje met deksel, begin twintigste eeuw (particulier bezit)


Afbeelding 5 Fries kerfsnee houten voetenbankje, gemaakt door D. Gerbenzon, tweede helft twintigste eeuw


Afbeelding 6 Deksel met Fries snijwerk van een antiek eikenhouten kistje


Afbeelding 7 Een paar klompjes met Fries snijwerk, begin twintigste eeuw


Afbeelding 8 Houten stoof met fraai Fries snijwerk, deel van de stoof is gerestaureerd


Zie ook onderstaande video met nog een paar voorbeelden.

.

Bronnen:

- https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/frieshoutsnijwerk

- Leeuwarder courant 18 juni 1908

zaterdag 5 augustus 2023

Zwart schaap of Black Swan: Suzanne Gerbenson

Kind in de gevangenis

Dit artikel is er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie. Soms komt er een wat men nu een "zwart schaap" in de familie zou noemen naar voren, tenminste als je leest dat iemand in de gevangenis is terechtgekomen, denk je daar al snel aan. Maar ik zou het in dit geval eerder een "black swan" noemen. Want het is een anomalie, iets abnormaals, maar soms van grote betekenis. In dit geval een voorbeeld van een falende maatschappij. Want hoe kan het dat een simpele overtreding leidt tot levenslange opsluiting? Het theaterstuk "het pauperparadijs" wordt dit jaar in Veenhuizen opgevoerd en is in dit kader een aanrader.

Het onrecht wat mensen door de overheid is aangedaan is soms bizar. Ook in het geval van de kleine Anna Maria Gerbenson. Aparte jeugdgevangenissen bestonden er in die tijd nog niet. De meeste kinderen zaten in de gevangenis voor kleine diefstallen of landloperij. Maar sommige kinderen kwamen in de gevangenis terecht omdat moeder werd veroordeeld. Het kind ging soms mee de gevangenis in.

Dit lot trof ook Anna Maria Gerbenson. Ze was pas drie jaar oud toen ze in 1853 werd ingeschreven in de registers van de gevangenis in Leeuwarden. Haar moeder Susanna was door de rechtbank veroordeeld wegens bedelarij. Susanna kreeg daarvoor twee weken gevangenisstraf, plus ‘opzending naar een bedelaarsgesticht’. Haar 'misdaad' was dat ze na de dood van haar vader kennelijk niet meer rond kon komen van haar werk als naaister en gedwongen was om te bedelen. In 1839 waren er 245 naaisters in Leeuwarden dus de concurrentie was groot. 


Afbeelding 1 Rol van strafzaken 1 oktober 1853


Afbeelding 2 Vermelding in het gevangenisregister

Susanna was een ongehuwde, alleenstaande moeder en zoals gezegd naaister van beroep. Ze was op 18 oktober 1814 geboren.  In 1829, toen was ze 25, woonde ze nog bij haar vader en twee zussen in de Groote Hoogstraat nummer 119 naast haar oom Gerben Gerbenzon, die met zijn gezin op nummer 120 woonde. Op 1 maart 1833 had ze belijdenis gedaan. In mei 1845 verhuisde het gezin naar wijk 44 nummer 73 (Kleine Hoogstraat). Later woonde ze nog in wijk 50 nummer 159 (Breedstraat) en aan de Nieuweburen. 



Afbeelding 3 Aantekening van belijdenis

Haar ouders waren toen ze pas negen jaar oud was, te weten op 5 juli 1823, gescheiden en waren inmiddels overleden. Haar vader was een gerespecteerd burger genaamd Gerke Obbes Gerbenson, deurwaarder en is in 1847 overleden. Haar moeder heette Alida Christina Vuistman en was naaister van beroep. Na de scheiding is ze naar Amsterdam terug gegaan. Daar was ze geboren en daar is ze ook overleden, namelijk op 29 mei 1833 na 533 dagen verpleegd te zijn geweest volgens het patiënten register van een gemeenteziekenhuis in Amsterdam.

Suzanna had nog wel twee zussen, Yfke, twee jaar ouder en Anna Maria twee jaar jonger, maar Yfke was op 11 maart 1835 op 23-jarige leeftijd overleden en kennelijk was Anna Maria niet in de gelegenheid om bij te springen. Anna Maria was zelf ook naaister en had het waarschijnlijk ook niet breed. In 1848 woonde ze nog samen met Suzanna in wijk 50 op nummer 159. In 1857 trouwde ze met Nicolaas Orie, schoenmaker van beroep. Dus wie moest er voor de kleine Anna Maria zorgen, nu moeder in de gevangenis zat? Daarom ging de kleine Anna Maria met haar moeder mee naar de gevangenis.

Aansluitend op haar gevangenisstraf ging Susanna op 16 oktober 1853 naar Veenhuizen, waar ze tot 18 april 1857 bleef. Veenhuizen was één van de zeven Koloniën van Weldadigheid en de grootste onvrije kolonie. Veenhuizen was in 1822 opgericht en bestond uit drie gestichten. Gezinnen, wezen, bedelaars en landlopers verbleven hier.  Aan de binnenzijde van de gestichten, rond een afgesloten binnenplaats, bevonden zich slaapzalen met daarin tachtig hangmatten. In deze zalen sliepen de ‘onfatsoenlijke armen’, de bedelaars en landlopers. Mannen en vrouwen waren van elkaar gescheiden.  Aan de buitenzijde van de gestichten woonden de ‘fatsoenlijke armen’. Per gezin kregen ze een kamer toegewezen. Ze hadden een eigen voordeur en konden naar buiten wanneer ze wilden. 


Afbeelding 4 Veenhuizen

Rond de gestichten, aan de buitenzijde van de Kolonie, werden grote gemeenschappelijke boerderijen gebouwd en verschillende dorpsvoorzieningen. Hier woonden de bewakers en het personeel. Zie ook het artikel over Jan Hendrik Gerbenson.


Afbeelding 5 Aankomst in Veenhuizen



Afbeelding 6 Ontslag uit Veenhuizen

Na haar ontslag uit Veenhuizen belandde Susanna in het krankzinnigengesticht in Franeker. In 1860 wordt ze op verzoek van haar zuster door de rechter onder curatele gesteld ‘ter oorzake van krankzinnigheid’.


