Geleerde voorouders: Johannes Overney (Avernaeus) (No 16.864)
Dit artikel is het eerste uit een serie over mijn voorouders die als geleerde, bijvoorbeeld dominee of leraar actief zijn geweest en verbonden zijn met Friesland.
Dit eerste artikel gaat over de familie Overney, een familie van predikanten.
Johannes Overney was priester en later van 1567 tot 1572 pastoor van de Sint Marienkirche in Warendorf, in de buurt van Münster. Hij kwam oorspronkelijk uit het bisdom Keulen. Dat hij pastoor was is een interessant gegeven gezien het celibaat. Het was echter tijdens de reformatie niet raar als een pastoor overging naar het gereformeerde geloof en trouwde en kinderen kreeg. Hij wordt ook als Johannes Aberney aangeduid. Als pastoor heeft hij in de vicarie (1) gewoond. Deze was gevestigd aan de Kloosterstraat 10 in Warendorf. De meeste inwoners waren calvinist of luthers, in elk geval protestant en het lijkt erop dat Johannes Overney als katholiek ook protestante kinderen doopte. In het boek Der Konfessionsstaat wordt Johannes een humanistisch opgeleide pastoor genoemd die naar het calvinisme neigde. In 1597 werd hij uit zijn ambt gezet en verliet hij Warendorf vrijwillig. Ook elders wordt hij Luthers gezind genoemd.
Hij is daarna naar Lochem gegaan. Daar is hij van 1598 tot 1609 predikant geweest. Hij was ook predikant te Laren, wat daar vlak bij ligt. In Lochem heeft hij de hervormde gemeente heropgericht. In 1599 vroeg hij aan de provinciale synode, die in Harderwijk bijeenkwam, om terugbetaling van reiskosten, een gereformeerde koster in plaats van de katholieke waar hij nu mee zat opgescheept en een verhoging van zijn traktement welke "in deser duyrer tyt" slechts 300 gulden bedroeg. Hij kreeg daar de oude pastorie als woonruimte (de Wheeme of Wedemhof). Dit pand stond op de plek dat nu aangeduid wordt met Markt 9 in Lochem.
Afbeelding 3 Markt 9 te Lochem waar vroeger de Wheeme (pastorie) stond waar Johannes Overnei woonde en nu een slagerij gevestigd is
In 1609 is hij vervangen wegens ziekte en hij is uiteindelijk tussen 1 mei en 31 juli 1611 overleden. In het lidmatenregister staat zijn naam met de aanduiding "minister verbi dei" (Dienaar van het Woord van God), afgekort VDM, ter aanduiding van een predikant binnen sommige lutherse en gereformeerde kerken. De uitdrukking dateert uit de Tweede Helvetische Bekentenissen van 1562, waar de Zwitserse hervormer Heinrich Bullinger een credo formuleerde dat zich over de Duitstalige landen verspreidde. De hervormingstheologie van Maarten Luther was volgens hen niet compleet totdat Luther stelt dat Gods vergeving en rechtvaardiging werkt door het Woord van God, waardoor de pastoor een verbi divini minister wordt. Dit betekent dat Johannes inderdaad de overstap heeft gemaakt naar het hervormde geloof.
Afbeelding 6 Grafsteen van Johannes Nicolaas Overney in Haskerdijken
Van 21 mei 1593 tot 4 mei 1601 was hij student aan de universiteit van Franeker.
Afbeelding 7 Pagina uit het lidmatenregister van de hervormde kerk van Franeker 16 december 1593
De gewoonte om namen te latiniseren maakt het zoeken lastig. Hij wordt aan de universiteit Joannes Warendorpius Overnaeus genoemd. Elders wordt hij Johannes Overnejus of Averaeus genoemd. Hij was destijds niet de enige student die uit Duitsland kwam. Franeker had een goede naam als universiteit en trok veel studenten met een gereformeerde achtergrond. Op 21 mei 1593 is hij met zijn studie begonnen.
