Posts tonen met het label geschiedenis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label geschiedenis. Alle posts tonen

zaterdag 4 februari 2023

Kunstzinnige voorouders: Benne (Bernard) Simonsz Accema

Kunstzinnige voorouders: Benne (Bernard) Simonsz Accema 

Dit artikel is het vijfde artikel uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie.

Dit vijfde artikel gaat over Benne Simonsz Accema. Hij is in Burum op 12 juli 1696 geboren en op 12 juli 1696 gedoopt. Hij is de zoon van Simon Accama, predikant en van Aeltje Boetes Nievelt. Simon heeft een zus, Rinske, en die is getrouwd met Johannes Huijberts van Emmenes. Zie het artikel over hem. Benne Simonsz Accema is dus geen voorvader, maar wel familie.


Afbeelding 1 Zelfportret van Bernardus Simonsz Accama

Op 30 september 1726 was hij getuige van een belediging, in die tijd een zwaar vergrijp. Hij woonde toen aan de Grachtswal in Leeuwarden. In 1719 had hij daar een huis gekocht.

Hij woonde een groot deel van zijn leven in Leeuwarden. Hij werkte onder andere voor Stadhouder Willem IV. Hij gaf les aan zijn broer Mathijs. Hij had de gewoonte om de achterzijde van zijn werk te nummeren. Op een portret van Anna Maria van Burmania staat het nummer 1189, wat zou betekenen dat hij enorm veel geschilderd heeft.


Afbeelding 2 Anna Maria van Burmania, Bernhard Accama, 1754 met nummer 1189 in Dekemastate


Afbeelding 3 Hanna van Hanover, prinses van Oranje-Nassau, geschilderd door Benne Accama in 1736

In 1749 woonde hij aan het Zuidvliet. Zijn vijf jaar jongere broer Matthijs was ook schilder en woonde vlakbij hem. 

Hij is overleden in Leeuwarden op vier april 1756 in Leeuwarden. 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- https://rkd.nl/nl/explore/artists/259

- https://www.dekemastate.nl/over-dekema-state/historie/portretten/anna-maria-en-johanna-agatha-van-burmania

- Leeuwarden, archiefnummer 5, Gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795 - Tresoar, inventarisnummer 6480, blad 621

- Groot-Consentboek, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3647, blad 172

zondag 20 november 2022

Geleerde voorouders: Isaac Johannesz Overney

Geleerde voorouders: Isaac Johannesz Overney (No 2.108)

Dit artikel is het tweede uit een serie over mijn voorouders die als geleerde of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Leeuwarden.

Dit tweede artikel gaat over Isaac Overney. Hij is geboren in 1609. Hij is overleden in Oppenhuizen op 3 januari 1654. Hij is op 11 mei 1633 in Leeuwarden getrouwd met Aaltie Pieters de Falck. Hij is de zoon van predikant Johannes Nicolaas Overney. Hij studeerde met zijn broers Abraham en Jacob in Franeker in de jaren 1627 - 1631 en was, net als zijn twee broers, lid van de Leeuwarder studentenvereniging. (1)


Afb. 1 Album collegii studiosorum ex gymnasio Leovardiensi 

In 1628 kreeg hij samen met zijn twee broers een pensie (uitkering). Dit bedrag werd twee keer per jaar uitgekeerd, meestal op Jacobi (25 juli) en op Martini (11 november). In 1628 ontvingen de drie broers, Abraham, Isaac en Jacob Overneij gezamelijk een bedrag van 110 Caroli gulden.

Hij was dominee van 1632 tot 1639 in Suawoude. In 1639 is hij naar Oppenhuizen gegaan. Een dochter van Isaac, Berber, is op 27-jarige leeftijd in 1666 overleden. Een ander dochtertje met dezelfde naam is maar twee jaar geworden en is in 1636 in Suawoude begraven. Verder had hij nog een zoon genaamd Pieter Isaacs Overnei, geboren op 17 januari 1636, de bekende klokken- en kanongieter, dochter Barbecke Isaacs Overnei, Antie Isaacs Overnei, geboren in 1642, Engeltje Isaacs Ovenei, geboren in 1644, Abraham Isaacs Overnij, geboren in 1646 en Elscke Isacks Overnij, geboren in 1648 en overleden op 20 januari 1674.

Op 26 mei 1633 woonde hij in Leeuwarden. In 1649 woonde hij in Oppenhuizen. Hij  bezat er kennelijk een huis met een keuken, een schuur en twee molens, twee stallen en een hof wat getaxeerd werd op 1482 goudgulden. 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Isaac was een tijdgenoot van de wereldberoemde Pieter Stuyvesant, de laatste gouverneur van Nieuw-Nederland en medelid van de sociëteit van Leeuwarder studenten aan de Universiteit van Franeker. Er zijn in totaal 937 personen in de loop der tijden geregistreerd.

- http://www.walmar.nl/inscripties.asp

- Van Lieburg, F.A., Repertorium van Nederlandse hervormde predikanten tot 1816 (2 vols.), Dordrecht: F.A. van Lieburg (1996),  volume 1: 186

- http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/RomeinTA_NaamlijstPredikanten_2.pdf

- http://www.dominees.nl/search.php?srt=g&id=12567

- Engelsma, Jacobus, Volglyst van predikanten, wie, waar, wanneer zedert de gelukkige Hervorminge onder de Classis van Zevenwouden in dienst zijn geweest, p. 130

- https://www.walmar.nl/inscripties.asp, kerkbeker Suawoude, inscriptie 'I. Overnei 1639'

- Album collegii studiosorum ex gymnasio Leovardiensi (1626-1668): register

- Landschaps alumnen. Scholieren en Franeker studenten. Transcriptie van giften en pensiën gedaan door Gedeputeerde Staten van Friesland

- Zijlstra, S., Het geleerde Friesland, studenten ca. 1380 – 1650

- Laurman, M,, Naamlyst der eerw. heeren predikanten, dewelke zedert den tydt der Reformatie tot in den jare 1751 den H. Dienst des euangeliums zo binnen de Stad LEEUWARDEN als en platten Lande in de dorpen, behorende onder het Resort van de Eerw, classis van Leeuwarden, hebben waargenomen, 1751


vrijdag 18 november 2022

Geleerde voorouders: Pijter Robijns

Geleerde voorouders: Pijter Robijns

Dit artikel is het vijfde uit een serie over mijn voorouders die als geleerde, bijvoorbeeld dominee of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Friesland.

Dit vijfde artikel gaat over Pijter Robijns, geboren in 1698 in Arum, overleden in Kubaard op 1 april 1753. Hij is de zoon van Robijn Pieters. Pijter is op 28 januari 1721 in Bolsward getrouwd met Ymkien Heerkes. Hij had een aantal kinderen: Sytske, geboren op 7 april 1725 te Oosterend; Baukjen, geboren op 22 juli 1723 te Oosterend.     

Op 6 november 1725 vertrok hij naar Kubaard en in februari 1727 was hij er schoolmeester en dorpsrechter. Hij was daarvoor waarnemend schoolmeester geweest in Arum van 1718 tot 1719. Hij was in 1723 chirurgijn in Oosterend. In datzelfde jaar had hij belijdenis gedaan voor de Hervormde Gemeente van Kubaard.


Afbeelding 1 Pagina uit het lidmatenboek Hervormde Gemeente Hennaard waaruit blijkt dat Pijter Robijns in 1723 Chirurgijn was

Op 20 januari 1743 hertrouwde hij te Kubaard met Trijntie Piers, weduwe van wijlen Jacob Pijters van Kubaard. Na haar dood, op 13 april 1749, hertrouwde hij met Doutjen Arjens van Lutkewierum. Pijter woonde toen nog steeds in Kubaard.

In 1747 en 1748 was hij schooldienaar te Waaxens. Zijn zoon Heerke Pieters Robijn volgde hem in 1749 op als schoolmeester.


Afbeelding 2  Pagina uit de autorisatieboeken van 10 april 1753 waaruit blijkt dat Pyter Robijns schoolmeester en dorpsrechter in Kubaard was

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- Lidmaatboek van de Hervormde Gemeente van Kubaard en Hennaard 

- Quotisatie kohieren inschrijving(Akte)datum: 1749, Hennaarderadeel

- http://www.mpaginae.nl/At/chirurgijnsvoorlnaamlijst.htm#R.

zaterdag 6 november 2021

In dienst van Stad en Staat: Jan (Johannes) Tobias van Emmenes

In dienst van Stad en Staat: Jan (Johannes) Tobias van Emmenes

Dit artikel is het negentiende uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit negentiende artikel gaat over Jan (Johannes) van Emmenes. Hij is gedoopt op 5 februari 1730 en is het kind van Tobias van Emmenes, bode van het Glazenmakersgilde. Tobias was getrouwd met Lucia Jans Poelstra en woonde in de Keimpema espel en is de broer van Renicus van Emmenes, een voorvader. Jan van Emmenes is dus een oomzegger van Renicus en geen voorvader, maar wel familie. 