Afbeelding 7 Vermelding in de Nederlandsche Staatscourant van 11 december 1860


In het rechtbankdossier is te lezen hoe ernstig Susanna’s situatie was. Ze had geen idee hoe oud ze was, en ze dacht dat ze was getrouwd. “Ze verhaalt zwanger te zijn van den koning of van een der officieren of een der onderofficieren ofwel van de directeur der Kolonie van Weldadigheid waar zij enigen tijd is verpleegd.” Soms werd ze onrustig omdat ze dacht dat ze moest bevallen, en dan wilde ze naar huis, naar haar vermeende echtgenoot. 

Afbeelding 8 Passage uit brief inzake onder curatele stellen

Ze zal in het pand aan de Academiestraat 10 in Franeker hebben gezeten. Sinds 1848 was het in gebruik als gasthuis voor zwakzinnigen. De eerste 25 jaar werden de patiënten in de inrichting min of meer opgesloten. Contact met de rest van de bewoners in Franeker was er nauwelijks. Sommige patiënten werkten buiten de stad op het platteland.


Afbeelding 9 Het pand aan de Academiestraat 10 in Franeker waar sinds 1848 een gasthuis voor psychiatrische patienten was gevestigd.


Afbeelding 10 De binnenkant van het gasthuis (daarvoor was het het academiegebouw en daarvoor een klooster)

Ze overleed uiteindelijk in Franeker, in 1881.


Afbeelding 11 Overlijdensakte van 3 mei 1881

Waar Anna Maria in deze periode was, is niet duidelijk, maar het lijkt erop dat ze samen met moeder ook tijdelijk in Veenhuizen zat. Dat blijkt althans uit een aantekening in het bevolkingsregister. Ze woonde toen, in 1849, met haar moeder in de wijk no 45 letter I, Speelmanstraat Nz  261 in Leeuwarden en de vermelding "vertrokken kolonien tijdelijk verblijf" staat ook achter haar naam. De woningen in de Speelmanstraat hebben nu andere nummers maar zaten toen vlak bij De Put. Helaas is er nieuwbouw voor in de plaats gekomen.


Afbeelding 12 Vermelding van overlijden in de Franeker Courant 8 mei 1881


Afbeelding 13 Vermelding van overlijden in de Leeuwarder Courant van 9 mei 1881


Afbeelding 14 Vermelding in het bevolkingsregister 1848-1859

Anna Maria is geboren op 24 januari 1849 en is later getrouwd met Goozen Jan Apon. Ze woont dan in Rotterdam, waar ze trouwt en drie kinderen krijgt, twee meisjes en een jongen. Ze scheidt van haar man op 6 april 1891. Ze blijft in Rotterdam wonen tot haar overlijden in 1907. Ze woonde in 1890 in de Anna Paulownastraat 78 in Rotterdan, in 1894 in de Drievriendenstraat nummer 38 in Rotterdam en in 1902 in de Zijdewindeastraat 49 ook in Rotterdam en was al die jaren strijkster. Zou ze nog herinneringen hebben gehad aan die twee weken in de gevangenis of aan het verblijf in de veenkolonie? En met welk recht deporteert men een bewoner van een stad in plaats van dat er hulp verleend wordt? Het is heel goed mogelijk dat ze daardoor in psychische problemen is gekomen. 

Bronnen en Literatuur

- https://www.tresoar.nl/vertellen/verhalen/64900e1517d4d098e4b5ec94

- Nederlandsche Staatscourant 11 december 1860

- Rol van strafzaken, archiefnummer 18-02, Arrondissementsrechtbank Leeuwarden - Tresoar, inventarisnummer 86, aktenummer 3969

- https://www.openarch.nl/saa:122128c6-06c7-4e9d-b7d0-0089e85e2370

- allefriezen.nl

- Franeker Courant 8 mei 1881

- Leeuwarder Courant van 9 mei 1881

- HCL

- https://www.henrifloor.nl/teksten/nederland/veenhuizen.htm

- https://www.terugindrenthe.nl/verhalen/nieuwe-werelden/onvrije-kolonie-van-weldadigheid/

- Wijkboek van Leeuwarden, W. Eekhoff, 1843

- Stadsarchief Rotterdam

dinsdag 7 februari 2023

In dienst van Stad en Staat: Harmanus Lodema

In dienst van Stad en Staat: Harmanus Johannes Lodema (No 132)

Dit artikel is het twintigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit twintigste artikel gaat over Harmanus Johannes Lodema. Hij woonde in de "Grauwe Hengst" (Graauwe Hinxt), aan de Lange Pijp, tegenover de Waag, tegenwoordig Nieuwestad Zuidzijde 140. (1) Hij heeft het pand in 1790 gekocht van R. Tania. Hij verkocht er Rappe. Rappe is een soort snuiftabak, gemaakt van fijngemalen tabaksblad. 




Afbeelding 1 Gezicht op de Nieuwestad en de waag in 1854, Elias Pieter van Bommel, Fries Museum. Het pand van Harmanus Lodema is aan de linkerkant ter hoogte waar vroeger V&D zat.



Afbeelding 2 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 14 mei 1796 waarin gesteld wordt dat Harmanus Lodema nu woont in het huis van koopman Falger en dat hij net als zijn zoon Johannes Lodema in het pand genaamd "Rood Laken", tegenwoordig Nieuwestad Noordzijde 29, snuiftabak, thee en andere winkelwaren verkoopt.

Op 12 maart 1766 heeft hij een huis aan de Grote Kerkstraat gekocht. Het huis wordt als volgt omschreven: “bestaande in een voorhuis, een voircamer voorsien met een
schoorsteen, bedsteed en een kast; een gang; een kelder; een agterkamer voorsien met een
schoorsteen twee bedsteden en een kast; een keuken voorsien met een schoorsteen, boven de
keuken een solder; een plaats daarop een potbank, regenwatersbak en secreet. Een tuintie.
Hebbende dese een vrije opslag van turf over de grond van de huizinge ten oosten. Wijders in de
gang een trap na boven gaande, aldaar een portaal voorsien met een kasje en een turfhok. Een
bovenvoorcamer, voorsien met een schoorsteen, bedsteed en kast. Een bovenagtercamer voorsien
met een schoorsteen en een kasje, wijders een kleerzouder waarop een bedsteed en een
turffzouder.” De koopsom bedroeg 987 gulden.