In 1592 was hij ouderling van de synode van Leeuwarden. In 1605 is hij taxateur bij een goederen scheiding na een overlijden. Hij was getrouwd met Lysbeth Tyss Wittedochter. Hij had zes zonen, die allemaal predikant zijn geworden:
Johannes, geboren in 1602. Hij begon aan zijn studie in Franeker op 12 maart 1617. Hij was predikant van 1628 tot 1657 in Oudehorne, overleden 11 oktober 1657 te Oudehorne, Schoterland. Op 5 juni 1656 is Johannes te Pietersbierum getrouwd met Jancke Douwes uit Leeuwarden. Hij was in 1636 en 1650 lid van de Synode te Bolsward, 1651 lid van de Synode te Franeker en in 1654 te Leeuwarden.
Martinus, geboren in 1597, hij studeerde in vanaf 17 april 1617 in Franeker en hij was predikant van 1639 tot 1656 in Gaastmeer en van 1619 tot 22 oktober 1639 in Oppenhuizen. Hij is overleden op 18 februari 1656 in Gaastmeer en was getrouwd op 10 december 1620 met Aleida Gerbens.
Abraham, geboren in 1605. Samen met zijn broers Isaak en Jacobus is hij op 13 september 1625 begonnen aan de studie theologie. In 1628 was hij nog student aan de universiteit in Franeker. Daarna was hij predikant in Scharnegoutum van 1634 tot zijn dood in 1681. Hij was getrouwd met Lijsbettie Roos op 28 juli 1633 in Leeuwarden en daarna met Richtje Alberts in 1640. In 1652 is hij vanuit de classis Sneek correspondent geweest naar Zuid-Holland. In 1674 werd hij afgevaardigd naar de Synode van Utrecht. Het verhaal gaat dat hij geen lijkredes mocht houden, maar het toch deed waardoor hij in aanvaring kwam met de Classis. Hij liet zich door een Classis niet censureren. De terugval in inkomen zorgde ervoor dat predikanten te lang doorgingen voordat ze met emiraat gingen. Dit was bij Abraham ook zo en hij was vergeetachtig geworden toen hij tenslotte om ontslag vroeg.
Isaak, geboren in 1609, en net als zijn broers Abraham en Jacob student in 1628 in Franeker. Daarna was hij predikant van 1632 tot 1639 in Suawoude en van 1639 tot 1654 in Oppenhuizen. In 1626 studeerde hij in Franeker. Hij was getrouwd met Aaltie Pieters de Falck uit Leeuwarden op 11 mei 1633 in Leeuwarden. Op 10 april 1640 werd hij lid van de Classis. Hij is overleden op 3 januari 1654. Isaac en Abraham waren beide lid van de studentenvereniging ex gymnasio Leovardiensi. Zijn zoon heette ook Abraham en doopte in Sneek.
Petrus, geboren in 1607 en overleden op 7 oktober 1667. In 1659 studeerde hij in Franeker. Hij kreeg regelmatig geld om zijn studie te kunnen betalen. Op 25 april 1662 kreeg hij van de Staten van Friesland een premie: "voor die gene, die — sich soude willen laten promoveren tot Magister Artium, doch dat sulx publice soude moeten geschieden". De Staten oordeelden dat hij zeer geschikt zou zijn : "Petrus Overnej stud. tot Franeker geaccordeert tot sijn promotie publicq tot Magister artin boven d'geconsenteerde hondert daelers noch hondert £ alsoo te samen a 250 £" . Hij promoveerde er tot Magister artin. Hij was dominee in Gaastmeer van 1656 tot 1667. Hij heeft ook een geslachtswapen laten maken.
Afbeelding 9 Familiewapen Petrus Overneij, Liber collegii Franequerensis fundati MDCLXI, tresoar 413 HSKaap de Goede Hoop
Een ander met de naam Johannes Overney (ook wel Overnaijs), en niet te verwarren met "opa Johannes II en bet-overgrootvader Johannes I", was de kleinzoon van Johannes II. Ook hij werd predikant. Hij was dus oomzegger van Isaac, de vader van Petrus de klokkengieter en voorvader en zoon van Jacobus. Deze Johannes is dus geen voorvader, maar wel familie en zijn leven is interessant genoeg om er aandacht aan te schenken. Op 25 april 1656 heeft hij belijdenis gedaan.
