Posts tonen met het label Gerbenzon. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gerbenzon. Alle posts tonen

dinsdag 16 februari 2021

In dienst van Stad en Staat: Johannes Elsertus Lodema

In dienst van Stad en Staat: Johannes Elsertus Lodema (No 66)

Dit artikel is het twaalfde uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit twaalfde artikel gaat over Johannes Elsertus Lodema. Hij is gedoopt op 1 februari 1761. 

In 1774 komt zijn naam voor in de "maandelijkse uittreksels of boekzaal der geleerde waereld voor januari 1774" waarin wordt geschreven dat hij overgaat van de laagste naar de tweede school. Dit was op 4 juli 1774. Hij zat waarschijnlijk op de Latijnse school in Leeuwarden. De Latijnse school stond op de hoek van de Bollemanssteeg en de Bagijnestraat. Hoe het op die school er aan toe moet zijn gegaan wordt beschreven door een oud leerling, rond het jaar 1807: "Minzaam en voorkomend werd ik, met nog vijf nieuwelingen, door den Praeceptor ontvangen. Het gebouw waarin 't gymnasium was, stond in de Bollemansteeg, hoek Bagynestraat, kenbaar aan eene oud-gotische poort. Deze poort diende tot ingang van alle vier Latijnsche scholen, die van de Praeceptor en Conrector beneden en van den Prorector en Rector op den bovendieping, welke scholen gezamenlijk bezocht werden door 30 à 40 leerlingen. Gedurende de eerste week kwam, ons nieuwelingen, het gedrag van den praeceptor vreemd en verdacht voor, wijl hij ons hoogst vriendelijk bleef behandelen, en zelfs met ons lachte en schertste. De oudere discipelen daarentegen werden op elken misslag betrapt, kregen knorren, ondergingen tentoonstellingen, schoolarrest en ook de plak werd dikwijls gebruikt. In de tweede week was het ook voor ons met de vriendelijkheid van den Praeceptor gedaan."

Op 12 januari 1782 verschijnt er een advertentie in de Leeuwarder Courant waarin hij droog bereide geneesmiddelen aanbiedt, vanuit een pand op de Nieuwestad, tweede huis vanaf de Burmaniastraat. Op 13 april 1782 wordt er nogmaals een advertentie gezet, waarbij de aanduiding Vrouwenpoort nog wordt toegevoegd. Het pand, tegenwoordig Nieuwestad Noordzijde 29 had als naam "Het Rood Laken".


Afbeelding 1. Advertentie in de Leeuwarder Courant, 13 april 1782

Op 6 augustus 1785 vraagt hij om een leerling apotheker. Datzelfde gebeurt in het jaar 1789.


Afbeelding 2. Advertentie in de Leeuwarder Courant, 31 januari 1789

Op 6 maart 1784 werd door een groot aantal burgers het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden ondertekend. Johannes E. Lodema is een van de ondertekenaars, net als Gerben O. Gerbenzon (zie het eerste artikel uit deze reeks). Hieruit blijkt dat Lodema al vroeg belangstelling had voor het patriottische gedachtengoed.


Afbeelding 3. Titelpagina van het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden ondertekend door Johannes E. Lodema



Afbeelding 4. Handtekening van Joh. E. Lodema onder het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden (derde vanaf linksonder)

Johannes Lodema was net als Gerben Gerbenzon ook lid van de Fraterniteit voor de schutterijen en de gelegaliseerde Vrij-corps of excercitie-genootschappen in Friesland.


Afbeelding 5. Het reglement der Fraterniteit voor de schutterijen en de gelegaliseerde Vrij-corps of excercitie-genootschappen in Friesland.


Afbeelding 6. Joh. E. Lodema tekende als 33e en staat op dezelfde pagina vermeld als Wopke Wopkens, de voorman van de sociëteit Door Vrijheid en IJver.

Op 14 augustus 1786 schrijft hij iets in het Grieks en in het Latijn in een album Amicorum (een soort antieke versie van linked in) van Eelco Tinga, een leeftijdsgenoot en waarschijnlijk studievriend, Eelco Tinga werd later hoogleraar theologie in Groningen en Franeker. Dit is interessant, omdat het een inzicht oplevert van het sociale leven van Johannes en zijn vriendengroep. 


Afbeelding 7. Pagina door Johannes Lodema geschreven in het album Amicorum van Eelco Tinga

Zelf had Johannes Lodema ook een album Amicorum. Het beslaat de periode van 1792 tot 1811. Er zijn bijdragen van een collega apotheker, Hette Bakker, uit 1793, van studievrienden, uit zijn tijd in Dokkum, maar ook een nieuwjaarswens van Gerben Gerbenzon.