Op 25 februari 1769 had hij een tweernmolen met acht kroonen en standers en 2 dubbelwielen te koop. Een tweernmolen gebruik je bij het vlechten van draden. Hij woonde toen al bij de waag en was metselaar. In 1771 had hij een pand in de Torenstraat o.z. gekocht. Op 17 april 1773 bood koopman H.J. Lodema een huis te huur aan op de turfmarkt en verwees toen naar de Burmaniastraat voor informatie. Het is onduidelijk of hij daar toen nog woonde of dat hij wellicht het pand bij de Waag als winkel gebruikte. Op 24 april vroeg hij in een advertentie om knechten die konden timmeren of metselen om te werken aan de Landsgebouwen te Leeuwarden.
In 1785 bood hij 300 blauwe vloerstenen te koop aan, hij woonde toen nog steeds bij de Waag en was mr. metselaar. 

Hij had mensen in dienst, zoals Jan de Boer, 57 jaar, een gewezen soldaat uit Brabant en nu enige tijd in Blokhuijstersteeg woonde. Hij was als opperman werkzaam bij metselaar Harmanus Lodema en werd op 18 april 1780 beschuldigd van het zich verdacht ophouden in het huis achter de Ossekop van Vroedsman Y. Ruijtinga. Ruijtinga had het pand gekocht van Fr. Bavius. De goede man was gewoon aan het werk en had geen enkel kwaad in de zin. 

Hij is op 17 juni 1798 getrouwd met Sebilla van der Meer. Hij was toen al 61 jaar. Het was ook niet zijn eerste huwelijk. Ze zijn getrouwd voor de Rooms Katholieke statie Grote Kerkstraat in Leeuwarden. Kennelijk is Harmanus overgegaan naar het Roomse geloof.


Afbeelding 3 Advertentie met de aankondiging van ondertrouw van H. Loodema en Sebilla van der Meer

In mei 1798 stond het huis aan de lange pijp te huur. Daarna werden ook gemeublieerde kamers verhuurd. In 1802 is het pand verkocht, maar toen was Harmanus al overleden. Hij is op 20 november 1801 begraven op het Oldehoofsterkerkhof in Leeuwarden.

Zoals in onderstaand artikel staat is hij overleden op dezelfde dag als dat zijn kind geboren werd. Het kind heette Dominicus Henricus en is gedoopt op 16 november 1801.


Afbeelding 4 Bericht waarin het overlijden van Harmanus Lodema bekend wordt gemaakt

Kennelijk was Sebilla van der Meer gedwongen om het grote pand te verkopen. Ze heeft eerst geprobeerd het te verhuren, blijkens een advertentie in de Leeuwarder Courant van 6 en 27 februari 1802.


Afbeelding 5 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 6 februari 1802



  Afbeelding 6 Aankondiging van de veiling van het pand en van de inboedel.

Op het pand aan de Lange Pyp was een bod gedaan van 3.057 Car. Guldens. Op het pand erachter, in gedeelten verhuurd was 2.250 Car. Guldens geboden. Ook het pand dat hij had in de Ype Brouwersteeg (ook wel Atsmasteeg genoemd, tussen de Nieuwestad en het Ruiterskwartier) werd in 1802 verkocht. Op dat pand, dat in twee gedeelten was verhuurd, was een bod gedaan van 353 Car. Guldens. En ook de inboedel werd geveild. Gezien de beschrijving was Harmanus niet onbemiddeld. Het geeft een goed beeld van de leefstijl van Harmanus Lodema. Waarom dan het pand en inboedel verkocht werden is niet duidelijk. Sebilla is in Leeuwarden blijven wonen, in wijk letter K, nummer 100, waar ze op 72-jarige leeftijd op 24 februari 1837 overleed. Ze wordt ook als Sebilla Douwes aangeduid. Zijn zoon, Hermanus Franciscus Xaverius was geboren op 14 december 1799 (3) en dus halfbroer van Johannes Elzertus Lodema werd op 16 april 1825 turfdrager. Hij noemde zichzelf ook Hermanus. Hij werd op 29 oktober 1831 tevens noodhulp ratelaar. Als nachtwacht was hij misschien minder geschikt, want hij werd betrapt op het slapen op zijn post, wat hem een straf van twee nachten inhouding van het tractement opleverde. Toch mocht hij zijn functie houden en in 1839 was hij nog steeds nachtwacht op het Vliet en de Grachtswal. Eigenaardig is dat hij het Rooms-katholieke geloof had.



Afbeelding 7 Beschrijving van de inboedel in advertentie van 6 maart 1802 in de Bataafsche Leeuwarder Courant

De jongen die gedoopt werd op Hermanus' sterfdag, Dominicus Henricus Lodema, is waarschijnlijk op 5 jarige leeftijd overleden.


Afbeelding 8 Vermelding in het register van overledenen van de Gemeente Leeuwarden Dominicus Loodema, 5 jaar oud, zoontje van Hermanus Loodema

De Hermanus Lodema (2) die hier bedoeld  wordt komt van Deventer en was daar al getrouwd met Johanna Haytink, waarmee hij een zoon kreeg, Johannes Elzert, geboren op 1 februari 1761. De doop vond plaats in de Jacobijner kerk in Leeuwarden. Zie het artikel over hem. De link met Deventer is onduidelijk, al heeft daar wel in juni 1755 een monsr. Lodema aan een school binnen de stad Deventer les gegeven.

Johanna Haitink is overleden op 17 november 1788 en is begraven op het Oldehoofster kerkhof. Het eigenaardige hierbij is dat zij bij dat bericht weduwe van Harmanus Johannes Lodema genoemd wordt. Het adres, bij de Burmaniastraat, is het pand van waaruit Johannes Elzertus Lodema onder andere snuittabak verkoopt. 


Afbeelding 9 Vermelding van begrafenis van Johanna Haitink weduwe van Harmanus Joh. Lodema op 17 november 1788

Hij was verder Oud Ouderman bij de derde verdeling, dat bestond uit de gilden van de timmerlieden, de metselaars, de steenhouwers en groot schippers. Een Ouderman is een bestuurder van een gilde. Wordt soms ook deken genoemd en was binnen het gilde de hoogste gezagsdrager.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) De Graauwe Hingst was waarschijnlijk hetzelfde pand wat vroeger het Grauwe Paard heette. Het was een smal huis aan de breedzijde der Nieuwestad, tegenover de Waag, dat later plaats moest maken voor perceel no. 140. Oorspronkelijk deed het als herberg dienst, waarmede het uithangteeken, de voorstelling van een grijs geschilderd paard vertoonend, in overeenstemming was. Lodema woonde op de tweede verdieping. Daarboven verhuurde hij een gemeubileerde kamer. Beneden was er nog een pakkelder. 