Afbeelding 13 Pagina van het lidmaatboek Franekeradeel waaruit blijkt dat Johannes op 25 april 1656 belijdenis heeft gedaan en schoolmeester was in Schalsum
Johannes is leraar in 1671 in Franeker. Daarvoor was hij schoolmeester in Schalsum van 1656 tot 1662. "Joannes Overnaijs, student, verscheen 22 Maart 1655 voor de klassis van Amsterdam en verzocht praeparatoir te worden geëxamineerd, om te zijner tijd te worden gezonden naar O.-Indië, daartoe inleverende zijne kerkelijke en academische attestatiën, welke gelezen en goedgekeurd zijnde, is hem zijn verzoek toegestaan en ter verklaring opgegeven de tekst Joh. 4 : 29". Hij is de zoon van Jacobus Overney. Hij is in 1678 getrouwd met Berber (Barbara) Sijmonsdochter Rottinga uit Leeuwarden. In 1678 gaat hij naar Kaapstad (Zuid-Afrika) en kom daar aan op 17 oktober 1678. Op 18 oktober 1678 wordt hij daar tot predikant aangesteld. Hij was eigenlijk met het schip Het Wapen van Alkmaar (2) op weg naar Oost-Indië, maar toen hij de Kaap aandeed, verzocht men hem zeer dringend hier te blijven daar de gemeente al veertien maanden "herderloos" was.
Afbeelding 14 Het Wapen van Alkmaar, een pinas, gebouwd in 1671
Johannes willigde in en was zeer ingenomen met de plaats en zijn werk. Dit is wat hij onder andere aan de Classis Amsterdam rapporteerde: "De E. Achtb. Raad heeft mij de eere gedaen ende versogt hier te blyven, t’welck van mij ooc met een gewillige genegentheid is aengenomen, verhopende dat de opperherder J. Chr. mij met zijn kragt en gaeven sal aendoen, om deselve als een onberispelyck voorbeelt voor te gaen en Hem veele sielen toe te brengen. Ick dancke mijn Godt dat Hy my hier gebragt heeft, also ick ten liooghsten vergenoeght ben ; want hier een tamelycke gemeente, en burgerlyck volck, en hier is een fraei man die het opperhooftschap bekleedt en een zeer ordentelycke regeeringe, en kan alsnog niet anders vermercken — sonder roem gesproken — als een goet genoegen."
Afbeelding 15 Kaap de Goede Hoop met de tafelberg in de achttiende eeuw
Een van die eerste dingen die hij deed, was om aan die Classis van Amsterdam te schrijven en om inlichtingen te vragen in verband met de doop van slavenkinderen die uit heidenouders geboren zijn maar door Christenen zijn opgevoed. Hij trok zich kennelijk het geestelijk lot van de slaven aan. De Classis van Amsterdam had daar geen oren naar, naar het schijnt omdat deze bang was om vervolgens geconfronteerd te worden met het dilemma dat christen zijn en slaaf zijn niet samen kunnengaan.
Johannes was de achtste predikant die ze in Kaapstad sinds de stichting van de kaapkolonie hadden. Hij woonde in de helft van een huis dat een luitenant, genaamd Jan Baptista Dubertine voor zichzelf had laten bouwen met bouwmateriaal van de VOC. De Commissaris-generaal van Reede was daarachter gekomen en had de luitenant wegens corruptie ter dood willen veroordelen. Een aantal dames van de Kaap waren het daar niet mee eens en kwamen voor de luitenant op, waarop van Reede de man maar naar Mauritius verbannen heeft. Het fraaie huis werd vervolgens aan de predikant ter beschikking gesteld. Van Reede droeg verder het toezicht op het onderwijs aan slaven aan de zorgen van Overneij op.
Afbeelding 16 Lijst met predikanten van Kaap de Goede HoopStellenbosch
Hoewel de Nederlandse Hervormde kerk in het "moederland" geen serieuze poging deed om haar leden of voorgangers ervan te weerhouden van slavendiensten gebruik te maken, toonden verschillende godsdienstige voormannen in kerkelijke instellingen al vroeg belangstelling voor evangelisatie onder de negers. In 1644 werd verklaard dat slaveneigenaren er zorg voor hadden te dragen dat hun slaven in de Christelijke godsdienst werden onderwezen en alle negers tijd moesten hebben op een geschikte plaats bijeen te kunnen komen om onderwijs uit een catechismus te ontvangen. Ook stelde de classis van Amsterdam in oktober 1648 een memorandum op, waarin de directeuren van de West-Indische Compagnie werd verzocht regelingen te treffen voor onderricht aan de negers. Ds. Johannes Overney van Kaap de Goede Hoop verklaarde omstreeks 1679, dat alhoewel de negers "slaven waren, het mensen blijven en door ons uit hun slavernij niet in een slechtere, maar in een betere positie dienen te worden gebracht".