Jan van Emmenes is op 18 december 1764 als jongmatroos in dienst getreden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) bij het schip met de naam Landskroon. Het schip vertrok vanaf Texel met bestemming Batavia waar het op 13 augustus 1765 aankwam. Ze hadden een tussenstop bij Kaap de Goede Hoop van 5 mei 1765 tot 17 mei 1765. De schipper van de Landskroon heette Volkert Groeneweg van Oudshoorn. De Landskroon was gebouwd in opdracht van de kamer van Amsterdam. Het was een fluitschip, een lang type zeilschip met drie masten, een platte bodem, een brede buik, een ronde achtersteven en een smal dek. Het had een lengte van 150 voet en een laadvermogen van 1150 ton. Het was bewapend met 52 kanonnen. Dit type schepen werd voornamelijk gebruikt om vracht te vervoeren. Het was in 1757 gebouwd op de VOC werf van Amsterdam en voer voornamelijk op Batavia en Ceylon. Op 31 december 1780 werd het schip afgelegd in Indië.


Afbeelding 1 Pagina waarop de boekhouding van Jan Emmenes uit Leeuwarden staat op het schip de Landskroon

Op deze reis naar Batavia was ook een onderkoopman, J.W. van de Velden aan boord. De bemanning bestond verder uit 220 zeevarenden, 103 militairen en 17 ambachtslieden.

Afbeelding 2 De route van de Landskroon van de rede van Texel naar Batavia via Kaap de Goede Hoop

Op 26 oktober 1766 vertrok hij weer naar huis met het schip met de naam Enkhuizen. Daarmee kwam hij op 14 december 1766 aan bij Kaap de Goede Hoop en vertrok daar weer op 7 januari 1767 om op 8 mei 1767 in Nederland te arriveren. Het schip was beladen met thee.

Het verlangen naar de zee was dusdanig dat hij op 24 november 1767 zich weer aanmeldde. Hij was nu provoost, een scheepsofficier, op het schip met de naam Kronenburg. Een provoost zorgt voor orde en tucht aan boord van het schip. De provoost was de politieagent aan boord. Hij controleerde de bemanning en zag erop toe dat iedereen zich netjes gedroeg. Ook zorgde hij ervoor dat verdachte zaken voor de scheepsleiding kwamen, zodat de verdachte kon worden berecht. Geen bureaucratie, maar ‘Lik op stuk beleid’.

De provoost was dus vooral bevoegd te handelen bij de actieve rechtshandhaving. De administratie van de rechtspraak aan boord werd door een lid van de scheepsraad bijgehouden in een sententieboek. Een provoost verdiende in die tijd ongeveer 12 gulden per maand. Verder had hij een insigne, een provooststok. Op 14 juni 1768 kwam het in Batavia aan, via Kaap de Goede Hoop waar het van 23 februari 1768 tot 29 maart 1768 een tussenstop maakte. Daarna ging de reis naar Ceylon.


Afbeelding 3 Pagina waarop de boekhouding van Jan Emmenes uit Leeuwarden staat op het schip de Kronenburg

De terugreis vanaf Ceylon begon op 16 november 1768 waarbij Kaap de Goede Hoop weer werd aangedaan, Ze kwamen daar aan op 2 februari 1769 en vertrokken weer op 1 maart 1769. Op 2 juni 1769 kwam het schip op Texel aan. De kapitein was Pieter Andriesz.

Op 2 oktober 1769 nam hij weer dienst, ook nu als provoost, maar nu op het schip Alkemade. Dit zou zijn laatste reis worden. Hij is overleden op 28 juni 1770 ergens in Azië. De Alkemade was in 1768 voor de kamer van Amsterdam op een VOC werf in Amsterdam gebouwd, was 150 voet lang en een laadvermogen van 1150 ton. De bemanning bestond uit 208 tot 356 koppen. Het schip was vanaf Texel vertrokken en had op 15 februari tot 5 maart 1770 een tussenstop gemaakt op Kaap de Goede Hoop. De kapitein heette Jan van Eysden. Op 27 mei 1770 waren ze in Batavia aangekomen.


Afbeelding 4 Pagina waaruit blijkt dat Jan Emmenes uit Leeuwarden provoost is op het schip de Alkemade

Ook zijn broer, Huibert van Emmenes, voer. Hij was op 29 oktober 1759 als scheepskorporaal, belast met toezicht en onderhoud aan wapens en wapensmid, uitgevaren vanaf Texel met het schip Vrouwe Petronella. Een scheepskorporaal werd ook wel 'kapitein des armes', wapensmid of zwaardveger genoemd. Dus ondanks wat de naam doet vermoeden was het geen militair, maar een ambachtsman. Een scheepkorporaal verdiende ongeveer 14 gulden per maand. Ter vergelijking: een soldaat verdiende 9 gulden en de kapitein 80 gulden per maand.


Afbeelding 5 Pagina waaruit blijkt dat Huybert Emmenes van Leeuwarden scheepskorporaal was in 1759 op de Vrouwe Petronella

Hij is een paar keer van Texel naar Batavia heen en weer gegaan op de Vrouwe Petronella onder verschillende kapiteins. Hij is uiteindelijk op 1 mei 1767 uit dienst gegaan in Azië. Wat er daarna met hem is gebeurd is niet duidelijk. De Vrouwe Petronella is in 1755 gebouwd voor de kamer van Enkhuizen op de VOC werf in Enkhuizen. Het had een lengte van 140 voet en een laadvermogen van 880 ton en een bemanning van 232 tot 250 koppen. Het schip is op 11 januari 1768 vergaan tussen twee eilanden aan de westzijde van de Ganges, toen het onderweg was naar Bengalen. De bemanning en de goederen zijn overigens geborgen. Uit een bericht van 4 juli 1766 bleek overigens de gebrekkige gesteldheid van het schip al. De meeste schepen van de VOC uit die tijd gingen ongeveer 15 jaar mee.

In de archieven is ook een Huybert Temmenes van Leeuwarden te vinden, welke als jongmatroos op 19 december 1757 in dienst treedt van de VOC op het schip Vlietlust, dat vanaf Texel via de Kaap de Goede Hoop naar Ceylon vertrekt.  De Vlietlust is op 7 mei 1758 aangekomen in Kaap de Goede Hoop en op 17 mei 1758 verder gereisd naar Ceylon. Het is naar alle waarschijnlijkheid een schrijffout en wordt ook hier Huybert Emmenes bedoeld. Huybert gaat op 23 juli 1758 uit dienst in Azië. De kapitein van de Vlietlust heette Jacob Zwart. Het schip had een tonnage van 1150, en was in Amsterdam gebouwd in 1752. Het had een lengte van 150 voet en is op 21 oktober 1774 uit de vaart genomen. Van de bemanning van 376 man overleden er tijdens de reis 89. 



Afbeelding 6 Pagina uit soldijboek van het schip Vlietlust, waaruit blijkt dat Huybert Temmenes uit Leeuwarden via Kaap de Goede Hoop naar Ceylon voer


Afbeelding 7 Het dek van een achttiende eeuws VOC-schip

Afbeelding 8 Voorbeeld van een fluitschip, zoals de Landskroon

Een halve eeuw eerder waren drie broers, Isack, Abraham en Simon Overneij, de zonen van dominee Johannes Overneij, hun voorgegaan als soldaat respectievelijk assistent van de (onder)koopman bij de VOC. Ook zij waren, zijdelings, familie van een voorvader, namelijk de kinderen van een oomzegger van Isaac Overneij. Zie daarvoor een eerder artikel.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- http://www.mpaginae.nl/At/Naamwyser1762.htm

- http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DAS/voyages?field_voynumber=7716

- https://www.pangaea.de

- http://resources.huygens.knaw.nl/das/detailVoyage/98620

- http://resources.huygens.knaw.nl/das/detailVoyage/95107

- https://www.vocsite.nl/schepen/detail.html?id=10568

- https://sejarah-nusantara.anri.go.id/marginalia_ships- 

- https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/1.04.02/invnr/3159/file/NL-HaNA_1.04.02_3159_0003


vrijdag 29 oktober 2021

Geleerde voorouders: Johannes Overney (Avernaeus)

Geleerde voorouders: Johannes Overney (Avernaeus) (No 16.864)

Dit artikel is het eerste uit een serie over mijn voorouders die als geleerde, bijvoorbeeld dominee of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Friesland.

Dit eerste artikel gaat over de familie Overney, een familie van predikanten.