(2) Er is nog een Harmanus Lodema in deze tijd, getrouwd met Maria Josina van der Geest. Echter dit is een rooms katholieke huwelijk, terwijl "onze" Harmanus Nederlands Hervormd was, getuige de inschrijving in het lidmatenregister van 1752. Dus dit zal een andere Hermanus Lodema zijn. Er is een Hermanus Lodema overleden op 15 maart 1783 (maar kan ook een kind van hem geweest zijn) Er er is er ook een overleden op 22 november 1776. Deze Harmanus Lodema was ook eerder getrouwd met Catharina (Trientje) Tielenburg. Na een ziekte van ongeveer 18 weken bezweken is zij op 68-jarige leeftijd na een huwelijk van 33 jaar. Het eigenaardige is dat deze Harmanus Lodema kennelijk ook meester metselaar was. Hij is in de Westerkerk in Leeuwarden getrouwd met Catharina Tijlenburg op 28 april 1765. Ze hadden een huis gelegen in 't Korfmakersteegje op de Breedzijde van de Nieuwestad binnen Leeuwarden. Met haar had hij zoons, genaamd Hermanus Franciscus. gedoopt op 26 mei 1767, Henricus Antonius, gedoopt op 6 augustus 1773 en een dochter Maria Agatha. gedoopt op 19 september 1769, Catharina is op 29 mei 1797 begraven op het Olderhoofsterkerkhof in Leeuwarden. 

(3) Elders staat 15 oktober 1798,

- w019-71 1801-12-01; Autorisatieboeken

- gg139-112 1768-01-05; Hypotheekboeken

- Stads- en dorpskroniek van Friesland 1930-1934 p. 239

- Leeuwarder Courant 27 mei 1797; 17 april 1773; 12 oktober 1785

- Leeuwarder Courant 17 februari 1798; 25 februari 1769

- Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, Deel: 1018-I, Periode: 1..., Leeuwarden, archief 28, inventaris­num­mer 1018-I, 16 november 1801, Doopboek R.K. par. Grote Kerkstraat Leeuwarden

- Naam-wyser Leeuwarden 1794

- https://www.mpaginae.nl/At/huisnamen.htm

- Friesche Courant 24 februari 1798; 3 maart 1798

- Binnenlandsche Bataafsche courant 5 juni 1800

- Bataafsche Leeuwarder Courant 6 maart 1802 en 9 januari 1802

- 2013-Henk-Oly-Huisonderzoek-Grote-Kerkstraat-47-59.pdf/HCL ORA 3658 (ee-44); 164

- Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | 1 januari 1811 | pagina 74

- Doopboek R.K. par. Grote Kerkstraat Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 1018-I

-  DTB Begraven Collectie Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmaatboeken (DTBL) - Tresoar, Deel: 0924, Per..., Leeuwarden, archief 28, inventaris­num­mer 0924, 5 augustus 1807, register van begravenen of overledenen Gemeente Leeuwarden

- Memories van successie Gequalificeerden / regulateurs belast met de invordering van het recht op successie ..., Onbekend, archief 41, inventaris­num­mer 045, Bijlagen bij Staat van verantwoording Leeuwarden, Leeuwarderadeel 1807-11: - Memories - Register ..., aktenummer 5

-  Leeuwarden Koopakten Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, Deel: 3667, Periode:..., Leeuwarden, archief 1001, inventaris­num­mer 3667, 1790, Groot-Consentboek, folio 75

- Bevolkingsregister 1859 - 1876, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1859 - 1876, inventarisnummer 4626, blad 0010

- HCL c026-266 1780-04-18; Informatieboeken




zaterdag 4 februari 2023

Kunstzinnige voorouders: Benne (Bernard) Simonsz Accema

Kunstzinnige voorouders: Benne (Bernard) Simonsz Accema 

Dit artikel is het vijfde artikel uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie.

Dit vijfde artikel gaat over Benne Simonsz Accema. Hij is in Burum op 12 juli 1696 geboren en op 12 juli 1696 gedoopt. Hij is de zoon van Simon Accama, predikant en van Aeltje Boetes Nievelt. Simon heeft een zus, Rinske, en die is getrouwd met Johannes Huijberts van Emmenes. Zie het artikel over hem. Benne Simonsz Accema is dus geen voorvader, maar wel familie.


Afbeelding 1 Zelfportret van Bernardus Simonsz Accama

Op 30 september 1726 was hij getuige van een belediging, in die tijd een zwaar vergrijp. Hij woonde toen aan de Grachtswal in Leeuwarden. In 1719 had hij daar een huis gekocht.

Hij woonde een groot deel van zijn leven in Leeuwarden. Hij werkte onder andere voor Stadhouder Willem IV. Hij gaf les aan zijn broer Mathijs. Hij had de gewoonte om de achterzijde van zijn werk te nummeren. Op een portret van Anna Maria van Burmania staat het nummer 1189, wat zou betekenen dat hij enorm veel geschilderd heeft.


Afbeelding 2 Anna Maria van Burmania, Bernhard Accama, 1754 met nummer 1189 in Dekemastate


Afbeelding 3 Hanna van Hanover, prinses van Oranje-Nassau, geschilderd door Benne Accama in 1736

In 1749 woonde hij aan het Zuidvliet. Zijn vijf jaar jongere broer Matthijs was ook schilder en woonde vlakbij hem. 

Hij is overleden in Leeuwarden op vier april 1756 in Leeuwarden. 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- https://rkd.nl/nl/explore/artists/259

- https://www.dekemastate.nl/over-dekema-state/historie/portretten/anna-maria-en-johanna-agatha-van-burmania

- Leeuwarden, archiefnummer 5, Gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795 - Tresoar, inventarisnummer 6480, blad 621

- Groot-Consentboek, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3647, blad 172

zondag 29 januari 2023

Geleerde voorouders: Annius Theodorus Wiegersma

 

Geleerde voorouders: Annius Theodorus Wiegersma (No 1.050)

Dit artikel is het achtste uit een serie over mijn voorouders die als geleerde, bijvoorbeeld dominee of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Friesland.