Dat klinkt nobel, maar hij had zelf ook slaven in zijn bezit. Op 26 januari 1679 werd Steven, door Rebecca van Baelbergen, de weduwe van de dominee welke Johannes Overneij had opgevolgd, Petrus Hulsenaer, door Johannes Overneij voor 80 Rand gekocht en op 10 mei 1679 verkocht hij een slaaf genaamd Jobique voor 40 Rand. (3).
Johannes had, zoals hierboven aangegeven, zeven kinderen: Jacobus, geboren 19 februari 1679, Simon, geboren 6 april 1681, Abraham, geboren 26 maart 1684, Isaack, geboren 11 juni 1685, Eusebia, geboren 3 mei 1682, Johannes, geboren 16 november 1687 en Daniel 15 september 1686.
Afbeelding 21 VOC vlag
Afbeelding 22 In diensttreding van Isack Overneij bij de VOC
Simon Overneij is geboren in 1681. Hij is gedoopt op 6 april van dat jaar in het bijzijn van gouverneur Simon van der Stel en zijn vrouw.
Afbeelding 23 Pagina uit het doopboek van Kaapstad 1665-1695, zowel Simon al Eusebia staan er op vermeld, beide gedoopt met als getuige gouverneur Simon van der Stel
Hij trad op 14 november 1707 in dienst van de VOC als assistent van de (opper)koopman op het schip Schagerhaan. Dit schip ging naar Ceylon. Op 11 oktober 1708 kwam het schip aan in Ceylon. De Schagerhaan is door de Fransen op 16 augustus 1709 op de Malarbarkust bij Wingurla tijdens de Spaanse successie oorlog in het verre Oosten buitgemaakt met 25 man aan boord. Het schip had een tonnage van 180, dus het was een klein schip. Het was 85 voet lang. Of Simon toen nog aan boord was en hoe hij het ervan afgebracht heeft is onbekend.
Afbeelding 24 In diensttreding van Simon Overneij bij de VOC
Ook Abraham Overneij trad op 4 november 1708 in dienst van de VOC als assistent van de (opper)koopman op het schip Meervliet. De Meervliet was een fregat (of jacht) van 100 voet en in 1706 gebouwd op een werf in Amsterdam. Het had een bemanning van 50 zeevarenden en 47 soldaten. Het had een tonnage van 210 en de kapitein heette Laver de Hayman. Het schip was van 2 maart tot 24 maart 1709 in Saldanha Baai en kwam op 25 juli 1709 aan in Batavia. Tijdens de reis overleden er 5 zeevarenden. Op 3 augustus 1709 is hij in Azië uit dienst gegaan. De Meervliet is op 23 oktober 1720 voor 240 rijksdaalders verkocht.
Afbeelding 25 In diensttreding van Abraham Overneij bij de VOC
Voordat hij in dienst ging bij de VOC zal hij in 1705 in of in de buurt van Stellenbosch hebben gewoond. Zie daarvoor het dagboek van Adam Tas over 4 januari 1706: "Des avonds quam Mr. Overneij hier. Hij bragt de groetenis van den Landdrost en Verseil en bleef t' mijnen huijse eeten en slaapen.
Dingsdag den 5e.
Dingsdag den 5e. 'smorgens betoogen lugt met N. wind; 't reegende nog al bij buijen. Deesen morgen is Overneij met zijn pakje onder den arm na Stellenbosch gewandelt. Hij seide datse deesen dag van meening waaren na Drakenstein te rijden om aldaar op te neemen." Abraham Overneij was een gecommitteerde voor de VOC belast met het jaarlijks opnemen van de bezittingen van de kolonisten.