Afbeelding 8. Bijdrage van Hette Bakker, apotheker, in het album Amicorum van Johannes Lodema



Afbeelding 9. Bijdrage door Gerbenzon in het album Amicorum van Johannes Lodema gedateerd 14 januari 1811


Afbeelding 10. Een tweede gedicht in het Album Amicorum van Johannes Lodema, getekend met Gerbenzon

Johannes Lodema is op 2 oktober 1791 naar Gouda vertrokken. Volgens het naamregister der rectoren, prorectoren en praeceptoren was hij in 1791 conrector in Gouda en in 1792 lid van de kamer van rhetorica, genaamd "de Goudsbloemen". Dit is een interessant feit, omdat er in die jaren allerlei geheime "leesgezelschappen" waren opgericht, welke een dekmantel waren voor revolutionaire activiteiten. In 1794 kwamen deze leesclubs de straat op en richtten revolutionaire comités op die de macht in de steden overnamen. De Goudasche Courant vermeldde " 's  Namiddags zijn de leesclubs op de been gekomen, allen voorzien met het bovengem. teeken" (de Franse Nationale kokarde). Het is onbekend of de Goudse rederijkerskamer "De Goudsbloemen", waar Johannes Lodema honorair lid van was, ook als zo'n leesclub fungeerde, maar het is wel duidelijk dat veel van zijn leden zitting namen in het nieuwe stadsbestuur. Zo was de bekende patriot De Lange van Wijngaarden, onder wiens leiding in 1787 Wilhelmina van Pruisen bij Goejanverwelleshuis werd aangehouden, beschermheer van de rederijkerskamer. De ‘Goudsbloemen’ waren in elk geval vooruitstrevend. In artikel XIX van hun wetten wordt geëxpliciteerd dat ‘Leden van Verdiensten van beide Sexe zullen verkieslyk zyn tot eenigen post van Eere of van Werk: en toegang hebben tot de Boeken en Papieren der Kamer, staende de Vergadering. "De Goudsbloemen was misschien niet een mantelorganisatie met als doel de revolutie te prediken, maar naast dichten werd het wel degelijk voor propaganda gebruikt. Hoe dan ook, Johannes Lodema zal er zeker door beïnvloed zijn geweest. 



Afbeelding 11. Het blazoen van de rederijkerskamer de Goudsbloem van Gouda



Afbeelding 12. Getuigschrift verkiezing tot honorair lid van de kamer van Rhetorica de Goudsbloemen

Johannes Lodema was in 1792 preaceptor aan de Latijnse scholen in Gouda. De Latijnse school was vóór de 19e eeuw een wijdverbreid schooltype, dat jongens, afkomstig uit de hogere en midden klasse voorbereidde op een religieus ambt of een studie aan een universiteit. Het Latijn was de taal van de wetenschap en de colleges op de universiteit werden in het Latijn gegeven. De school waar Johannes Lodema les aan gaf zat destijds aan wat nu Groeneweg 33 is in Gouda.

Boven de ingang van de Latijnse school is een Latijnse spreuk te lezen: "Praesidium atque decus quae sunt et gaudia vitae = Formant hic aniomos Graeca Larina rudes", wat ongeveer betekent: "Om eens tot steun, sieraad en bron van vreugde in het leven te zijn, vormen Grieks en Latijn hier de nog ruwe geest."


Afbeelding 13. De ingang van de Latijnse school in Gouda waar Johannes Elsertus Lodema les gaf



Afbeelding 14. Bladzijde uit de naamlijst der leden van de kamer der Rhetorica

In 1793 was Johannes Lodema tevens lid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Ook daarin waren patriotten actief, die geloofden dat men door een betere opleiding zou kunnen delen in de vooruitgang. De Maatschappij van Konsten en Wetenschappen, tot nut van 't Algemeen werd op 16 november 1784 te Edam gesticht door zes personen, waaronder Jan Nieuwenhuyzen, een doopsgezind leraar en predikant uit Monnickendam. Het doel was om mensen die daartoe zelf niet de mogelijkheid hadden te helpen door hen (school)boeken te geven, zodat ze zichzelf konden verheffen. Besloten werd tot oprichting van een "Genoodschap van Konsten en Wetenschappen, onder de zinspreuk: Tot Nut van 't Algemeen". Ter verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking werd sinds de oprichting van het Nut gestreefd naar bereikbaarheid van onderwijs voor iedereen door het stichten van kleuter- en lagere scholen, de uitgave van schoolboeken, het stichten van onderwijzersopleidingen en andere vormen van beroepsonderwijs. Verder werden vele voor de samenleving nuttige initiatieven genomen, zoals het stichten van bibliotheken, spaarbanken en verzekeringen en initiatieven op het gebied van maatschappelijke zorg en het geven van cursussen. Later zijn veel door het Nut genomen initiatieven door de overheid en andere organisaties overgenomen en voortgezet. 

In Leeuwarden kwam de afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen overigens in het gebouw van de Fraterniteit bijeen. Dit gebouw staat rechts van de Waag op de Nieuwestad nummer 150. Vanaf 1795 was de Fraterniteit ook het onderkomen van de radicale patriotten in Leeuwarden en waar het vrijcorps bijeenkwam. 

Tijdens het politieke conflict tussen de prinsgezinden en patriotten kwam het prinsgezinde stadsbestuur van Edam in conflict met de Maatschappij waarvan de meeste leden met de patriotten sympathiseerden. Daarom werd in Amsterdam een nieuw hoofdbestuur gevestigd en werden de algemene vergaderingen in Amsterdam gehouden.



Afbeelding 15. Getuigschrift lid van Maatschappij tot nut van 't Algemeen

Op 27 december 1795 vertrekt hij uit Gouda naar Dokkum om daar conrector te worden. Hij krijgt een paar fraaie getuigschriften mee van de rector en van de curatoren.