Johannes Overney was priester en later van 1567 tot 1572 pastoor van de Sint Marienkirche in Warendorf, in de buurt van Münster. Hij kwam oorspronkelijk uit het bisdom Keulen. Dat hij pastoor was is een interessant gegeven gezien het celibaat. Het was echter tijdens de reformatie niet raar als een pastoor overging naar het gereformeerde geloof en trouwde en kinderen kreeg. Hij wordt ook als Johannes Aberney aangeduid. Als pastoor heeft hij in de vicarie (1) gewoond. Deze was gevestigd aan de Kloosterstraat 10 in Warendorf. De meeste inwoners waren calvinist of luthers, in elk geval protestant en het lijkt erop dat Johannes Overney als katholiek ook protestante kinderen doopte. In het boek Der Konfessionsstaat wordt Johannes een humanistisch opgeleide pastoor genoemd die naar het calvinisme neigde. In 1597 werd hij uit zijn ambt gezet en verliet hij Warendorf vrijwillig. Ook elders wordt hij Luthers gezind genoemd. 


Afbeelding 1 Plaats waar de vicarie heeft gestaan, Klosterstrasse 10 Warendorf, waar priester Johannes Overney tijdelijk gewoond heeft


Afbeelding 2 Warendorf in 1616, ets van Johan Gigas

Hij is daarna naar Lochem gegaan. Daar is hij van 1598 tot 1609 predikant geweest. Hij was ook predikant te Laren, wat daar vlak bij ligt. In Lochem heeft hij de hervormde gemeente heropgericht. In 1599 vroeg hij aan de provinciale synode, die in Harderwijk bijeenkwam, om terugbetaling van reiskosten, een gereformeerde koster in plaats van de katholieke waar hij nu mee zat opgescheept en een verhoging van zijn traktement welke "in deser duyrer tyt" slechts 300 gulden bedroeg. Hij kreeg daar de oude pastorie als woonruimte (de Wheeme of Wedemhof). Dit pand stond op de plek dat nu aangeduid wordt met Markt 9 in Lochem.



Afbeelding 3 Markt 9 te Lochem waar vroeger de Wheeme  (pastorie) stond waar Johannes Overnei woonde en  nu een slagerij gevestigd is

In 1609 is hij vervangen wegens ziekte en hij is uiteindelijk tussen 1 mei en 31 juli 1611 overleden. In het lidmatenregister staat zijn naam met de aanduiding "minister verbi dei" (Dienaar van het Woord van God), afgekort VDM, ter aanduiding van een predikant binnen sommige lutherse en gereformeerde kerken. De uitdrukking dateert uit de Tweede Helvetische Bekentenissen van 1562, waar de Zwitserse hervormer Heinrich Bullinger een credo formuleerde dat zich over de Duitstalige landen verspreidde. De hervormingstheologie van Maarten Luther was volgens hen niet compleet totdat Luther stelt dat Gods vergeving en rechtvaardiging werkt door het Woord van God, waardoor de pastoor een verbi divini minister wordt. Dit betekent dat Johannes inderdaad de overstap heeft gemaakt naar het hervormde geloof.


Afbeelding 4 Pagina uit het lidmatenboek van de Hervormde gemeente van Lochem met de vermelding van Johannes Overneus minister verbi dei

Het was een kleine gemeente in Lochem, ongeveer 100 leden. De Roomse kerk was er nog stevig vertegenwoordigd. In 1606 werd Lochem tijdelijk door de vijand bezet. De Lochemse burgerij had geen andere keuze dan zich over te geven aan de Spaanse veldheer Ambrogio Spinola, die in ruil voor de overgave godsdienstvrijheid bood. Drie maanden later werd Lochem heroverd door het Staatse leger onder leiding van Ernst Casimir van Nassau, een neef van prins Maurits. 


Afbeelding 5 De belegering van Lochem door Spinola in oktober 1606

Maar Lochem is door meer rampen getroffen. Het kerkgebouw en ook de Wheeme zelf brandden op 6 april 1615 af, net als de rest van de grotendeels houten stad, op vier huizen na. 

Van een zoon, Nicolaas Johannes Overney is weinig bekend, behalve dat hij in 1579 is geboren. Dat komt waarschijnlijk omdat hij niet de naam Overney gebruikte, maar zich Nicolaas Johannis of Klaas Jans noemde. Hij was predikant in Rijperkerk en Hardegarijp van 1600 tot 1616 en ging met emiraat in 1616. Hij is overleden na 1619.  Hij was gehuwd met Hiske Folkerts uit Goutum. In 1599 kocht hij een latijns talig werk over concilies. Hij had een zoon Jacobus Johannes Nicolaas Overney, geboren op 18 december 1599, overleden in 1672 en twee dochters Wytske, geboren in 1609 en Griet, geboren in 1610.       

Een tweede zoon, Johannes Overney (Avernaeus of Auernaei) wordt ook predikant. Hij is ook geboren in Warendorf, in 1567. Hij is overleden in 1629. Hij ligt begraven in Haskerdijken. Hij was in 1588 predikant in Marum. Van 1588 tot 1596 was hij predikant in Goinga. In 1598 is hij naar de classis van Franeker gegaan. Van 1596 tot 1601 predikant in Scharnegoutum in de Greate Tsjerke. Van 4 mei 1601 tot 1602 was hij predikant in Stavoren. Van april of mei 1602 tot 1605 was hij predikant in Wynaldum en tenslotte van 1605 tot 1629 predikant in Haskerdijken. Hij kreeg een pensie, uitkering: "Joannes Overney, predicant tot Hasschedijcken, voor sijn jaer pensie, boven de foedinge van vier koeyen te hoy ende te gras ende 't gebruick van de pastoors huisinge.", betaald uit de inkomsten van de in 1580 beslag genomen kloosters. In Haskerdijken volgende zijn zoon Jacobus hem na zijn dood op als predikant. Hij trad ook op als taxateur bij goederenscheidingen bij een overlijden.


Afbeelding 6 Grafsteen van Johannes Nicolaas Overney in Haskerdijken

Van 21 mei 1593 tot 4 mei 1601 was hij student aan de universiteit van Franeker. 


Afbeelding 7 Pagina uit het lidmatenregister van de hervormde kerk van Franeker 16 december 1593

De gewoonte om namen te latiniseren maakt het zoeken lastig. Hij wordt aan de universiteit Joannes Warendorpius Overnaeus genoemd. Elders wordt hij Johannes Overnejus of Averaeus genoemd. Hij was destijds niet de enige student die uit Duitsland kwam. Franeker had een goede naam als universiteit en trok veel studenten met een gereformeerde achtergrond. Op 21 mei 1593 is hij met zijn studie begonnen.


Afbeelding 8 De Universiteit van Franeker
 

In 1592 was hij ouderling van de synode van Leeuwarden. In 1605 is hij taxateur bij een goederen scheiding na een overlijden. Hij was getrouwd met Lysbeth Tyss Wittedochter. Hij had zes zonen, die allemaal predikant zijn geworden:

Johannes, geboren in 1602. Hij begon aan zijn studie in Franeker op 12 maart 1617. Hij was predikant van 1628 tot 1657 in Oudehorne, overleden 11 oktober 1657 te Oudehorne, Schoterland. Op 5 juni 1656 is Johannes te Pietersbierum getrouwd met Jancke Douwes uit Leeuwarden. Hij was in 1636 en 1650 lid van de Synode te Bolsward, 1651 lid van de Synode te Franeker en in 1654 te Leeuwarden.

Martinus, geboren in 1597, hij studeerde in vanaf 17 april 1617 in Franeker en hij was predikant van 1639 tot 1656 in Gaastmeer en van 1619 tot 22 oktober 1639 in Oppenhuizen. Hij is overleden op 18 februari 1656 in Gaastmeer en was getrouwd op 10 december 1620 met Aleida Gerbens. 

Abraham, geboren in 1605. Samen met zijn broers Isaak en Jacobus is hij op 13 september 1625 begonnen aan de studie theologie. In 1628 was hij nog student aan de universiteit in Franeker. Daarna was hij predikant in Scharnegoutum van 1634 tot zijn dood in 1681. Hij was getrouwd met Lijsbettie Roos op 28 juli 1633 in Leeuwarden en daarna met Richtje Alberts in 1640. In 1652 is hij vanuit de classis Sneek correspondent geweest naar Zuid-Holland. In 1674 werd hij afgevaardigd naar de Synode van Utrecht. Het verhaal gaat dat hij geen lijkredes mocht houden, maar het toch deed waardoor hij in aanvaring kwam met de Classis. Hij liet zich door een Classis niet censureren. De terugval in inkomen zorgde ervoor dat predikanten te lang doorgingen voordat ze met emiraat gingen. Dit was bij Abraham ook zo en hij was vergeetachtig geworden toen hij tenslotte om ontslag vroeg.