Dit achtste artikel gaat over Annius Theodorus Wiegersma (Wygersma) is geboren in 1610 en overleden na 1690, maar voor 1705. Hij is de zoon van Dirck Wiegersma. Hij was predikant.

Hij is op 29 mei 1639 getrouwd met Mayke Uylkes uit Leeuwarden en op 25 juni 1648 is hij nogmaals in het huwelijk getreden, nu in Harlingen met Tryntje Jans (Trynke) Silvus uit Harlingen. Hij was toen conrector. In die periode waren er veel conflicten op de school, die waarschijnlijk te maken hadden met het eigenzinnige karakter van de rector, Olpherd Hernici Belida. Annius Theodori uit lichte kritiek als de rector met een boekje komt: ‘is het niet wat onder het niveau van een rector om zo’n simpel boekje voor de laagste klassen samen te stellen/te stelen uit andermans werk?’ Maar in andere gevallen steunt hij hem juist, bijvoorbeeld toen ze van ondermeester Drost af wilden en maakte hij zelfs een lofdicht op zijn rector.


Afbeelding 1 Lofdicht in het boek Melanchthon graecissans, sive Syntaxis latino-graeca van Olpherd Hendrik Belida, ondertekend door Annius Theodori, leraar derde klas van de school in Leeuwarden

Op 1 februari 1639 doet hij belijdenis bij Nederlandse Hervormde Gemeente in Leeuwarden.

Op 19 april 1640 wordt zoon Dirck gedoopt in Harlingen. Op 11 juni 1643 wordt Ulcke gedoopt in Harlingen. En op 16 juli 1747 wordt Syuke gedoopt.

Na het overlijden van de ouders van twee kinderen kwam in 1660 de oudste bij de conrector in de kost en de jongste, Sybrand, van elf jaar, bij Annius Theodori. Hij kreeg daar 200 gulden voor. De jongen kon echter niet wennen en wilde naar zijn grootouders, wat ook gebeurde.

Op 26 januari 1651 woonde hij aan de Sint Odolphissteeg OZ 1 in Harlingen en was hij conrector. Dat is hij geweest van 1638 tot 1650. 


Afbeelding 2 Omgeving van de Oldophiussteeg in Harlingen waar Annius Theodorus Wiegersma woonde


Afbeelding 3 De Latijnse school aan de wortelhaven in Harlingen (nu de Simon Stijlstraat)

Op 16 oktober 1662 wordt er melding gemaakt van een incident op zijn school: Outger Jans, 17 jaar heeft per ongeluk bij het stoeien een andere leerling, Esaias Lijklama verwond.

Op 3 februari 1664 was hij curator over de boedel van een aantal minderjarige kinderen en was hij praeceptor van de Latijnse school. In 1665 was hij derde meester in Leeuwarden. Op 25 maart 1682 is hij weer curator, als oud-oom van twee minderjarige kinderen. Zijn naam heeft hij nu volledig gelatiniseerd in: Dr. Annius Theodori Witiae.

Op 16 april 1668 treedt Annius Theodori, toen bestuurder (Tertia Classis Praeceptor) van de Latijnse school nogmaals in het huwelijk, nu met Ibeltje Jans Nauta. 

Hij had een zoon, Theodorus Wigersma, die op 14 mei 1661 een bedrag van 49 gulden kreeg uit het fonds O.L. Vrouwe ter Nood Leen. Deze zoon studeerde in Franeker, trouwde met Maria van Amama en kreeg er twee kinderen mee, Meinu en Maria.

In 1675 was hij correspondent voor de Synode in Leerdam en kreeg daar een vergoeding voor.



Afbeelding 4 Het museumwinkeltje in de Nieuwe Steeg 5 welk pand Annius Theodori huurde

In 1669 en 1674 blijkt de Nieuwesteeg 5 in Leeuwarden verhuurd te zijn aan Annius Theodori, praeceptor van de Latijnse School. 

In 1675 is hij correspondent voor de Synode in Leerdam. 

In 1679 heeft hij 1.000 gulden uitgeleend aan een weduwe. Hij was dus redelijk bemiddeld. In 1683 koopt hij een pand in de Bollemanssteeg in Leeuwarden.

Op 17 september 1690 is hij getuige van een mishandeling van een jongen, Pijter Lourens, door zijn vader. Hij wordt dan nog praeceptor genoemd, dus het lijkt er op dat hij op zijn tachtigste nog les gaf.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

Er is een testament van hem: 109/28 Wigersma, ds. Annius Theodori to Ljouwert, test. 13/7/1701.

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/images/pdf/uit-eersugt-20170412-05.pdf

- Trouwregister Hervormde gemeente Harlingen 1613-1656 Inventarisnr.: 331

- Trouwregister Hervormde gemeente Leeuwarden 1636-1641 Inventarisnr.: 975

https://www.mpaginae.nl/PvT/LatSchFrl.htm

- Telting, mr. A, Register van het archief van Franeker, Franeker, 1867, p, 325

w004-103 1664-02-03; Autorisatieboeken

- De Vrije Fries, deel 88,  2008, p. 93-107

- Olpherd, Hendirk Belida, Melanchthon graecissans, sive Syntaxis latino-graeca 

- Leeuwarder Nieuwsblad, 13-12-1938

https://www.mpaginae.nl/At/NeuhusiusR1680.htm

c005-35 1690-09-17; Informatieboeken

- c001-242 1662-10-16; Informatieboeken

- gg072-163a 1679-012-0; Hypotheekboeken

- Lidmatenregister Herv. Gemeente Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 1008

- Groot-Consentboek, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3641, blad 105

- Register betalingsordonnanties ontvanger generaal consumptiën, archiefnummer 5, Gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795 - Tresoar, inventarisnummer 2680, blad 461

- https://www.kleinekerkstraat.nl/frames.php?p=pro2&s=w&l=A

zaterdag 28 januari 2023

Geleerde voorouders: Epo (Ipe) Sydses van Schellinga

Geleerde voorouders: Epo (Ipe) Sydses van Schellinga (no 524)

Dit artikel is het zevende uit een serie over mijn voorouders die als geleerde, bijvoorbeeld dominee of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Friesland.