Afbeelding  16. Aanbeveling uit 1793 door de rector van de Latijnse School van Gouda, G.C.G. Vatebender

De rector van de Latijnse School van Gouda, de heer Gerard Carel  Coenraad Vatebender was een patriot, onderwijsvernieuwer en voorstander van het scheppen van gelijke kansen voor iedereen. Hij was ook lid van de Goudsbloemen en zal met zijn ideeën ook invloed hebben gehad op Johannes Lodema. 


Afbeelding 17. Aanbeveling door de curatoren van de Latijnse School van Gouda

Op 9 augustus 1796 heeft hij in de Gereformeerde kerk in Dokkum, omdat de Rector ziek was, een redevoering  gehouden en prijzen uitgereikt aan de beste leerlingen.

De Latijnse school was de vooropleiding voor een universitaire studie en duurde meestal 4 jaar. Als de leerlingen voldoende basisvaardigheden hadden in lezen, schrijven en rekenen konden ze via een examen toegelaten worden. De jongens kregen les in Grieks, Latijn en retorica. Onder retorica, welsprekendheid, vielen ook logica en filosofie. Ook leerden de jongens beleefdheid en goede manieren. Latijn bleef de hoofdzaak. De leerlingen moesten vertalingen kunnen maken van het Nederlands naar Latijn. Ze moesten met de onderwijzers en onderling Latijn spreken. Aan het eind van het schooljaar hield de rector een toespraak in het Latijn. Eén van de leerlingen bedankte ook in het Latijn. De beste leerlingen kregen een beloning, een premium. Meestal waren dat boeken. Johannes Lodema is tot 1798 conrector geweest.


Afbeelding 18. Het vertrek van Johannes Lodema uit Gouda

Het pand aan de Nieuwestad is in 1796 kennelijk nog steeds van Johannes, getuige een advertentie waarin verwezen wordt naar het Rood Laken, het tweede huis vanaf de Burmaniastraat. Het wordt pas in 1799 verkocht aan L. Jansma.


Afbeelding 19. Advertentie in Leeuwarder Courant van 18 mei 1796

Op 3 februari 1796 is hij ingeschreven in het lidmatenregister van de Hervormde Kerk in Dokkum


Afbeelding 20. Inschrijving in het lidmatenregister van de Hervormde Kerk in Dokkum

In Dokkum was het admiraliteitshuis tot 1879 in gebruik als Latijnse school.


Afbeelding 21. Ingang van admiraliteitshuis in Dokkum, waar vroeger de Latijnse school gevestigd was

In de 18e eeuw begon in Nederland de animo voor de Latijnse scholen af te nemen, onder meer door de opkomst van de Franse school. De Franse school was meer praktijkgericht met vakken zoals boekhouden. Toen in 1838 in Nederland een onderwijshervorming werd doorgevoerd ontstond naast de Latijnse school het gymnasium. Het Latijn was bij dat schooltype nog altijd het belangrijkste vak, maar er werd meer tijd uitgetrokken voor de moderne talen en wiskunde en natuurwetenschappen. In de jaren na 1838 werden zeer geleidelijk alle Latijnse scholen omgezet in gymnasia. Toen kwam er ook een geheel nieuw type school; de hogereburgerschool (H.B.S.).

In 1798 was Johannes Lodema mede-ondertekenaar van een stuk waarin de hoop en verwachting werd uitgesproken dat een constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd. 17.392 mensen hadden dit ondertekend. Hij was dus een unitariër. Ongetwijfeld was dit gevoed door de patriottische ideeën die hij had opgedaan in zijn tijd in Gouda.


Afbeelding 22. Naamlyst der geenen welke hunne hoop en verwagting, dat eene constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd, vermelding van Johs E. Lodema uit Dokkum

Er was op 21 januari 1798 een coup voor nodig om deze constitutie in de Nationale Vergadering erdoor te krijgen. Maar vanaf dat jaar was het land een en ondeelbaar en werd de autonomie van de provincies opgeheven. In datzelfde jaar trouwt hij met Eeke Kreeft in Dokkum, om precies te zijn op 25 december 1798. De eerste huwelijks afkondiging was op zondag 10 december 1798, de tweede op zondag 16 december.


Afbeelding 23. Aankondiging van het huwelijk tussen Johs. E. Lodema en Eeke Kreeft.

In 1799 woont hij aan de Wortelhaven in Leeuwarden. Hij adverteert dan in de Leeuwarder Courant dat hij onderwijs geeft in de Latijnse taal en verdere wetenschappen.

Op 29 november 1800 is hij gedwongen om een advertentie te zetten waarin hij ontkent Leeuwarden te gaan verlaten. Kennelijk was de concurrentie in het onderwijs dusdanig groot dat kwade tongen dat hadden beweerd. Hij woont dan inmiddels in de Groote Hoogstraat. Hij zou daar lang blijven wonen. In dezelfde advertentie staat dat hij Rappe verkocht, net als zijn vader Harmanus Lodema. Harmanus woonde in de "Grauwe Hengst", aan de Lange Pijp, tegenover de Waag, tegenwoordig Nieuwestad ZZ 140. Rappe is een soort snuiftabak, gemaakt van fijngemalen tabaksblad. In de achttiende eeuw zeer populair.