Isaak, geboren in 1609, en net als zijn broers Abraham en Jacob student in 1628 in Franeker. Daarna was hij predikant van 1632 tot 1639 in Suawoude en van 1639 tot 1654 in Oppenhuizen. In 1626 studeerde hij in Franeker. Hij was getrouwd met Aaltie Pieters de Falck uit Leeuwarden op 11 mei 1633 in Leeuwarden. Op 10 april 1640 werd hij lid van de Classis. Hij is overleden op 3 januari 1654. Isaac en Abraham waren beide lid van de studentenvereniging ex gymnasio Leovardiensi. Zijn zoon heette ook Abraham en doopte in Sneek.

Petrus, geboren in 1607 en overleden op 7 oktober 1667. In 1659 studeerde hij in Franeker. Hij kreeg regelmatig geld om zijn studie te kunnen betalen. Op 25 april 1662 kreeg hij van de Staten van Friesland een premie: "voor  die  gene,  die — sich  soude  willen  laten  promoveren  tot  Magister Artium,  doch  dat  sulx  publice  soude  moeten  geschieden". De Staten oordeelden dat hij zeer geschikt zou zijn : "Petrus Overnej stud. tot Franeker geaccordeert tot sijn promotie publicq tot Magister artin boven d'geconsenteerde hondert daelers noch hondert £ alsoo te samen a 250 £" . Hij promoveerde er tot Magister artin. Hij was dominee in Gaastmeer van 1656 tot 1667. Hij heeft ook een geslachtswapen laten maken. 

Afbeelding 9 Familiewapen Petrus Overneij, Liber collegii Franequerensis fundati MDCLXI, tresoar 413 HS

Wellicht is Petrus het meest avontuurlijk geweest. Hij is als scheepspredikant op het schip gaan varen. Hij heeft echter de pech gehad dat hij in de tweede Engels-Nederlandse oorlog (1665-1667) terecht kwam en gevangen genomen werd. Hij schreef daarom een brief, in het latijn, aan de dominee van de Dutch Church aan de Austin Friars in Londen om hen te vragen om te bemiddelen om hem vrij te krijgen. Hij legt in de brief uit dat hij een predikant was, een Master of Arts, aan boord van een Nederlands schip genaamd Frisia. Maar toen dit werd verbrand, werd hij eerst als gevangene vastgehouden in Ipswich, daarna in Colchester en ten slotte in Chelsea College, de ergste en meest verderfelijke van alle gevangenissen.



Afbeelding 10 De tekst van de brief van Petrus Overneij in het latijn van 30 september 1665

De Tweede Engels-Nederlandse oorlog (1665-1667)
Wegens een verschil van mening over het financiële beleid werd er in Friesland op 5 mei 1597 beloten tot het oprichten van een eigen admiraliteit. Daartoe werd op 14 juni van dat jaar door de Staten-Generaal besloten. Ook de Groningers betaalden eraan mee. Deze Fries-Groningse admiraliteit werd gevestigd in Dokkum. Later werd de admiraliteit naar Harlingen verplaatst, vanwege de benodigde diepgang van de grotere schepen. Bij het uitbreken van de oorlog verzamelde het Friese eskader zich bij Texel. De bemanning was voornamelijk geworven onder zeelui van de koopvaardij.  Op 24 mei voer de vloot uit. De schepen 'Zevenwolden', 'Groeningen', 'Prinses Albertine', 'd'Elf Steden', 'Westergo', 'Omlandia', 'Frisia', 'De Postillon van Smirna', 'Hollandia' en 'Oostergo' met een gezamenlijke bemanning van 2279 matrozen en 700 kanonnen vertrokken. Zonder dat het tot een groot treffen kwam doorkruiste de vloot de Noordzee waarbij verschillende Engelse schepen tot zinken werden gebracht.

Onder leiding van Michiel de Ruyter werd door onder andere Friese schepen in 1666 slag geleverd bij Duinkerke in de Vierdaagse Zeeslag. In totaal verloren de Engelsen tien schepen en 2800 man, tegenover de vier schepen en de tweeduizend man die de Nederlanders verloren. In de Tweedaagse Zeeslag sneuvelden Tjerk Hiddes en Coenders en werd de Friese vloot zwaar beschadigd. Het bevel over het Friese flottielje kwam nu feitelijk bij Enno Doedes Star te liggen.

Ook in het laatste jaar van de Tweede Engelse Oorlog, 1667, bleef de Friese Admiraliteit actief schepen uitrusten. In de Tocht naar Chatham leverde de Admiraliteit een bescheiden bijdrage. De vloot kwam aanvankelijk te laat aan, maar wist met schepen als de Groeningen (tussen de 276 en 300 bemanningsleden en zeventig stukken geschut) onder leiding van Star toch een bijdrage te leveren.

De Slag bij Lowestoft
Er zijn meerdere schepen geweest met de naam Frisia, zo is er een schip met die naam in 1653 bij de driedaagse zeeslag bij Portland de lucht in gevlogen, maar het schip dat hier bedoeld wordt is gebouwd in 1653 en had aanvankelijk 34 kanonnen aan boord, later uitgebreid tot 42 stukken. Omdat er ook een ander schip was met de naam Frisia, werd dit schip aangeduid met Klein Frisia. Het had 155 man aan boord. In 1665 stond het onder leiding van W.J. Beijma en deed het mee aan de slag bij Lowestoft op 13 juni 1665. Tijdens de slag vloog het schip in brand en 100 man sprongen van boord en werden door de Engelsen gevangen genomen. Ook de Friese admiraal Auke Stellingwerf sneuvelde in deze slag als bevelhebber van het vierde eskader (4) op de Zevenwolden, waaronder ook de Frisia viel. De arme man werd door een kanonskogel in tweeën geschoten. Hij was nog geen 30 jaar oud. Van de 103 Nederlandse schepen gingen er 17 verloren waaronder het vlaggenschip Eendragt dat met admiraal Jacob van Wassenaer Obdam de lucht in ging toen de kruitkamer een voltreffer kreeg. In totaal waren 2000 zeelieden door de Engelsen gevangen genomen. 



Afbeelding 11 De slag bij Lowestoft 13 juni 1665

De Frisia was was 120 voet lang en 11¼ voet breed. De lengte-breedte verhouding geeft aan dat de Frisia nog is gebouwd als de traditionele Nederlandse fregatten. Het was een zeer ranke schip. De Engelse schepen waren breder en daardoor voor het geschut stabieler.  Dit fregatschip heeft vlakke en niet oplopende dekken. De geschutspoorten lopen niet met de berghouten mee maar zijn er op enkele plaatsen doorheen geboord, waardoor het langsverband werd afgezwakt.  Bij de slag werd het schip door branders in brand gestoken. Ook Beijma was met een deel van de bemanning van boord gesprongen, door de Engelsen gered en gevangen gezet. 65 man bleven aan echter boord. Het schip werd zonder masten door Zeeuwse oorlogsschepen binnen gesleept. In augustus 1665 was het alweer hersteld. Op 4 en 5 augustus 1666 deed het schip met als kapitein Jan Pietersz. Vinkelbos onder commando van Jan Evertsen en Michiel de Ruijter mee aan de Tweedaagse zeeslag. Op 21 juni 1667 voegde het schip met als kapitein Yde Hilkesz. Kolaert zich bij de vloot van Michiel de Ruijter die op weg was naar Chatham. 

Afbeelding 12  Klein Frisia, Wigerus Vitringa, inkt op ivoorkleurig paneel, Fries Scheepvaartmuseum