Dit zevende artikel gaat over Epo (Ipe) Sydses (van) Schellinga. Hij is geboren in 1650, gedoopt op 31 maart 1650 in Leeuwarden. 


Afbeelding 1 Vermelding in het doopboek van de Nederlands Hervormde Kerk, Ippe Syts Oenes op 31 maart 1650

Hij is op 11 februari 1677 getrouwd met Maycke Annius Wiegersma. Daarnaast is hij getrouwd geweest met Trijntje Hendriks, namelijk op 22 januari 1671. Hij was ijzerkramer (had een winkel in ijzerwaren) en in 1677 was hij meester koekbakker. In 1693 was hij ontvanger van boelgoederen (soort veilingmeester). Op zijn kantoor werkte de Hendrik de Valck als klerk. Hoewel ook schilder in Leeuwarden was hij waarschijnlijk geen familie van Pieter de Valck. In 1701 woonde Epo van Schellinga in het Zuid Oldehoofsterespel. In 1698 werd hij voor 6 schoorstenen aangeslagen, wat een indicatie is dat hij welgesteld was. Hij is overleden voor 1727. Op 16 november 1670 is hij lidmaat geworden van de Hervormde Gemeente Leeuwarden

Buitenvoogd Landschaps Tucht- en Werkhuis

Hij was van 24 december 1686 tot 4 januari 1690 buitenvoogd van het Landschaps Tucht- en Werkhuis. Zie daarvoor het vierde artikel in deze serie over Freerck Jansz Hayema, de kunstschilder. Ook Hayema was buitenvoogd, maar dan een paar jaar later. 


Afbeelding 1 Timpaan met daarop twee gestraften aan het raspen. Let op de ketting aan de voet en het afgetrainde lichaam van de gestrafte op de afbeelding rechts. Hier werd hout geraspt ten behoeve van de verfindustrie.

Lid van de Vroedschap en Schepen

Van 1683 tot en met 1686 was Epo Schellinga schepen, van 1679 tot 1689 was hij lid van de vroedschap van Leeuwarden. Van 1714 tot 1718 was hij weer schepen. Een andere voorouder, Jan Hubertus van Emmenes, was schepen van 1689 tot 1992 en van 1696 tot 1698. Nog een andere voorouder, Jacob Dircks de Valck was schepen, maar dan veel eerder, van 1583-1620 en lid van de vroedschap van 1582 tot 1621. In 1587 werd hij zelfs burgermeester. Een schepen is een openbaar bestuurder op plaatselijk niveau, vergelijkbaar met een wethouder. De vroedschap probeerde zijn invloed te vergroten. Zo probeerde het gilde van zilversmeden nieuwkomers buiten de deur te houden door vast te houden aan de traditie van een proefmaaltijd. Deze feestelijke maaltijd was een van de gebruiken waarmee de leden van het Gilde de onderlinge band konden verstevigen en vond plaats als de kandidaat voor zijn proef geslaagd was. Zo'n proefmaaltijd kon flink duur worden en werd aldus misbruikt om adspirant leden te weren. De vroedschap bepaalde nu in 1601 dat nier meer het hele gilde mocht worden uitgenodigd, maar slechts de politiemeesters, de keurmeesters en de twee oudsten en hun echtgenotes. In 1682 mochten ook de echtgenotes niet meer aanschuiven. Tijdens een proefmaaltijd in 1684, waarbij de politiemeesters, in die geval ook schepen Schellinga wel waren uitgenodigd, liep het uit de hand toen marktmeester Wyntje Berends van Asten hem beledigde.

Tevens was hij ontvanger van boelgoederen, een soort veilingmeester. 

Op 3 maart 1690 was hij getuige van de diefstal van een aantal zilveren lepels en deed daarom aangifte. De verdachte, een dame uit Oost-Friesland, werd in hechtenis genomen op het Raadhuis.

Hij woonde in 1691 aan de Nieuwe Pijp in Leeuwarden. De Nieuwe Pijp, over het water van de  Nieuwestad gelegen, verbindt de Nieuwesteeg met de Oude Doelesteeg.

Op 5 maart 1704 was hij getuige van de doop van Anna Maria Stokman in Amsterdam. Op 27 juli 1712 was hij ook al getuige geweest van de doop van Ipeus Stockman in de Westerkerk in Amsterdam. Kennelijk is het kind naar hem vernoemd. 

Politiemeester van het Nieuwe Stadsweeshuis

In de jaren 1714 en 1715 was hij politiemeester van het Nieuwe Stads Weeshuis in Leeuwarden.



Afbeelding 2 De vroegere hoofdingang van het Het Nieuwe Stads Weeshuis in Leeuwarden met spelende kinderen die dwars over de op de bleek gelegde kleden heen rennen, Carel Frederik Bendorp (I), naar Jan Bulthuis, 1786 - 1792, Rijksmuseum

Het aantal wezen was vooral door de oorlogshandelingen van 1672 fors toegenomen. Op 10 maart 1674 besloten Magistraat en Vroedschap daarom tot het oprichten van een eigen Stads Weeshuis, waar de ongeveer 200 stadswezen "bequemer in de ware gereformeerde religie christelijck moghen worden opgevoedet". In het bestuur van het Weeshuis had de stedelijke overheid grote invloed: drie van de voogden waren politiemeesters, behorend tot de Magistraat, twee werden gekozen uit de burgerij. Politiemeesters waren lid van de vroedschap en behandelden uit die functie kleine zaken zoals belediging en burenruzies. Ook een andere voorvader, Joannes Huiberts van Emmenes was politiemeerster. Zie het artikel over hem.

Epo Sydses van Schellinga heeft in 1657 als zevenjarige zelf ook als wees, samen met twee andere kinderen uit het gezin, Sycke, gedoopt op 19 maart 1654 en Feicke, gedoopt op 13 februari 1648, in het weeshuis gezeten. Het zal geen leuke tijd geweest zijn, maar ze kregen in elk geval jaarlijks: "hoosen, schoenen, hoed, bovenpak en een schootsvel".


Afbeelding 3 Pagina met vermelding van de kinderen, Sijke, Fijke en Ype Sydses in het autorisatieboek

Zijn vader Syds Oenes was al overleden, zijn moeder Maike Ypes kon waarschijnlijk niet voor de kinderen zorgen. Syds Oenes kwam uit Franeker, moeder Maike Epes (Ypes) kwam uit Beetgum. Syds Oenes en Maike Epes zijn op 25 april 1646 getrouwd.