Afbeelding 24. Advertentie in de Leeuwarder Courant van 29 november 1800


Afbeelding 25. Advertentie in de Leeuwarder Courant van 14 augustus 1802

Op 19 december 1803 legt Johannes Lodema de burgereed af. Dit was een poging van de overheid om het burgerschap weer nieuw leven in te blazen. Maar in feite stond het burgerschap van de stad op gespannen voet met het burger zijn zoals dat in de Franse en Bataafse revolutie ervaren werd. Hij moet dan voldaan hebben aan de eisen die bij het burgerschap horen, dus hij moet ook aan zijn militieplicht hebben voldaan.


Afbeelding 26. Bewijs van burgerschap van de stad Leeuwarden

In 1806 heeft hij het pand aan de Grote Hoogstraat H 120 gekocht van H. Wijgersma.  Op 7 maart van dat jaar gaan Johannes en zijn vrouw Eeke een lening aan met Anna Botes Winia voor een bedrag van Fl. 3.506,00, waarschijnlijk om de koop van het pand te financieren. 


Afbeelding 27. Obligatie (lening) van FL 3.506,00

Op 13 september 1806 zet hij een advertentie waarin hij vraagt of er iemand genegen is om 388 extra mooie witte marmeren stenen van ongeveer een voet vierkant te willen kopen. Kennelijk is hij aan het verbouwen. Verder maakt hij van de gelegenheid gebruik om aan te geven dat hij nog steeds les geeft zowel overdag als 's avonds en dat leerlingen ook een kostschool biedt. Het pand is er kennelijk groot genoeg voor.

Op 1 oktober 1808 zet hij een advertentie waarin hij aanbiedt om Philantropijns (filantropisch) onderwijs te geven in lezen, schrijven, rekenen en Vaderlandse en Bijbelse geschiedenis. Hij vermeldt daarin ook  dat hij conrector aan de Latijnse school in Dokkum is geweest. 

In 1810 laat Johannes Lodema bij de notaris aantekenen dat een leerling van hem, de koopman Gerhardus Heuveldop een paar jaar les heeft gehad. Kennelijk was dat bij gebrek aan diploma een manier om aan te geven dat hij les had gekregen in de Nederduitse taal. 


Afbeelding 28. Verklaring 26 januari (louwmaand) 1810 dat Gerardus Heuveldop in 1809 en 1810 les heeft gehad van Johannes Elzert Lodema

Hij was in 1811 betrokken als boekhouder bij het opzetten van een weduwenfonds genaamd "zorg voor de vrouwen".


Afbeelding  29. Aankondiging oprichting Fonds voor Weduwen

Op 1 maart 1812 waren er 100 deelnemers en trad het fonds ingevolge art. 11 van het reglement in werking.


Afbeelding  30. Aankondiging van het in werking treden van het Weduwenfonds

Hij is tot het december 1815 boekhouder van het fonds gebleven.

In 1815 was hij lid van de tweede afdeling het onderwijzers gezelschap van Friesland, opgericht bij Koninklijk Besluit van 12 juni 1815.

In 1817 komt hij voor in de Almanak voor het Lager Onderwijs en de opvoeding. Hij valt onder het eerste schooldistrict.

Op 15 januari 1822 zet hij een advertentie dat hij in de Grote Hoogstraat H120 in Leeuwarden blijft wonen. Hij had zijn oog laten vallen op een ander pand, maar de verkoper zag daarvan af. Omdat hij aan huis les gaf in de Nederlandse en Latijnse taal was het belangrijk dat zijn leerlingen dat wisten.


Afbeelding 31. Advertentie in Leeuwarder Courant van 15 januari 1822

Bij de volkstelling van 1824 vinden wij hem terug, toevallig onder de naam van Gerke Gerbenzon, zijn buurman. Hij heeft aan de eisen met betrekking tot de militie voldaan. Er staat ook dat hij altijd in Leeuwarden heeft gewoond, maar dat is dus niet waar.


Afbeelding 32. pagina uit het register van Leeuwarder stemgerechtigden
 
In 1827 treedt hij op als curator voor wijlen Klaas Feij. Johannes Elzert Lodema overlijdt op 24 juni 1829 op 68-jarige leeftijd.


Afbeelding 33. Rouwadvertentie in de Leeuwarder Courant

Zijn enige dochter heette Johanna Margaretha Lodema en zij trouwde op 1 februari 1832 met Gerben Gerbenzon. Zij gingen in het pand aan de Grote Hoogstraat H120 wonen. Gerke Gerbenzon woont met zijn vrouw Yfke en hun twee dochters Suzanne en Anna Maria naast hen op nr 119.
 
Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- Leeuwarder Courant 15 januari 1822; 29 november 1800; 23 november 1799; 15 december 1798; 31 januari 1789; 13 april 1782

- Naamlyst der geenen welke hunne hoop en verwagting, dat eene constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd, aan het Bataafsche volk zal aangeboden worden, by requeste aan de eerste nationale vergadering representeerende het gemelde volk, hebben te kennen gegeeven. Den Haag, 's Lands Drukkery, 1798

- Stads- en dorpskroniek van Friesland over de jaren 1798-1808

- Naamregister der rectoren, prorectoren en praeceptoren, p. 219

- Naamlijst der leden van de kamer van Rhetroica, W. Verblaauw, Gouda, 1792

- Leeuwarder Courant 30 januari 1796 en 13 september 1806

- Goudasche Courant 28 december 1795 en 19 januari 1795, no 8

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/stad/straatnaamgeving/huisnamenoverzicht-april-2005

- Journal du departement de la Frise, 23 augustus 1811

- Almanak voor het lager onderwijs en de opvoeding, uitgegeven door leden van de commissie van onderwijs in Vriesland voor het jaar 1817, Sneek, F.W.v.B. Smallenburg

- http://www.mpaginae.nl/PvT/LatSchFrl.htm

- Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, Deel: 3675, Periode:..., Leeuwarden, archief 1001, inventaris­num­mer 3675, 1806, Groot-Consentboek, aktenummer 17102, folio 152

- http://www.mpaginae.nl/RD/1808AtmK.htm

- Maandelijkse uittreksels of boekzaal der geleerde waereld voor januari 1796 en 1774.

- Relaas van meester Bruno Lieuwes van Albada.

- Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, Deel: 3671, Periode:..., Leeuwarden, archief 1001, inventaris­num­mer 3671, 1799, Groot-Consentboek, aktenummer 16339, folio 171 

- Historisch Centrum Leeuwarden 3.2.12.1.2 Het Vrijcorps

- Tresoar. Toegang ABK 319, inv. nr. 2636

- https://facsimile.ub.rug.nl/digital/collection/manuscripts/id/15754/rec/3

- Bataafsche Courant, 8 december 1798

- Tresoar Toegang 1768, inv. 1


vrijdag 23 oktober 2020

In dienst van Stad en Staat: Gerke Obbes Gerbenzon

In dienst van Stad en Staat: Gerke Obbes Gerbenzon

Dit artikel is het derde uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

De infanterist

Dit derde artikel gaat over Gerke Obbes Gerbenzon, de zoon van Gerben uit het eerste artikel en de broer van Obbe uit het tweede artikel, geboren op 25 september 1787, overleden 2 december 1847. Hij was zaakwaarnemer in 1815 en woonde in K194 (West Hoekster espel). Hij trouwde op 3 november 1811 met Alida Christina Vuistman en ze hadden drie dochters: Yfke, Susanna en Anna Maria. Op 5 juli 1823 werd dat huwelijk ontbonden. In 1829 woonde hij in de Grote Hoogstraat 49 in Leeuwarden en was hij deurwaarder. In 1833 woonde hij in de Kleine Hoogstraat, letter G no 124 


Afbeelding 1 Pagina uit het huwelijksregister, 3 november 1811

In 1822 werd hij deed hij belijdenis bij de Nederlandse Hervormde kerk. 


Afbeelding 2 Lidmaatschap van de Nederlandse Hervormde kerk, 1 december 1822

Op 9 juli 1810 annexeerde keizer Napoleon Bonaparte het Koninkrijk Holland, de vazalstaat waar sinds 1806 zijn broer Lodewijk koning was. Hier ging ook de militaire dienstplicht gelden zoals die op 5 september 1798 al in Frankrijk was ingevoerd. Het leger van het Koninkrijk Holland werd bij de annexatie opgenomen in Napoleons Grande Armée. De dienstplicht gold in principe voor alle mannen van 20 tot 25 jaar, maar er waren natuurlijk eisen waaraan ze moesten voldoen, zoals een minimumlengte van 1,544 mm. Wie getrouwd was, kreeg vrijstelling, en zo waren er nog een paar gronden voor afkeuring of vrijstelling: vrij van dienstplicht waren theologie studenten, matrozen en werknemers van wapenfabrieken. Een te kleine gestalte of handicap was soms nog een reden om aan de "bloedbelasting" te ontkomen, maar de regels werden steeds soepeler uitgelegd naarmate het tekort aan manschappen toenam. Napoleon had kanonnenvlees nodig.

Het oproepen van dienstplichtigen begon in februari 1811. De dienstplicht was toen niet persoonlijk, zodat een ingelote op twee manieren onder de dienst kon uitkomen. Hij kon zijn lotingsnummer ruilen met een dienstplichtige die een hoger nummer had, of hij kon zijn dienstplicht tegen betaling laten vervullen door een man van hoogstens 32 jaar en onbesproken gedrag. Beide manieren van plaatsvervanging  moesten officieel worden vastgelegd. 

De Nederlanders werden niet verspreid over Franse eenheden, maar bleven bij elkaar onder het bevel van Franse officieren. In totaal waren dit in 1810 bijna 26.000 man en 1.200 officieren.

De beroepsmilitairen komende van het leger van het Koninkrijk Holland dienden vooral bij: 
3e Régiment de grenadiers à pied de la garde impériale 
2e Régiment de lanciers de la garde impériale 
11e Régiment de Hussard) in Arras 
14e Régiment de Cuirassiers

De dienstplichtigen dienden vooral bij: 
123e Régiment d'infanterie de ligne in Saint-Omer  
124e Régiment d'infanterie de ligne in Abbéville 
125e Régiment d'infanterie de ligne in Amiens 
126e Régiment d'infanterie de ligne in Luik
33e Régiment d'infanterie légère in Givet 
9e Régiment d'artillerie à pied in Douai  
88e Cohort in Amsterdam

Gerke Obbes Gerbenzon staat in het militieregister van 1795-1813. Hij is ingeschreven in stamboek 575, 125e regiment van linie. Het 125e was in 1795 opgericht en gelegerd in Amiens, en bestond vrijwel geheel uit Nederlanders. De linie infanterie vormde de ruggengraat van het leger. Op het slagveld stonden ze in linies opgesteld om met hun geweren op de tegenstander salvo's af te vuren en ze daarna met de bajonet op de loop aan te vallen. Het 125e regiment stond vanaf 10 juli 1810 onder leiding van kolonel Wagner. 