Zoals hierboven beschreven werd Petrus uit zee gered en werd hij gevangen gezet. Uit brieven en berichten van diplomaten blijkt dat de omstandigheden waaronder de Nederlandse zeelieden en soldaten werden vastgehouden erbarmelijk waren. Dit had meerdere oorzaken. Het waren veel gevangenen en de logistiek was daar niet op afgestemd. Er was een chronisch gebrek aan geld en Engeland had andere zorgen met de Great Plague en de Grote brand in september 1666 die London voor een deel in de as legde. Daarnaast was er een felle propaganda oorlog gaande tussen de twee landen en werden de Engelse gevangenen in Nederland niet veel beter behandeld. De situatie in Chelsea College was dramatisch: "...die of hunger, thirst, cold and other deprivations, that are worse than quick death by water, fire or the sword ... in inconceivable numbers ... which is a violation of the Rights of Nations...” De gevangenen moesten op stro in de buitenlucht slapen zonder beschutting. Velen van hen werden ziek. Een Nederlandse delegatie probeerde wel kleding en medicijnen en citroenen tegen scheurbuik te leveren, maar dat ging moeizaam. Een aantal gevangenen werd te werk gesteld wat hen de kans gaf om te ontsnappen. Deze ontsnapte  gevangenen zochten vervolgens hulp om terug naar Nederland te kunnen gaan. Andere gevangenen werden geruild tegen Engelse gevangenen. In beide gevallen hielp en bemiddelde de Nederlandse Gemeenschap in Engeland.  Dit werd gecoördineerd door de Church of Austin Friars, een protestantse gemeenschap in Londen die de goedkeuring had van Oliver Cromwell. Repatriering van gevangenen ging via Vlaanderen. De Church of Austin Friars was in 1550 door Nederlandse vluchtelingen opgericht en was daarmee de oudste Nederlandse protestantse gemeenschap ter wereld. Het was aan deze kerk waaraan Petrus zijn noodkreet had gericht. Of hij inderdaad via bemiddeling van deze kerk is vrijgelaten of op een andere manier naar Nederland is teruggekeerd is niet bekend. Waarschijnlijk heeft hij moeten wachten tot de Vrede van Breda was getekend op 31 juli 1667. Artikel X van het Verdrag van Breda specificeerde ‘dat gevangenen aan beide zijden, van welke graad, waardigheid of toestand ze ook zijn, zullen in vrijheid worden gesteld, zonder losgeld of enige andere prijs voor hun vrijheid, mits betaald wordt voor schulden die zij hebben aangegaan voor voeding. Dit werd door beide partijen anders uitgelegd en leidde tot financieel getouwtrek en en een soort koehandel waarbij bijvoorbeeld een kapitein zou worden uitgewisseld voor tien gewone zeelieden en een kapelaan voor drie. Al met al duurde het tot december van het jaar tot alles was afgehandeld. Bronnen spreken elkaar tegen. In een bron staat dat hij is overleden op 10 juli 1667. Hij zou dan eerder vrij zijn gekomen, maar heeft dan niet lang van zijn vrijheid kunnen genieten. In een ander bron wordt echter het jaar 1672 genoemd. Hij zou op 3 november 1672 in Gaastmeer zijn overleden. In een derde bron staat dan weer dat de kleine dorpjes Noorder- en Zuiderdrachten samen met Boornbergum en Kortehemmen een kerkelijke gemeente vormden en dat na de aanleg van de Drachtstervaart in 1641 en de daarna op gang gekomen bevolkingsgroei in Drachten de behoefte gevoeld werd om een eigen gemeente te stichten. In 1667 was het zover. en was Petrus Overney als de eerste predikant van de nieuwe gemeente beroepen. Hij werd in 1674 opgevolgd door Jacobus Duursma. 

Jacobus, tenslotte, is geboren op 18 december 1599 en was in 1628 student aan de universiteit van Franeker en daarna predikant van 1630 tot 1646 in Haskerdijken en van 1646 tot 1671 in Pietersbierum. Hij schijnt enkele malen moeilijkheden met de classis te hebben gehad wegens dronkenschap. Hij was getrouwd op 26 juli 1660 met Lysbeth Edes Wiarda uit Heerenveen. In 1663 was hij schoolmeester in Schalsum. Hij is overleden 10 mei 1672. Hij twee zoons, een genaamd Minne Jacobs Overney, geboren in 1645. Deze werd schoolmeester in september 1633 in Schalsum en de ander David Jacobsz Overney geboren in 1640 en overleden in 1672.  

Kaap de Goede Hoop

Een ander met de naam Johannes Overney (ook wel Overnaijs), en niet te verwarren met "opa Johannes II en bet-overgrootvader Johannes I", was de kleinzoon van Johannes II. Ook hij werd predikant. Hij was dus oomzegger van Isaac, de vader van Petrus de klokkengieter en voorvader en zoon van Jacobus. Deze Johannes is dus geen voorvader, maar wel familie en zijn leven is interessant genoeg om er aandacht aan te schenken. Op 25 april 1656 heeft hij belijdenis gedaan. 


Afbeelding 13 Pagina van het lidmaatboek Franekeradeel waaruit blijkt dat Johannes op 25 april 1656 belijdenis heeft gedaan en schoolmeester was in Schalsum

Johannes is leraar in 1671 in Franeker. Daarvoor was hij schoolmeester in Schalsum van 1656 tot 1662. "Joannes Overnaijs, student, verscheen 22 Maart 1655 voor de klassis van Amsterdam en verzocht praeparatoir te worden geëxamineerd, om te zijner tijd te worden gezonden naar O.-Indië, daartoe inleverende zijne kerkelijke en academische attestatiën, welke gelezen en goedgekeurd zijnde, is hem zijn verzoek toegestaan en ter verklaring opgegeven de tekst Joh. 4 : 29".  Hij is de zoon van Jacobus Overney. Hij is in 1678 getrouwd met Berber (Barbara) Sijmonsdochter Rottinga uit Leeuwarden. In 1678 gaat hij naar Kaapstad (Zuid-Afrika) en kom daar aan op 17 oktober 1678. Op 18 oktober 1678 wordt hij daar tot predikant aangesteld. Hij was eigenlijk met het schip Het Wapen van Alkmaar (2) op weg naar Oost-Indië, maar toen hij de Kaap aandeed, verzocht men hem zeer dringend hier te blijven daar de gemeente al veertien maanden "herderloos" was. 


Afbeelding 14 Het Wapen van Alkmaar, een pinas, gebouwd in 1671

Johannes willigde in en was zeer ingenomen met de plaats en zijn werk. Dit is wat hij onder andere aan de Classis Amsterdam rapporteerde: "De E. Achtb. Raad heeft mij de eere gedaen ende versogt hier te blyven, t’welck van mij ooc met een gewillige genegentheid is aengenomen, verhopende dat de opperherder J. Chr. mij met zijn kragt en gaeven sal aendoen, om deselve als een onberispelyck voorbeelt voor te gaen en Hem veele sielen toe te brengen. Ick dancke mijn Godt dat Hy my hier gebragt heeft, also ick ten liooghsten vergenoeght ben ; want hier een tamelycke gemeente, en burgerlyck volck, en hier is een fraei man die het opperhooftschap bekleedt en een zeer ordentelycke regeeringe, en kan alsnog niet anders vermercken — sonder roem gesproken — als een goet genoegen." 


Afbeelding 15 Kaap de Goede Hoop met de tafelberg in de achttiende eeuw

Een van die eerste dingen die hij deed, was om aan die Classis van Amsterdam te schrijven en om inlichtingen te vragen in verband met de doop van slavenkinderen die uit heidenouders geboren zijn maar door Christenen zijn opgevoed. Hij trok zich kennelijk het geestelijk lot van de slaven aan. De Classis van Amsterdam had daar geen oren naar, naar het schijnt omdat deze bang was om vervolgens geconfronteerd te worden met het dilemma dat christen zijn en slaaf zijn niet samen kunnengaan.

Johannes was de achtste predikant die ze in Kaapstad sinds de stichting van de kaapkolonie hadden. Hij woonde in de helft van een huis dat een luitenant, genaamd Jan Baptista Dubertine voor zichzelf had laten bouwen met bouwmateriaal van de VOC. De Commissaris-generaal van Reede was daarachter gekomen en had de luitenant wegens corruptie ter dood willen veroordelen. Een aantal dames van de Kaap waren het daar niet mee eens en kwamen voor de luitenant op, waarop van Reede de man maar naar Mauritius verbannen heeft. Het fraaie huis werd vervolgens aan de predikant ter beschikking gesteld. Van Reede droeg verder het toezicht op het onderwijs aan slaven aan de zorgen van Overneij op.

Afbeelding 16 Lijst met predikanten van Kaap de Goede Hoop

Stellenbosch

In 1686 werd door Johannes Overney in Stellenbosch een afzonderlijke gemeente gesticht. Hij hield er de eerste dienst "in een der best gelegene en bekwaamste Vrijmans Woningen", op zondag, 13 oktober 1686 en preekte over Jes. 52: 7:"Hoe wonderlijk klink op die berge die voetstappe van hom wat die goeie boodskap bring, wat vrede aankondig, wat die goeie tyding bring, wat redding aankondig. wat vir Sion sê:"Jou God is Koning! en doopte drie kinderen. Sinds de stichting van de gemeente ging hij er alle drie maanden heen om de diensten waar te nemen. In februari van het jaar daarop werd de hoeksteen van een eerste kerkgebouw gelegd. Daar de samenwerking zeer hartelijk was, ging het 
zeer voorspoedig met het bouwen. Vooral de Gouverneur, Simon van der Stel, naar wie het dorp is genoemd, toonde grote belangstelling in de zaak. Johannes Overney had een redelijke relatie met gouverneur Simon van der Stel. De kleine kerk, niet meer dan een soort loods, was met lokale stenen gebouwd en met witkalk geschilderd. Het zadeldak was met stro bedekt. In december 1710 brak er een brand uit waarbij ook de kerk afbrandde. Op vroege tekeningen staat het kerkje getekend met een klokkentoren.  