Op 26 maart 1715 had hij een bedrag van 600 gulden uitgeleend aan Aaltie Brouwer en Hein Wassenaer, Camerbode van haer Ed. mogende Staeten van Frieslandt, een echtpaar uit Leeuwarden.

Op 25 juli 1721 werd hij curator van de zoon van Catharina van Schellinga.

Hij was de vader van Mayke Schellinga, gedoopt op 25 juni 1686 te Leeuwarden; Lysbeth, gedoopt op 25 november 1687; Theodorus, gedoopt op 4 januari 1693; Theodory, gedoopt op 23 september 1691 te Leeuwarden; Annius, gedoopt op 16 november 1681; Sixtus Ypes, gedoopt op 9 januari 1678; Catharina Ypes, gedoopt op 2 februari 1679; Syds Ypes, gedoopt op 4 juli 1684. Met Trijntje Hendriks had hij ook een kind: Aeltie Ypes, gedoopt op 15 oktober 1673 te Leeuwarden. Zijn tweede vrouw Mayke Annius Wiegersma is ook eerder getrouwd geweest met Mathijs Siderius en tijdens dat huwelijk was ook een kind geboren, Meinardus Siderius, geboren op 15 juni 1671 (2)

De vader van Mayke Annius Wiegersma heette Annius Theodorus Wiegersma. Ook hij was predikant. Hij woonde in 1705 in de Sint Odolphissteeg 1 in Harlingen.

Er is een familiewapen bekend van Schellinga.


Afbeelding 5 Familie wapen van Schellinga (1)


(1) Bron: CBG, GHS 50A12, B.F.W. von Brucken Fock, Friese Familiewapens. Wapens van oud- adellijke & geadelde, eigenerfde, & enkele patricische familiën van frieschen oorsprong in Friesland tusschen Fly en Eems, waarbij gevoegd zijn wapens van enkele niet-friesche familiën, die aldaar goederen bezaten en ampten bekleedden, blz. 157. Er is ook een rouwbord bekend, van Schellinga, onduidelijk is of dit familie is, daar dit in de kerk van Waspik, Noord-Brabant hangt.https://www.hervormdegemeentewaspik.nl/historie/rouwborden.


(2) Meindardus is schepen en later ook burgermeester van Leeuwarden geworden. Verder was hij rentmeester en voogd van het Poptaslot.   

- https://www.mpaginae.nl/TW/Tuchthuis.htm

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/images/pdf/Het_Leeuwarder_stadsbestuur_van_1586_tot_1795.pdf

- https://www.mpaginae.nl/Magistra/magisreg.htm

- c004-518 1690-03-03; Informatieboeken

w013-91a 1721-07-25; Autorisatieboeken

1185 Nieuwe Stads Weeshuis te Leeuwarden, 1675-1967 ( Historisch Centrum Leeuwarden/ Histoarysk Sintrum Ljouwert Leeuwarden )

- Autorisatieboek 1648-1657, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3320, blad 178r, aktedatum 19 maart 1657

- Lidmatenregister Herv. Gemeente Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 1008

- https://www.mpaginae.nl/At/1701hoogstOH.htm

- https://www.mpaginae.nl/Schoorsteengeld/1698ME.htm

- Schoen, P., Tussen hamer en aambeeld. Edelsmeden in Friesland tijdens de Gouden Eeuw, 2016, p. 214

- https://www.kleinekerkstraat.nl/frames.php?p=pro2&s=w&l=A

- Genealogysk Jierboek 2016, p.15


vrijdag 27 januari 2023

Geleerde voorouders: Annius Ypus van Schellinga

Geleerde voorouders: Annius Ypus (van) Schellinga (No 262)

Dit artikel is het zesde uit een serie over mijn voorouders die als geleerde, bijvoorbeeld dominee of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Friesland.

Dit zesde artikel gaat over Annius Ypus (van) Schellinga. Hij is gedoopt op 16 november 1681 in Leeuwarden. 



Afbeelding 1 Vermelding in het doopboek van de Nederlands Hervormde Gemeente. Aangegeven wordt dat zijn vader Ype Sydses Vroedsmans is.

Op vier november 1695, hij was toen nog net geen 14, werd hij met een mes verwond door de 13-jarige Hijlke Heems, zoon van de deurwaarder. Kennelijk was het geen opzet, maar was de verwonding tijdens een spel veroorzaakt.

Op 15 oktober 1706 wordt Annius Scellinga aangenomen op getuigenis en wordt lid van de Hervormde Gemeente Leeuwarden. Hij komt van Leiden. Het is niet zeker of dit dezelfde Annius Schellinga is.

Hij woonde te Hillaard  en was daar en in Lyons predikant sinds 7 juni 1718. Hij werd op 5 september van dat jaar lid van de Classis. Voor 7 juni 1718 was hij vanaf 9 september 1710 predikant in Harich. Hij was in 1745 emeritus. Hij is op 4 augustus 1724 getrouwd met Hilegonda Haijema, dochter van de decoratieschilder Freerck Haijema. 

Afbeelding 2 Vermelding in het trouwboek van de Nederlands Hervormde Kerk Leeuwarden, 6 augustus 1724

In 1727 is hij afgevaardigd naar de Synode. In 1734 was hij correspondent naar Overijssel. 

In 1749 bewoonde hij een huis aan het Zuidvliet en had volgens het Quotiasatie kohier een sober bestaan.

Hij was de eigenaar van een huis in de Grote Kerkstraat in Leeuwarden, volgens een akte van 11 juli 1761. Hij verkocht het pand in 1768 aan G. Stijl. Tevens verkocht hij dat jaar een pand in de Molensteeg. In 1752 verkocht hij een pand in de Bagijnestraat.

In 1744 woonde hij met 6 anderen in een huis in Hillaard, volgens een volkstelling.


Afbeelding 3 "Omschrijvinge van familiën in Friesland", 1744, Hijllaard

Hij had dochters, Frederyka Annes Schellinga, Maria en Catharina.