Afbeelding 3 Kolonel Wagner

Het 125e regiment was de voorzetting van het oude 4e Hollandse regiment en van het tweede bataljon van het 7e Hollandse regiment. 

Uit een brief van een tijdgenoot blijkt hoe Gerke waarschijnlijk van Leeuwarden in Amiens terecht was gekomen. Namelijk te voet. De mars ging van Leeuwarden via Heerenveen, Steenwijk, Zwartsluis, Zwolle, Apeldoorn, Arnhem, Gassel, Den Bosch, Tilburg naar Antwerpen en van daar via Mechelen, Brussel, Tubbeken, Cambrais en Dolan naar Amiens. In totaal 114 uur lopen, gelukkig met de nodige rustdagen. In Amiens waren kennelijk te weinig barakken, zodat sommige rekruten ondergebracht werden bij burgers in de stad.

Het eten van de rekruten was redelijk, althans voor die tijd. " 's Morgens om 10 uur dan eten wij zop met witte brood. Om 3 uur dan eten wij aardappelen met knollen of appels of koolen. Wij hebben daags anderhalf pond brood en een halfpond vlees." 



Afbeelding  4 Vermelding van Gerke Obbes Gerbenzon in het stamboek



Afbeelding 5 De geschiedenis van het regiment en de veldslagen waaraan bataljons van het regiment meededen.

Het is niet helemaal na te gaan welk bataljon precies bij welke veldslag was betrokken. Misschien heeft Gerke steeds het geluk gehad. Hij kwam net te laat als rekruut binnen. De Hollande Brigade was in 1808 al naar Spanje vertrokken. En hij hoefde niet mee naar Rusland; hij was toen al met ontslag. Maar misschien is hij wel betrokken geweest bij de oorlogshandelingen in Duitsland of op Walcheren.




Afbeelding 6 Een soldaat van het 125e regiment van linie

In 1812 was het regiment richting Polen verplaatst. De “Hollandse” regimenten vochten zonder uitzondering in Rusland en leden daar zeer zware verliezen. Het 125e regiment maakte onderdeel uit van de 12e divisie die zich had opgeofferd voor de redding van de restanten van het Grote Leger van 27 tot 29 november 1812 bij de bruggen over de Berezina tijdens de terugtocht uit Rusland. Wagner, hoewel ziek en gewond en uitgeput bracht de laatste nacht door bij zijn mannen. 'En carré' vochten ze door in de sneeuw. De volgende ochtend sneuvelden de laatste Nederlanders of werden half bevroren krijgsgevangen gemaakt. Wagner en 21 van zijn officieren bezweken in het ziekenhuis van Witepesk aan hun wonden.


Afbeelding 7 De ondergang van het 125e regiment in de nacht van 27 op 28 november 1812 aan de oever van de Berenzina

Gerke was op 25 december 1808 in Amiens als rekruut, als vrijwilliger, bij de voorloper van het 125e regiment, het 4e oud-Hollandse regiment, binnen gekomen .De dienstplicht kwam pas in februari 1810.  

Volgens het stamboek had hij blauwe ogen, bruin haar en was hij 1 meter 76. Hij was vanaf 16 juni 1809 korporaal bij de derde compagnie van het derde bataljon. Later gedegradeerd tot soldaat bij de derde compagnie van het vijfde bataljon vanaf mei 1810. In december 1810 zit dit vijfde bataljon in Den Haag en wordt het geleid door kapitein Van Groin. Per 1 maart 1811 zit zijn bataljon in Leiden. Op 26 april 1811 was hij “avec conge de reforme” (verlof om te herstellen). Was hij gewond geraakt? Afgekeurd? In elk geval was dit zijn geluk, want “zijn” 125e regiment werd een jaar later in Rusland vernietigd. 

In 1810 had het regiment een keizerlijke vlag. Deze was in vijf vakken verdeeld: een ruit verbonden met driehoeken, deze waren afwisselend blauw en rood met in het midden het nummer van het regiment omgeven door een lauwerkrans. In het midden stond, omgeven door gouden laurierbladeren: "L' EMPEREUR DES FRANÇAIS AU 125e REGIMENT DE LINGE" . Het vaandel was bekroond met de gekroonde keizerlijke adelaar en een cravatte.