Afbeelding 17 Een kaart van de Kaap 


Afbeelding 18 Stellenbosch in de achttiende eeuw


Afbeelding 19 Stellenbosch in 1705

Op 23 februari 1687 voelde Johannes zich gedwongen om vanaf de kansel op te roepen tot het staken van het verspreiden van geruchten dat hooggeplaatsten geprofiteerd hadden van de plundering van een wrak, genaamd de Nossa Senhora de los Milagros. Het was een zaak die werd omgeven door veel controverse en mysterie. De Nossa Senhora de los Milagros was een Portugees schip met 30 kanonnen en 150 manschappen, onder bevel van Don Emmanual Da Silva, een goede vriend van de Portugese koning. Het schip was op weg van Goa in India naar Portugal, met geschenken van koning Phra Narai van Siam toen het verging bij Kaap Agulhas. Afgezien van een grote bemanning waren er drie jezuïetenpriesters en drie Siamese ambassadeurs als passagiers aan boord. De Portugese officieren realiseerden zich dat er weinig hoop was om het wrak te redden en droegen hun rechten op het schip over aan de Compagnie. Simon van der Stel stuurde onmiddellijk een bergingsploeg van zeven man, bestaande uit luitenant Olaf Bergh, de Fiscaal Johannes van Keulen, en enkele mannen onder wie Arent Hendricks. Bergh ging aan boord van het wrak en werd gevolgd door vier andere leden van de partij. Aan boord werden ze verrast toen ze een jonge slaaf, Antonius van Mocambique genaamd, aantroffen die de bezittingen van zijn meester, pater Joseph de la Graria, bewaakte. Vanwege de ruwe zee bleef Olaf Bergh twaalf dagen op het wrak en in het licht van latere gebeurtenissen kan alleen worden geraden wat er in die periode is gebeurd. Toen de groep terugkeerde, leverden ze wat waardeloze spullen in. De goede stukken verkochten ze in Kaapstad, waarna ze gingen gokken en feestvieren van de opbrengst. Gouverneur Van der Stel liet de hele groep arresteren. Beschuldigingen en geruchten waren wijdverbreid en velen in hoge posities aan de Kaap bevonden zich onder verdenking. Ook Johannes Overney bevond zich du in de niet benijdenswaardige positie om vanaf de kansel van zijn kerk te moeten getuigen van de onschuld van hoog geplaatsen. Er werd ontdekt dat een waardevol gouden kruis met acht diamanten, een zilveren filigrein geurbol en een rozenkrans waren verkocht aan een van de bewoners door een van de bergers, Arent Hendricks. En in de tuin van Olaf Bergh heeft men een voorraad scheepsbuit opgegraven, waaronder een fles met muskus. Hoewel Bergh later zijn aandeel in de diefstal toegaf, betrok hij Van der Stel zeer onvoorzichtig bij de zaak door te stellen dat hij mondeling aangifte had gedaan bij de gouverneur die hem had geadviseerd over de zaak te zwijgen. Bergh erkende het bezit van enkele van de gestolen artikelen, werd veroordeeld en opgesloten op Robbeneiland. De Kamer van Zeventien gaf hem uiteindelijk de keuze om met zijn vorige rang naar Ceylon te gaan of als vrije burger aan de Kaap te blijven. Bergh koos voor Ceylon, waar hij zich kennelijk positief onderscheidde, want later kwam hij terug als kapitein. 

Johannes overleed in 1687 in Kaapstad aan de gevolgen van koorts. Na zijn dood werd gouverneur Van der Stel peetvader van enkele van zijn zes kinderen. Na zijn dood werd nog een kind geboren, dat naar zijn vader werd genoemd, Johannes. De weduwe van Johannes, Barbara Simons Rottinga, werd in 1688 bedreigd door een dronken smid, genaamd Berndt Burger. Uit het verslag van de rechtbank van 3 maart 1688: "die beskuldigde omtrent 3 weke gelede aan huis van die tapper van Kaapse wyne hom dronk gedrink het en nie ontsien het om oproer in die huis te veroorsaak en die vrou van die huis ‘n vuishou in die gesig te gee nie, asook haar bowendien nog, benewens die weduwee Overneij, met ‘n ontblote mes te dreig, en gepoog het om hulle na buite te lok, - om na alle waarskynlikheid hulle daarmee aan te val". De man werd veroordeeld tot een geldboete en tot geseling in het Kasteel die Goeie Hoop. De weduwe van Johannes is overigens later hertrouwd met een boer, genaamd Henrik Persyn van Leyden, die later door wilde dieren (genoemd wordt een tijger, maar het was waarschijnlijk een leeuw) is gedood. 

Uit bovenstaande blijkt wel dat het een gevaarlijke omgeving was waarbij alle zeilen bijgezet moesten worden om te overleven. De kolonie was nog steeds vrij klein en bestond in 1688 uit:

Christenen:
Mannen:    254
Vrouwen :   88
Jongens:    119
Meisjes:    112
Bedienden: 39

Slaven:
Mannen:   230
Vrouwen:   44
Kinderen:   36

In totaal dus slechts 922 mensen.

De eerder genoemde Utrechtse edelman H.A. van Reede tot Drakestein heeft in 1685 als Commissaris-generaal van de Oost-Indische Compagnie drie maanden aan de Kaap doorgebracht. Hij heeft toen een dagboek bijgehouden met daarbij als bijlage een ‘Generaele rolle van alle Compagnies dienaren alhier aen Cabo de Bonne Esperance met aenwijsing van ijders qualiteijt, mitsgaders hoeveel tractement en costgelden deselve maendelijx genieten.’ Bovenaan staat de Commandeur Simon van der Stel met een gage van 150 gulden en 20 realen costgelden. Dan volgt Ds. Johannes Overneij van Franeker met 100 gulden en 13 realen. Bovendien kreeg hij een extra toelage van 20 gulden per maand, toen Van Reede hem belastte met de pastorale zorg voor het kortgeleden gestichte Stellenbosch. Uit het journaal van Van Reede:

SCHOOL TE STELLENBOSCH. TRACTEMENT VAN DS. JOHANNES OVERNEIJ VERHOOGD.
Voor de jeugd en de kinderen der inwoonderen aldaer was den Commandeur gelast een bequame schoole te doen maeken, ten eijnde deselve als in een wildernisse niet en mogten verwilderen, waertoe de bouwluijden aldaer gehouden waren als ten haren opsigten geschiedende mede de hand te bieden.
Ende dewijle den Eerwaerde predikant Johannes Overneij veel moeijten en sorge nam dese plaetse van de Caep of te gaen besorgen en sacramenten te bedienen, en desselfs verbonden tijt langh g'eijndigt sijnde, is denselven op approbatie van onse Heeren en Meesters toegeleijt f 120. per maent, en daervan acte uijtgegeven op folio 293 ingeschreven.

Dat was redelijk goed betaald. Een kapitein kreeg slechts 80 gulden en 13 realen, een sergeant 24 gulden en 4 realen, een corporaal 14 gulden  en 1 reaal, en een soldaat slechts 9 gulden en ¾ reaal. Door deze karige bezoldiging van deze laatsten werd de door de Compagnie verboden particuliere handel en corruptie in de hand gewerkt.

Dat voor deze salarisverhoging het ook voor Johannes Overneij sappelen was blijkt uit het feit dat hij op een veiling in 1681 ’n dosie met “lapjes en guirlande"' kocht. 


Afbeelding 20 Stellenbosch en omgeving

Evangelisatie

Hoewel de Nederlandse Hervormde kerk in het "moederland" geen serieuze poging deed om haar leden of voorgangers ervan te weerhouden van slavendiensten gebruik te maken, toonden verschillende godsdienstige voormannen in kerkelijke instellingen al vroeg belangstelling voor evangelisatie onder de negers. In 1644 werd verklaard dat slaveneigenaren er zorg voor hadden te dragen dat hun slaven in de Christelijke godsdienst werden onderwezen en alle negers tijd moesten hebben op een geschikte plaats bijeen te kunnen komen om onderwijs uit een catechismus te ontvangen. Ook stelde de classis van Amsterdam in oktober 1648 een memorandum op, waarin de directeuren van de West-Indische Compagnie werd verzocht regelingen te treffen voor onderricht aan de negers. Ds. Johannes Overney van Kaap de Goede Hoop verklaarde omstreeks 1679, dat alhoewel de negers "slaven waren, het mensen blijven en door ons uit hun slavernij niet in een slechtere, maar in een betere positie dienen te worden gebracht".

Dat klinkt nobel, maar hij had zelf ook slaven in zijn bezit. Op 26 januari 1679 werd Steven, door Rebecca van Baelbergen, de weduwe van de dominee welke Johannes Overneij had opgevolgd, Petrus Hulsenaer, door Johannes Overneij voor 80 Rand gekocht en op 10 mei 1679 verkocht hij een slaaf genaamd Jobique voor 40 Rand. (3). 