Stellenbosch is op 6 november 1679 ontstaan. In de woorden van Simon van der Stel, de naamgever: “Behalwe die gemelde landstreek Hottentots-Holland het sy Edele nog ’n sekere landstreek wat ongeveer 3 tot 4 uur daarvandaan geleë is, gaan besigtig. Dit bestaan uit ’n gelyke vallei wat etlike duisend morg pragtige weiland bevat, wat ook baie geskik is vir akkerbou. Deur die vallei loop ’n baie indrukwekkende vars water rivier die walle waarvan met pragtige hoe bome versier is en die bome is uiters geskik vir timmer- en brandhout. In die rivier is ook ’n klein eilandjie ontdek waar die water rondom stroom en wat ook met pragtige hoe bome begroei is. Daar het die Edele kommandeur vir die nagsy rus geneem en aangesien geen vorige ‘opperhoofd’ nog ooit van te vore hier was nie, het hy dit Stellenbosch genoem.”
Van der Stel gaf grond aan kolonisten die er wilden boeren. In 1680 kwamen er 8 families naar de streek en in 1684 woonden er 40 gezinnen in Stellenbosch. In 1688 woonden er 256 vrijburgers (4) in Stellenbosch en in 1700 was dit aangegroeid tot 359. De bedoeling was dat Stellenbosch een landbouwkolonie was ter ondersteuning van de Kaap. Maar de stichting en uitbreiding van Stellenbosch was een trendbreuk. Daarvoor was de Kaap slechts een bevoorradingsstation. Met de uitbreiding naar Stellenbosch was de kolonisatie van Zuid-Afrika pas echt begonnen.
De Vrijburgers moesten jaarlijks een tiende van hun oogst inleveren in ruil voor het gratis stuk land. De landdrost, een bezoldigde VOC ambtenaar, die onder andere verantwoordelijk was voor het wegennet, het uitroeien van gevaarlijke wilde dieren, onderhoud aan bruggen en was hij hoofd van de politie. Hij werd daarbij ondersteund door Heemraad. Een Heemraad was een vergadering van vrijburgers, een soort gemeenteraad.
Afbeelding 26 Kaart van Stellenbosch vlak na de stichting ervanJacobus Overneij, de oudste zoon, ging niet varen. Hij werd veeboer. Hij woonde in de buurt van de klein-Bergrivier, en vierentwintig rivieren, een onherbergzaam gebied ten noorden van Kaapstad, in de Westkaap. In 1706 woonde hij nabij de bergrivier en vanaf 1708 tussen de klein-Bergrivier en de Vier-en-twintig Riviere. Hij had in 1709 toestemming gekregen om met zijn vee aan de oostkant van de Picketbergh aan de Crommerevier te verblijven. Aldaar schijnt hij bijna een kleine oorlog te hebben ontketend. Het verhaal begint met een waarschuwing van zijn kant dat 4.000 tot 5.000 Groot-Namakwas in aantocht waren en waarvan de voorhoede de olifantsrivier al had overgestoken met als doel de blanken en een aantal Hottentot kapiteins (bevriende relaties van de VOC) aan te vallen. Hij vluchtte samen met de Hottentot kapiteins over de Bergrivier richting het Swartland. Ook andere boeren vluchtten mee. Uit later onderzoek bleek dat Jacobus Overneij samen met drie Hottentots een paar maanden eerder over de olifantsrivier waren getrokken om met de Klein-Namakwas olifantstanden te ruilen. Nadat de transactie beklonken was wilde Jacobus ook nog vijf vaarsen (jonge koeien) hebben. Dat kon volgens de Klein-Namakwas niet, omdat die toebehoorden aan de Groot-Namakwas. Daarop had Jacobus de beesten met geweld aan zijn kudde toegevoegd. Of dit waar is of niet, het gerucht dat de Groot-Namakwas wraak wilden nemen was geboren en er werd daarom een commando gevormd van soldaten en burgers uit de Kaap onder leiding van luitenant Kaje Jesse Slotsboo. Aan het commando sloten zich nog vier loyale Hottentots kapiteins met 55 man, gewapend met pijl en boog en assegaai aan, zodat het legertje tenslotte uit 181 man bestond. Ze vertrokken op 17 oktober en na 40 dagen zoeken naar een vijand en 300 km verder gaven ze het tenslotte op. Nergens was een vijand te bekennen. Jacobus werd eens stevig ondervraagd en hem werd later, in november 1712, een ander stuk land toegewezen, bij de Boesmanrivier, dichter bij Kaapstad, waar hij zijn vee mocht weiden, verder weg van eventueel boze buren...