Afbeelding 8 Vaandels van het 125e regiment en zijn voorloper

Afbeelding 9 Fusilier van het 125e regiment

Op 20 december 1813 werd in Nederland het Reglement van algemeene Volkswapening, Landstorm en Landmilitie uitgegeven, waarin onder meer de landstorm werd opgericht. Alle weerbare mannen, tussen de 17 en 50 jaar oud, dienden zich te organiseren in bataljons ter verdediging van de eigen omgeving; er werd geen uniform voorgeschreven, maar iedereen diende een groene tak met bladeren op de hoed te dragen als kenmerk. Alleen degenen die goed konden exerceren mochten een soort uniform en/of uitrusting krijgenLandstormmannen dienden hun eigen wapens mee te nemen; ingeval geen wapens voorhanden waren, werden pieken uitgereikt. De landstormbataljons namen gedurende de bevrijdingsoorlog van 1813-1814 veelvuldig deel aan het belegeren van Franse garnizoenen. Zo werd Delfzijl belegerd met behulp van 19 bataljons landstorm uit onder meer Winschoten. Nadat Napoleon in 1815 definitief werd verslagen  met behulp van de landmilities die geformeerd waren n.a.v. het Reglement van Algemeene Volkswapening voor de verdediging van het vaderland werden de eenheden ontbonden.

De bevrijdingsoorlog 1813-1815

Eind 1813 werd de onafhankelijkheid van Nederland hersteld. Prins Willem VI nam op 15 maart 1815 de titel aan van koning Willem I van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (het grondgebied van wat nu de Benelux is).



Afbeelding 10 Het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (prive bezit J.E. Gerbenzon)

Hoe moest het nieuwe leger er uit zien? Een Staand beroepsleger of moesten er ook dienstplichtigen zijn? En wie zou de baas zijn: de vorst of het parlement?  De landmacht bestond in eerste instantie uit een beroepsleger van 34.000 man; een nationale militie (dienstplichtigen) van 22.000 man en de lokale schutterijen die als reserve konden worden opgeroepen. Het parlement zag liever een leger bestaande uit dienstplichtigen waarop zij via de Militiewet invloed op kon hebben dan een staand beroepsleger dat ten door de koning aangestuurd werd. Wegens tekort aan beroepspersoneel en omdat dienstplichtigen goedkoper waren werden de militie en het staande leger samengevoegd tot een kader-militieleger. Het kader was beroeps. De dienstplichtigen waren vooral lotelingen die te arm waren om een vervanger (remplaçant) te betalen. Nummerwisseling (het vrijwillig ruilen van een lotingsnummer met iemand die ingeloot was) was ook nog toegestaan. 

Bij de grondwet van 1814 werden (weer) schutterijen ingesteld, die in tijd van oorlog konden dienen als versterking van het leger. In de besluiten van de gemeenteraad van Leeuwarden is te lezen dat er begin augustus 1814 een schutterij georganiseerd was, maar dat er geen wapens waren. De gouverneur verlangde dat er binnen de stad een schutterij moest komen van 5 compagnieën, elk van 75 man. 

Op 12 september 1815 is de sterkte:
Staf: 19 man
Officieren (4 compagnieën): 16 man
Tamboers en Pijpers:    8 man
Onderofficieren en schutters: 383 man

Verder schrijft de secretaris van Staat van binnenlandse zaken dat de Schutterijen zoveel mogelijk uit de gegoede burgerij moet worden geworven.

Het vaandel zou er als volgt gaan uitzien: Een witte ondergrond met een rond blauw schild waarop gouden klimmende leeuwen, omgeven met een oranje krans. Hierboven in gouden letters: “Voor Vaderland en Oranje”, daaronder: “Stedelijke Schutterij van Leeuwarden”, verder het rijkswapen met oranjekrans en “Je Maintendrai”. Het vaandel kwam er uiteindelijk toch iets anders uit te zien.





Afbeelding 11 Het vaandel van de Leeuwarder Schutterij

De schutters moesten zelf voor het uniform zorgen, maar in een aantal gevallen betaalde de gemeente dat. Volgens de wet van 1827 kende men in steden van tenminste 2.500 inwoners dienstdoende, en in de overige steden en op het platteland “rustende” schutterijen. De wet stelde de sterkte van beide soorten schutterijen vast op 600 man per 20.000 inwoners. Alle mannelijke Nederlanders tussen 25 en 34 jaar kwamen voor de dienst in aanmerking. Evenals bij de militie was de diensttijd vijf jaar. Het gemeentebestuur was verantwoordelijk voor de dienstdoende schutterij, de commissaris des Konings voor de rustende schutterij. Bij oorlogsdreiging konden de schutters worden opgeroepen om dienst te doen als reservetroepen of landstorm. 

Landstormmannen dienden hun eigen wapens mee te nemen. In het geval er geen wapens waren, werden pieken uitgereikt. De landstormbataljons namen gedurende de bevrijdingsoorlog van 1813-1814 veelvuldig deel aan het belegeren van Franse garnizoenen. Nadat Napoleon in 1815 definitief werd verslagen met behulp van onder andere de landmilities werden de eenheden ontbonden. 

Uit het register van stemgerechtigden van de gemeente Leeuwarden uit 1824 blijkt dat hij aan de militieplicht heeft voldaan. 


Afbeelding 12 Pagina uit register van stemgerechtigden van Leeuwarden, 1824

In 1830, Gerke was toen 43 jaar oud, was hij nog steeds lid van de schutterij. Hij verzocht echter op 30 november van dat jaar om "vrijstelling van wachtdiensten wegens lichaamszwakte, ter handhaving van de inwendige rust.”. Dit werd door de gemeenteraad toegestaan en aan de commandant meegedeeld. 

Hij bleef betrokken bij het leger, tenslotte was zijn broer als tweede luitenant betrokken bij de tiendaagse veldtocht en de nasleep daarvan. Zo gaf hij op 23 augustus twee gulden en zestig cent ten behoeve van de gekwetsten van het Leger.