Johannes had, zoals hierboven aangegeven, zeven kinderen: Jacobus, geboren 19 februari 1679, Simon, geboren 6 april 1681, Abraham, geboren 26 maart 1684, Isaack, geboren 11 juni 1685, Eusebia, geboren 3 mei 1682, Johannes, geboren 16 november 1687 en Daniel 15 september 1686.

Afbeelding 21 VOC vlag 

Isaack Overneij trad op 7 mei 1709 in dienst van de VOC als soldaat op het schip Huis te Rozenburg. Op 15 januari 1710 kwam het schip in Batavia aan. De schipper heette Theunis Gerbrands. Het Huis te Rozenburg was een fluitschip en is in 1702 op de VOC werf in Amsterdam. Het schip was 130 voet lang en had een laadvermogen van 576 ton en een bemanning van 125 tot 150 koppen. Het is op 8 oktober 1720 voor 1.525 rijksdaalders verkocht. 


Afbeelding 22 In diensttreding van Isack Overneij bij de VOC

Simon Overneij is geboren in 1681. Hij is gedoopt op 6 april van dat jaar in het bijzijn van gouverneur Simon van der Stel en zijn vrouw. 


Afbeelding 23 Pagina uit het doopboek van Kaapstad 1665-1695, zowel Simon al Eusebia staan er op vermeld, beide gedoopt met als getuige gouverneur Simon van der Stel

Hij trad op 14 november 1707 in dienst van de VOC als assistent van de (opper)koopman op het schip Schagerhaan. Dit schip ging naar Ceylon. Op 11 oktober 1708 kwam het schip aan in Ceylon. De Schagerhaan is door de Fransen op 16 augustus 1709 op de Malarbarkust bij Wingurla tijdens de Spaanse successie oorlog in het verre Oosten buitgemaakt met 25 man aan boord. Het schip had een tonnage van 180, dus het was een klein schip. Het was 85 voet lang. Of Simon toen nog aan boord was en hoe hij het ervan afgebracht heeft is onbekend.


Afbeelding 24 In diensttreding van Simon Overneij bij de VOC

Ook Abraham Overneij trad op 4 november 1708 in dienst van de VOC als assistent van de (opper)koopman op het schip Meervliet. De Meervliet was een fregat (of jacht) van 100 voet en in 1706 gebouwd op een werf in Amsterdam. Het had een bemanning van 50 zeevarenden en 47 soldaten. Het had een tonnage van 210 en de kapitein heette Laver de Hayman. Het schip was van 2 maart tot 24 maart 1709 in Saldanha Baai en kwam op 25 juli 1709 aan in Batavia. Tijdens de reis overleden er 5 zeevarenden. Op 3 augustus 1709 is hij in Azië uit dienst gegaan. De Meervliet is op 23 oktober 1720 voor 240 rijksdaalders verkocht.


Afbeelding 25 In diensttreding van Abraham Overneij bij de VOC

Voordat hij in dienst ging bij de VOC zal hij in 1705 in of in de buurt van Stellenbosch hebben gewoond. Zie daarvoor het dagboek van Adam Tas over 4 januari 1706: "Des avonds quam Mr. Overneij hier. Hij bragt de groetenis van den Landdrost en Verseil en bleef t' mijnen huijse eeten en slaapen.

Dingsdag den 5e. 

Dingsdag den 5e. 'smorgens betoogen lugt met N. wind; 't reegende nog al bij buijen. Deesen morgen is Overneij met zijn pakje onder den arm na Stellenbosch gewandelt. Hij seide datse deesen dag van meening waaren na Drakenstein te rijden om aldaar op te neemen."  Abraham Overneij was een gecommitteerde voor de VOC belast met het jaarlijks opnemen van de bezittingen van de kolonisten.

Stellenbosch is op 6 november 1679 ontstaan.  In de woorden van Simon van der Stel, de naamgever: “Behalwe die gemelde landstreek Hottentots-Holland het sy Edele nog ’n sekere landstreek wat ongeveer 3 tot 4 uur daarvandaan geleë is, gaan besigtig. Dit bestaan uit ’n gelyke vallei wat etlike duisend morg pragtige weiland bevat, wat ook baie geskik is vir akkerbou. Deur die vallei loop ’n baie indrukwekkende vars water rivier die walle waarvan met pragtige hoe bome versier is en die bome is uiters geskik vir timmer- en brandhout. In die rivier is ook ’n klein eilandjie ontdek waar die water rondom stroom en wat ook met pragtige hoe bome begroei is. Daar het die Edele kommandeur vir die nagsy rus geneem en aangesien geen vorige ‘opperhoofd’ nog ooit van te vore hier was nie, het hy dit Stellenbosch genoem.

Van der Stel gaf grond aan kolonisten die er wilden boeren. In 1680 kwamen er 8 families naar de streek en in 1684 woonden er 40 gezinnen in Stellenbosch. In 1688 woonden er 256 vrijburgers (4) in Stellenbosch en in 1700 was dit aangegroeid tot 359. De bedoeling was dat Stellenbosch een landbouwkolonie was ter ondersteuning van de Kaap. Maar de stichting en uitbreiding van Stellenbosch was een trendbreuk. Daarvoor was de Kaap slechts een bevoorradingsstation. Met de uitbreiding naar Stellenbosch was de kolonisatie van Zuid-Afrika pas echt begonnen.

De Vrijburgers moesten jaarlijks een tiende van hun oogst inleveren in ruil voor het gratis stuk land. De landdrost, een bezoldigde VOC ambtenaar, die onder andere verantwoordelijk was voor het wegennet, het uitroeien van gevaarlijke wilde dieren, onderhoud aan bruggen en was hij hoofd van de politie. Hij werd daarbij ondersteund door Heemraad. Een Heemraad was een vergadering van vrijburgers, een soort gemeenteraad.

Afbeelding 26 Kaart van Stellenbosch vlak na de stichting ervan

Simon van der Stel bleef een speciale band houden met Stellenbosch. Ieder jaar vierde hij er zijn verjaardag. Op 14 oktober 1686 op de Braak, het centrale plein in Stellenbosch, moet de gouverneur op een verhoging hebben gestaan en naast hem stond predikant Johannes Overney en luitenant Olof Bergh. De voornaamste ingezetenen mochten vervolgens de gouverneur gelukwensen met zijn verjaardag. Tegelijkertijd was er een kermis (vrijmarkt) met het Papegaaischieten als hoogtepunt.

Jacobus Overneij, de oudste zoon, ging niet varen. Hij werd veeboer. Hij woonde in de buurt van de klein-Bergrivier, en vierentwintig rivieren, een onherbergzaam gebied ten noorden van Kaapstad, in de Westkaap. In 1706 woonde hij  nabij de bergrivier en vanaf 1708 tussen de klein-Bergrivier en de Vier-en-twintig Riviere. Hij had in 1709 toestemming gekregen om met zijn vee aan de oostkant van de Picketbergh aan de Crommerevier te verblijven. Aldaar schijnt hij bijna een kleine oorlog te hebben ontketend. Het verhaal begint met een waarschuwing van zijn kant dat 4.000 tot 5.000 Groot-Namakwas in aantocht waren en waarvan de voorhoede de olifantsrivier al had overgestoken met als doel de blanken en een aantal Hottentot kapiteins (bevriende relaties van de VOC) aan te vallen. Hij vluchtte samen met de Hottentot kapiteins over de Bergrivier richting het Swartland. Ook andere boeren vluchtten mee. Uit later onderzoek bleek dat Jacobus Overneij samen met drie Hottentots een paar maanden eerder over de olifantsrivier waren getrokken om met de Klein-Namakwas olifantstanden te ruilen. Nadat de transactie beklonken was wilde Jacobus ook nog vijf vaarsen (jonge koeien) hebben. Dat kon volgens de Klein-Namakwas niet, omdat die toebehoorden aan de Groot-Namakwas. Daarop had Jacobus de beesten met geweld aan zijn kudde toegevoegd. Of dit waar is of niet, het gerucht dat de Groot-Namakwas wraak wilden nemen was geboren en er werd daarom een commando gevormd van soldaten en burgers uit de Kaap onder leiding van luitenant Kaje Jesse Slotsboo. Aan het commando sloten zich nog vier loyale Hottentots kapiteins met 55 man, gewapend met pijl en boog en assegaai aan, zodat het legertje tenslotte uit 181 man bestond. Ze vertrokken op 17 oktober en na 40 dagen zoeken naar een vijand en 300 km verder gaven ze het tenslotte op. Nergens was een vijand te bekennen. Jacobus werd eens stevig ondervraagd en hem werd later, in november 1712, een ander stuk land toegewezen, bij de Boesmanrivier, dichter bij Kaapstad, waar hij zijn vee mocht weiden, verder weg van eventueel boze buren...