In het conflict in 1706 tussen een aantal vrijburgers, waaronder Adam Tas, en de gouverneur Willem Adriaen van der Stel, welke van corruptie beschuldigd werd, had Jacobus door middel van een ondertekende steunbetuiging voor Van der Stel partij gekozen. Dit lijkt me ook vrij logisch, aangezien de vader van Willem, Simon van der Stel, van hem of in elk geval van enkele van zijn broers peetvader was. Bij de doop van zijn broer Simon Overneij was de vader van Willem, Simon van der Stel met zijn vrouw, Cornelia Six, ook aanwezig geweest. Bij de doop van Abraham Overneij was Willem van der Stel met zijn vrouw Maria de Haese aanwezig. Overigens werd Willem van der Stel kort daarna van zijn functie ontheven, dus er zal wel iets waar zijn geweest van de klachten over corruptie.
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
(1) Vicari is een term die eeuwenoud is welke een betekenis had in de katholieke kerk. Oorspronkelijk was de vicarie in de Middeleeuwen een afgezonderd vermogen waarvan de opbrengst bestemd was voor het levensonderhoud van een priester. Deze vicaris moest daarvoor aan een bepaald altaar een of meer heilige missen opdragen, in gebeden bepaalde personen gedenken en eventueel nog andere, in de stichtingsbrief opgedragen, taken uitvoeren. De inkomsten van zo’n vicarie werden gegeven aan een door de collator uitgekozen vicaris die formeel door de geestelijke overheid (de bisschop) in dit geestelijk ambt werd gesteld. De collator was de stichter of zijn opvolger, die het collatierecht had (ook patronaatsrecht genoemd). De vicaris was dan bezitter van de vicarie geworden onder de verplichting de vicariegoederen te beheren en die daarvoor kon optreden in het rechtsverkeer.
(2) Johannes Overney vertrok op 21 mei 1678 met het schip Wapen van Alkmaar vanaf Texel en kwam op 17 oktober 1678 in Kaap de Goede hoop aan. Hij was op weg naar Indië. Het Wapen van Alkmaar was een zogenaamde Pinas. De pinas had een vrij hoge boeg en twee dekken. Het onderste van de twee (de overloop) liep ononderbroken over de hele lengte. Het bovenste dek (verdek) was verdeeld in een iets verlaagde bak met een verhoogd bakdek. Daarna kwam een gedeelte van het verdek dat doorliep tot aan het schot van de stuurplecht, waarachter het verdek weer iets lager was. De hoge verschansing van het open dek verbergt alle scherpe contouren, zodat het een zeer evenwichtig scheepje is.
Ongeacht hun grootte hadden de schepen van dit type drie masten: de fokkemast, waartegen de boegspriet op het bakdek leunde; aan de boegspriet zat een blinde ra met blinde en bovenblinde; de grote mast, waarvóór zich het grootluik bevond en de bezaansmast met daarachter de kolderstok, die door dek en halfdek liep.
Het Wapen van Alkmaar was in 1671 in Amsterdam gebouwd op de VOC-werf voor de kamer van Amsterdam. Hij was 160 voet lang en 38,25 voet breed en een holte van 13 voet. Het laadvermogen was 892 ton en de bemanning bestond uit 250 tot 300 koppen. Om precies te zijn waren er 212 zeelieden en 64 soldaten en 7 passagiers aan boord. 6 passagiers, waaronder dus Johannes Overneij en zijn vrouw, zijn in Kaapstad van boord gegaan. Dat de reis gevaarlijk was blijkt wel uit het feit dat er 2 zeelieden en 2 soldaten op de heenreis waren overleden. Het schip is uiteindelijk in 1690 vergaan bij de Shetland eilanden.
(3) Anna J. Böeseken, Slaves and Free Blacks at the Cape 1658-1700 (Cape Town: Tafelberg, 1977), p.136, 137 Jobique was waarschijnlijk een vrouw, afkomstig van de kust van Malabar (zuidwestelijke kust van India).
(4) Vrijburgers waren dienaren van de VOC, die na afloop van hun contract vergunning kregen om zich in de Kaapkolonie te vestigen. Maar ook ex-slaven en mensen op uitnodiging van de VOC naar de Kaap gekomen zoals Hugenoten, konden vrijburger worden.