Afbeelding 13 Artikel in Leeuwarder Courant van 23 augutus 1831 met vermelding van gift aan het leger ten behoeve van gekwetsten

In de praktijk bleek het moeilijk om de schutterij in stand te houden. Vaak ontbrak het aan goed kaderpersoneel en materieel. Ook moest de schutterij taken afstaan aan de steeds beter georganiseerde politie en brandweer. Op 24 juni 1901 werden de schutterijen daarom opgeheven en vervangen door de landweer, die bestond uit dienstplichtigen en vrijwilligers. 

Deurwaarder

Hoe ging het verder met Gerke? 

In 1815 zet hij een advertentie in de Leeuwarder Courant dat hij ondersteuning biedt bij het indienen van de aangifte voor de dan geldende oorlogsbelasting.


Afbeelding 14 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 29 november 1815

In 1815 en lang daarna is hij deurwaarder; hij wordt in de archieven van de burgerlijke stand ook copist genoemd en kantoorklerk. Op 23 augustus 1828 was hij bij besluit van B&W van Leeuwarden aangesteld voor het rondbrengen van waarschuwingsbiljetten en sommaties. Op 29 mei 1824 werd hij aangesteld als Commies der plaatselijke belastingen. Dit zijn met name de Lantaarn- Brandspuit- en Nachtwachtgelden. Hij kreeg daarvoor 2 en een halve cent voor een eerste sommatie en 5 cent voor een tweede sommatie. Ook in 1832 deed hij dit nog maar toen vroeg hij aan de gemeente om 15 cent in plaats van 7 en een halve cent te mogen declareren voor het opmaken van een proces verbaal of een verklaring van onvermogen. In 1835 krijgt hij een bedrag van 40 gulden voor zijn werk om fouten in het kadaster op te sporen.

Op 11 november 1831 was hij zaakwaarnemer en hielp hij bij de afhandeling van belastingzaken. Kennelijk was het voor de gemiddelde burger ook toen al lastig om belastingbetaling goed te regelen.


Afbeelding 15 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 11 november 1831


Afbeelding 16 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 17 februari 1832

In 1833 bood hij zijn diensten aan in een advertentie in de Leeuwarder Courant onder andere om zijn stadsgenoten te helpen bij de administratie en de belastingaangifte. Hij was toen deurwaarder en nog steeds zaakwaarnemer.


Afbeelding 17 Advertentie in de Leeuwarder Courant 27 augustus 1833


Afbeelding 18 Advertentie in de Leeuwarder Courant 6 september 1833


Op 11 maart 1835 's morgens om elf uur overlijdt zijn dochter Yfke Gerbenzon. Ze is pas 22 jaar oud.


Afbeelding 19 Vermelding in de Leeuwarder Courant 20 maart 1835

In 1838 woonde hij in de Poststraat, wijk H no 109, althans volgens bovenstaande advertentie. Hij trad op als getuige bij akten, zoals bijvoorbeeld in 1835.


Afbeelding 20 Handtekening van Gerke Gerbenzon

In 1846 trad hij op als "boedelredder" (executeur-testamentair).


Afbeelding 21 Vermelding in de Leeuwarder Courant 28 april 1846

Hij overleed op 2 december 1847, elders staat 1 december 1847. Er was geen onroerend goed (meer) in de nalatenschap.

Afbeelding 22 Kennisgeving van overlijden in de Leeuwarder Courant van 7 december 1847

 Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- www.memoiresdeshommes.sga.defense.gouv.fr; Service Historique de la Defense, Vincennes/Parijs. Inv nr. 21Yc874

- Op Herhaling. De Koninklijke Landmacht en haar reservisten 1945-2006, p. 11

-- Register van Leeuwarder stemgerechtigden

-’T Kleine Krantsje 10 juli 1982, p. 7. 

- Leovardia, 1 mei 2010, p. 11

- L.L.C. Roulin, 125e régiment d'infanterie: historique de corps d'infanterie ayant porté le no 125

- https://allefriezen.nl/zoeken/persons?ss=%7B%22q%22:%22gerke%20gerbenzon%22%7D

- Historisch Centrum Leeuwarden Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | 1 januari 1811 | pagina 58, 57, 56, 49, 321, 22

- Leeuwarder Courant 27 augustus 1833; 2 augustus 1833; 6 september 1833; 27 februari 1838; 23 februari 1838; 11 november 1831; 17 februari 1832; 6 september 1822; 20 september 1822; 13 september 1822; 4 oktober 1822; 11 oktober 1822; 27 september 1822; 23 augustus 1831; 30 december 1831; 6 januari 1832; 14 april 1826; 13 mei 1828; 7 juni 1822; 14 januari 1821; 4 januari 1821; 18 januari 1821; 20 mei 1828; 4 december 1815; 28 oktober 1834; 18 oktober 1822; 13 februari 1824; 16 mei 1834; 20 mei 1834; 16 maart 1838; 7 december 1847; 6 januari 1843; 22 december 1854; 5 april 1844

Kunstzinnige voorouders: Dirk Gerbenzon

Dirk Gerbenzon Dit artikel is  er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman, handelaar of kunstenaar actief zijn geweest en...