In het conflict in 1706 tussen een aantal vrijburgers, waaronder Adam Tas, en de gouverneur Willem Adriaen van der Stel, welke van corruptie beschuldigd werd, had Jacobus door middel van een ondertekende steunbetuiging voor Van der Stel partij gekozen. Dit lijkt me ook vrij logisch, aangezien de vader van Willem, Simon van der Stel, van hem of in elk geval van enkele van zijn broers peetvader was. Bij de doop van zijn broer Simon Overneij was de vader van Willem, Simon van der Stel met zijn vrouw, Cornelia Six, ook aanwezig geweest. Bij de doop van Abraham Overneij was Willem van der Stel met zijn vrouw Maria de Haese aanwezig. Overigens werd Willem van der Stel kort daarna van zijn functie ontheven, dus er zal wel iets waar zijn geweest van de klachten over corruptie.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Vicari is een term die eeuwenoud is welke een betekenis had in de katholieke kerk. Oorspronkelijk was de vicarie in de Middeleeuwen een afgezonderd vermogen waarvan de opbrengst bestemd was voor het levensonderhoud van een priester. Deze vicaris moest daarvoor aan een bepaald altaar een of meer heilige missen opdragen, in gebeden bepaalde personen gedenken en eventueel nog andere, in de stichtingsbrief opgedragen, taken uitvoeren. De inkomsten van zo’n vicarie werden gegeven aan een door de collator uitgekozen vicaris die formeel door de geestelijke overheid (de bisschop) in dit geestelijk ambt werd gesteld. De collator was de stichter of zijn opvolger, die het collatierecht had (ook patronaatsrecht genoemd). De vicaris was dan bezitter van de vicarie geworden onder de verplichting de vicariegoederen te beheren en die daarvoor kon optreden in het rechtsverkeer.

(2) Johannes Overney vertrok op 21 mei 1678 met het schip Wapen van Alkmaar vanaf Texel en kwam op 17 oktober 1678 in Kaap de Goede hoop aan. Hij was op weg naar Indië. Het Wapen van Alkmaar was een zogenaamde Pinas.  De pinas had een vrij hoge boeg en twee dekken. Het onderste van de twee (de overloop) liep ononderbroken over de hele lengte. Het bovenste dek (verdek) was verdeeld in een iets verlaagde bak met een verhoogd bakdek. Daarna kwam een gedeelte van het verdek dat doorliep tot aan het schot van de stuurplecht, waarachter het verdek weer iets lager was. De hoge verschansing van het open dek verbergt alle scherpe contouren, zodat het een zeer evenwichtig scheepje is.

Ongeacht hun grootte hadden de schepen van dit type drie masten: de fokkemast, waartegen de boegspriet op het bakdek leunde; aan de boegspriet zat een blinde ra met blinde en bovenblinde; de grote mast, waarvóór zich het grootluik bevond en de bezaansmast met daarachter de kolderstok, die door dek en halfdek liep.

Het Wapen van Alkmaar was in 1671 in Amsterdam gebouwd op de VOC-werf voor de kamer van Amsterdam. Hij was 160 voet lang en 38,25 voet breed en een holte van 13 voet. Het laadvermogen was 892 ton en de bemanning bestond uit 250 tot 300 koppen. Om precies te zijn waren er 212 zeelieden en 64 soldaten en 7 passagiers aan boord. 6 passagiers, waaronder dus Johannes Overneij en zijn vrouw, zijn in Kaapstad van boord gegaan. Dat de reis gevaarlijk was blijkt wel uit het feit dat er 2 zeelieden en 2 soldaten op de heenreis waren overleden. Het schip is uiteindelijk in 1690 vergaan bij de Shetland eilanden.

(3) Anna J. Böeseken, Slaves and Free Blacks at the Cape 1658-1700 (Cape Town: Tafelberg, 1977), p.136, 137 Jobique was waarschijnlijk een vrouw, afkomstig van de kust van Malabar (zuidwestelijke kust van India).

(4) Vrijburgers waren dienaren van de VOC, die na afloop van hun contract vergunning kregen om zich in de Kaapkolonie te vestigen. Maar ook ex-slaven en mensen op uitnodiging van de VOC naar de Kaap gekomen zoals Hugenoten, konden vrijburger worden.

http://hesseldewalle.blogspot.com/2016/02/friesland-onbekende-grafzerken-uit.html

De Ned. Hervormde Kerk en de negerslavernij in Koloniaal Amerika, proefschrift van dr. C. F. de Jong

- Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 63(1942)

- Wikiwand.com

H. A. van Reede tot Drakenstein, Journaal van zijn verblijf aan de Kaap. Meegedeeld door Dr. A. Hulshof..

- https://www.vocsite.nl/

- resources.huygens.knaw.nl

- Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Classis Amsterdam van de Nederlandse Hervormde Kerk: Ingekomen stukken       betreffende kerkelijke zaken op Kaap de Goede Hoop,1655 -1792

- https://af.wikipedia.org/wiki/Johannes_Overney

- Dutch-Asiatic Shipping in the 17t h and 18t h centuries (The Hague 1979-1987

- https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken

- https://kapstadt-net.d

- Dagverhaal van luitenant Kaje Jesse Slotsboo bygehou tydens die ekspedisie na die groot-Namakwas 1712, P.L. Schotlz,     M.A., D. Litt. et Phil.(Belville, 2002)

- Dagboek van Adam Tas (1705-1706), p. 140.

Het erfgoedbeleid van Stellenbosch. Het opstellen van ondersteunende richtlijnen om tot een duurzame planning van de stad     en haar erfgoed te komen. Die Braak en het Rijnse Complex als katalysator. (Antwerpen, 1992)

- The defence of Willem Adriaan van der Stel, H.C.V. Leibrandt (capetown, 1897) p. 72

- https://www.afrikanergeskiedenis.co.za/die-simon-van-der-stel-fees

- https://www.wikitree.com/wiki/Bergh-143

- Die Deutschen studenten und professoren an der Akademie zu Franeker, George Becker (Soest, 1943)

- Einblicke Band 2 Zum Leben, Wohnen und Wirtschaften in historischen Bürgerhäusen, p.110

- Hometown Religion Regimes of Coexistence in early modern Westpahlia, David M. Luebke

- Der Konfessionstaat 1555-1802, Andreas Holzem, Dialogverlag 1998, p. 333

- Epistuala et Tractatus, Jan Hendrick Hessels, deel 3, p. 2519, 2520

- https://hvnf.nl/index/varendpersoneel.htm

- https://www.angelfire.com/vt/sneuper/vlootlijsten.htm

- https://friesscheepvaartmuseum.nl/beeld/

State formation, maritime conflict and prisoners of war.  The case of Dutch captives during the Second Anglo-Dutch War   (1665-1667)  Gijs Rommelse and Roger Downing 

- www.dominees.nl

- www.geldersarchief.nl

- Naam-lyst der predikanten, die in de gemeenten, gehoorende onder de IX classen van het Geldersche Synode

- Album collegii studiosorum ex gymnasio Leovardiensi (1626-1668): register

- http://www.mpaginae.nl/At/ASFiframe.htm

- https://oudstaveren.nl/Kerken/PREDIKANTEN%20Ned.%20Hervormden.pdf

- Betalingsordonnanties van Gedeputeerde Staten van Friesland op de ontvanger-generaal v. d. consumptiën 1646-1685

- Die wordingsgeskiedenis van die Hollandse kerke in Suid-Afrika. 1652-1804

- Troostenburg de Bruijn, Caspar Adam Laurens, Biographisch woordenboek van Oost-Indische predikanten, 1893

- https://www.stamouers.com/stamouers/a-c/86-burger-berndt

- Barnabas Shaw, Memorials of South Africa, p.25

Rekken oer it boekjier 1606/1607 fan de ûntfanger-generaal fan de kleasteropkomsten yn Fryslân, Joannes Henrici Rhala, uitgegeven door P. Nieuwland en J.A. Mol, p. 113.

Skearnegoutum troch de ieuwen hinne, lêzing, hâlden for "Dorpsbelang" to Skearnegoutum op 30 Nov. 1936, P.35

- O,Santeme, Ta de skiednis fen Toppenhuzen en Twellenga, 1939, p. 52

- Kerkelijk leven der Hervormden in Friesland tijdens de Republiek, p. 138, 140

- VELE WONINGS: DIE LEWE EN TUISTES VAN CATHARINA VAN PALIACATTE, Schalk, W. le Roux




    


Kunstzinnige voorouders: Dirk Gerbenzon

Dirk Gerbenzon Dit artikel is  er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman, handelaar of kunstenaar actief zijn geweest en...