- http://hesseldewalle.blogspot.com/2016/02/friesland-onbekende-grafzerken-uit.html
- De Ned. Hervormde Kerk en de negerslavernij in Koloniaal Amerika, proefschrift van dr. C. F. de Jong
- Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 63(1942)
- Wikiwand.com
- H. A. van Reede tot Drakenstein, Journaal van zijn verblijf aan de Kaap. Meegedeeld door Dr. A. Hulshof..
- https://www.vocsite.nl/
- resources.huygens.knaw.nl
- Stadsarchief Amsterdam, Archief van de Classis Amsterdam van de Nederlandse Hervormde Kerk: Ingekomen stukken betreffende kerkelijke zaken op Kaap de Goede Hoop,1655 -1792
- https://af.wikipedia.org/wiki/Johannes_Overney
- Dutch-Asiatic Shipping in the 17t h and 18t h centuries (The Hague 1979-1987
- https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken
- https://kapstadt-net.d
- Dagverhaal van luitenant Kaje Jesse Slotsboo bygehou tydens die ekspedisie na die groot-Namakwas 1712, P.L. Schotlz, M.A., D. Litt. et Phil.(Belville, 2002)
- Dagboek van Adam Tas (1705-1706), p. 140.
- Het erfgoedbeleid van Stellenbosch. Het opstellen van ondersteunende richtlijnen om tot een duurzame planning van de stad en haar erfgoed te komen. Die Braak en het Rijnse Complex als katalysator. (Antwerpen, 1992)
- The defence of Willem Adriaan van der Stel, H.C.V. Leibrandt (capetown, 1897) p. 72
- https://www.afrikanergeskiedenis.co.za/die-simon-van-der-stel-fees
- https://www.wikitree.com/wiki/Bergh-143
- Die Deutschen studenten und professoren an der Akademie zu Franeker, George Becker (Soest, 1943)
- Einblicke Band 2 Zum Leben, Wohnen und Wirtschaften in historischen Bürgerhäusen, p.110
- Hometown Religion Regimes of Coexistence in early modern Westpahlia, David M. Luebke
- Der Konfessionstaat 1555-1802, Andreas Holzem, Dialogverlag 1998, p. 333
- Epistuala et Tractatus, Jan Hendrick Hessels, deel 3, p. 2519, 2520
- https://hvnf.nl/index/varendpersoneel.htm
- https://www.angelfire.com/vt/sneuper/vlootlijsten.htm
- https://friesscheepvaartmuseum.nl/beeld/
- State formation, maritime conflict and prisoners of war. The case of Dutch captives during the Second Anglo-Dutch War (1665-1667) Gijs Rommelse and Roger Downing
- www.dominees.nl
- www.geldersarchief.nl
- Naam-lyst der predikanten, die in de gemeenten, gehoorende onder de IX classen van het Geldersche Synode
- Album collegii studiosorum ex gymnasio Leovardiensi (1626-1668): register
- http://www.mpaginae.nl/At/ASFiframe.htm
- https://oudstaveren.nl/Kerken/PREDIKANTEN%20Ned.%20Hervormden.pdf
- Betalingsordonnanties van Gedeputeerde Staten van Friesland op de ontvanger-generaal v. d. consumptiën 1646-1685
- Die wordingsgeskiedenis van die Hollandse kerke in Suid-Afrika. 1652-1804
- Troostenburg de Bruijn, Caspar Adam Laurens, Biographisch woordenboek van Oost-Indische predikanten, 1893
- https://www.stamouers.com/stamouers/a-c/86-burger-berndt
- Barnabas Shaw, Memorials of South Africa, p.25
- Rekken oer it boekjier 1606/1607 fan de ûntfanger-generaal fan de kleasteropkomsten yn Fryslân, Joannes Henrici Rhala, uitgegeven door P. Nieuwland en J.A. Mol, p. 113.
- Skearnegoutum troch de ieuwen hinne, lêzing, hâlden for "Dorpsbelang" to Skearnegoutum op 30 Nov. 1936, P.35
- O,Santeme, Ta de skiednis fen Toppenhuzen en Twellenga, 1939, p. 52
- Kerkelijk leven der Hervormden in Friesland tijdens de Republiek, p. 138, 140
- VELE WONINGS: DIE LEWE EN TUISTES VAN CATHARINA VAN PALIACATTE, Schalk, W. le Roux