Hij is de zoon van Epo (Ipe) Sydses (van) Schellinga, Vroedsman en Schepen (1) en Maycke Annius Wiegersma. (2)

Op 13 juni 1721 was hij curator van de veertienjarige Joannes Stokman, zoon van Catharina van Schellinga.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Die weer de zoon is van Sydts Oenes en Maike Ipes, gedoopt op 31 mei 1650 te Leeuwarden, ijzercramer, meester koeckebacker in 1677 te Leeuwarden, vroedsman in 1681, schepen in 1684 te Leeuwarden, ontvanger der boedelgoederen in 1693 te Leeuwarden, tr. (1) met Trijntje Hendriks., otr. (2) op 27-01-1677 te Leeuwarden, kerk.huw. op 11-02-1677 te Leeuwarden.

(2) Mayke Annius Wiegersma is eerder getrouwd geweest met stempelsnijder, goudsmid en essayeur Mathys Siderius, 

- Naamregister der predikanten, zoo van de Nederduitsche, als Walsche en Engelsche kerken, 1750

- Maendelyke uittreksels, of de Boekzael der geleerde werrelt

- https://www.dominees.nl/search.php?srt=g&id=11361

- https://www.theologieportaal.nl/predikantenlijst

- w013-89a 1721-06-13; Autorisatieboeken

- c005-526 1695-11-04; Informatieboeken

M722-6c 1761-07-11; Uitspraken door Policymeesters

Groot-Consentboek, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3659, blad 125

- Klein-Consentboek, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3714, blad 093

- http://www.duiten.nl/friesland.html

- Doopboek Herv. gem. Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0933

- Leeuwarden, archiefnummer 5, Gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795 - Tresoar, inventarisnummer 6480, blad 636

- Lidmatenregister Herv. Gemeente Leeuwarden

zondag 22 januari 2023

In dienst van Stad en Staat: Izaak Haijema

In dienst van Stad en Staat: Izaak Haijema

Dit artikel is het negentiende uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit negentiende artikel gaat over Izaak Haijema, de zoon van Frederik Haijema. Hij is op 31 augustus 1704 geboren en op 8 mei 1729 in dienst getreden als sergeant bij de kamer Amsterdam van de VOC. Als onderofficier had hij waarschijnlijk het commando over een aantal soldaten. In die tijd was het een vrij hoge militaire functie. De sergeant werd meestal bijgestaan door vier korporaals. Hij vertrekt met het schip Johanna naar vanaf Texel naar Batavia. De kapitein heet Hendrik van Beek.

De Johanna was een fluitschip, gebouwd in 1714 voor de kamer van Amsterdam op de VOC werf in Amsterdam. Ze is in 1730 vergaan bij de Ganges. De lengte was 130 voet en het had 550 ton laadvermogen. De bemanning bestond uit 80 tot 180 man. Lang en bol, met vlakke bodem en smalle dekken was het zeer geschikt voor het vervoeren van grote hoeveelheden lading. Het kon ook in ondiep water goed terecht en het kon met weinig manschappen gezeild worden.


Afbeelding 1 Model van een fluitschip

Op 5 oktober 1729 komt het schip aan op de Kaap de Goede Hoop. Op zondag 30 oktober 1729 vertrekt het schip weer en het komt op 14 februari 1730 aan in Batavia. 

Op 17 oktober 1730 vertrekt hij op het schip Westerdijkshorn om terug te keren naar Nederland. De Westerdijkshorn was een spiegelretourschip, gebouwd in 1713 voor de kamer van Amsterdam op de VOC werf in Amsterdam en afgelegd op 7 juli 1741 in Batavia. De lengte was 160 voet en het had 1150 ton laadvermogen. De bemanning was tussen de 200 en 300 man. De kapitein was Mijndert Schut (1)



Afbeelding 2 Model van een spiegelretourschip

Op 18 januari 1731 komt hij aan op de Kaap de Goede Hoop. Onderweg waren twee zeevarenden overleden. Na 34 dagen vertrekt hij tenslotte naar Nederland waar hij op vrijdag 13 juli 1731 aankomt en uit dienst gaat. 


Afbeelding 3 pagina uit het Soldijboek van de Johanna waaruit blijkt dat zijn vader gemachtigd was om zijn zaken te regelen


Afbeelding 4 pagina uit het Soldijboek van de Johanna waaruit blijkt dat hij teruggereisd is met de Westerdijkshoorn


Afbeelding 5 De route van de reis naar Batavia via Kaap de Goede Hoop.

Op 26 juli 1731 machtigt hij zijn vader Frederik Haijema om zijn zaken te regelen bij de bewindvoerders van de VOC kamer Amsterdam en ook om zijn koopmanschappen (koopwaar) te verkopen.


Afbeelding 6 Machtiging van Izaak Haijema voor zijn vader om zijn belangen bij de bewindvoerders van de kamer Amsterdam van de VOC te behartigen.



Afbeelding 7 Handtekening van Izaak Haijema onder de machtiging

Hij had op de Johanna nummer 96.

Op 22 juli 1736 trouwt hij in Leeuwarden met Henrica Postumus. Hij is dan juridisch doctor en advocaat. Dit wordt bevestigd in het huwelijksregister van de hervormde kerk.


Afbeelding 8 Pagina uit het trouwregister van de Nederlands Hervormde kerk en waaruit blijkt dat Izaak Haijema advocaat is bij het Hof van Friesland.

Op 26 januari 1734 was hij advocaat bij het provinciaal gerechtshof van Friesland geworden. Op 31 januari 1743 is hij geroyeerd; volgens deze staat is hij overleden op 8 februari 1743.

Elders is te vinden dat hij op 9 februari 1743 overlijdt en hij wordt begraven op 18 februari van dat jaar. Hij is dus al op 38-jarige leeftijd overleden. Hij woonde toen bij de Dubbele Pijp in Leeuwarden (Voorstreek).

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Een andere bron heeft het over Adriaan de Raad

- https://www.openarch.nl/ghn:f883d39c-3ec4-479a-b07e-d798304b65df

- https://www.mpaginae.nl/Advocaten/advostrt.htm

- https://archief.amsterdam/archief/5075/10022

- https://www.vocsite.nl/schepen/detail.php?id=10515

- https://resources.huygens.knaw.nl/das/detailVoyage/97632

- Huwelijksregister Nederlands Hervormde kerk; Trouwen bk. 12-13, 1732-1753

Kunstzinnige voorouders: Dirk Gerbenzon

Dirk Gerbenzon Dit artikel is  er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman, handelaar of kunstenaar actief zijn geweest en...