vrijdag 23 oktober 2020

In dienst van Stad en Staat: Gerke Obbes Gerbenzon

In dienst van Stad en Staat: Gerke Obbes Gerbenzon

Dit artikel is het derde uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

De infanterist

Dit derde artikel gaat over Gerke Obbes Gerbenzon, de zoon van Gerben uit het eerste artikel en de broer van Obbe uit het tweede artikel, geboren op 25 september 1787, overleden 2 december 1847. Hij was zaakwaarnemer in 1815 en woonde in K194 (West Hoekster espel). Hij trouwde op 3 november 1811 met Alida Christina Vuistman en ze hadden drie dochters: Yfke, Susanna en Anna Maria. Op 5 juli 1823 werd dat huwelijk ontbonden. In 1829 woonde hij in de Grote Hoogstraat 49 in Leeuwarden en was hij deurwaarder. In 1832 woonde hij in de Groote Hoogstraat, wijk H, no 119, in 1833 woonde hij in de Kleine Hoogstraat, letter G no 124.


Afbeelding 1 Pagina uit het huwelijksregister, 3 november 1811

In 1822 werd hij deed hij belijdenis bij de Nederlandse Hervormde kerk. 


Afbeelding 2 Lidmaatschap van de Nederlandse Hervormde kerk, 1 december 1822

Op 9 juli 1810 annexeerde keizer Napoleon Bonaparte het Koninkrijk Holland, de vazalstaat waar sinds 1806 zijn broer Lodewijk koning was. Hier ging ook de militaire dienstplicht gelden zoals die op 5 september 1798 al in Frankrijk was ingevoerd. Het leger van het Koninkrijk Holland werd bij de annexatie opgenomen in Napoleons Grande Armée. De dienstplicht gold in principe voor alle mannen van 20 tot 25 jaar, maar er waren natuurlijk eisen waaraan ze moesten voldoen, zoals een minimumlengte van 1,544 mm. Wie getrouwd was, kreeg vrijstelling, en zo waren er nog een paar gronden voor afkeuring of vrijstelling: vrij van dienstplicht waren theologie studenten, matrozen en werknemers van wapenfabrieken. Een te kleine gestalte of handicap was soms nog een reden om aan de "bloedbelasting" te ontkomen, maar de regels werden steeds soepeler uitgelegd naarmate het tekort aan manschappen toenam. Napoleon had kanonnenvlees nodig.

Het oproepen van dienstplichtigen begon in februari 1811. De dienstplicht was toen niet persoonlijk, zodat een ingelote op twee manieren onder de dienst kon uitkomen. Hij kon zijn lotingsnummer ruilen met een dienstplichtige die een hoger nummer had, of hij kon zijn dienstplicht tegen betaling laten vervullen door een man van hoogstens 32 jaar en onbesproken gedrag. Beide manieren van plaatsvervanging  moesten officieel worden vastgelegd. 

De Nederlanders werden niet verspreid over Franse eenheden, maar bleven bij elkaar onder het bevel van Franse officieren. In totaal waren dit in 1810 bijna 26.000 man en 1.200 officieren.

De beroepsmilitairen komende van het leger van het Koninkrijk Holland dienden vooral bij: 
3e Régiment de grenadiers à pied de la garde impériale 
2e Régiment de lanciers de la garde impériale 
11e Régiment de Hussard) in Arras 
14e Régiment de Cuirassiers

De dienstplichtigen dienden vooral bij: 
123e Régiment d'infanterie de ligne in Saint-Omer  
124e Régiment d'infanterie de ligne in Abbéville 
125e Régiment d'infanterie de ligne in Amiens 
126e Régiment d'infanterie de ligne in Luik
33e Régiment d'infanterie légère in Givet 
9e Régiment d'artillerie à pied in Douai  
88e Cohort in Amsterdam

Gerke Obbes Gerbenzon staat in het militieregister van 1795-1813. Hij is ingeschreven in stamboek 575, 125e regiment van linie. Het 125e was in 1795 opgericht en gelegerd in Amiens, en bestond vrijwel geheel uit Nederlanders. De linie infanterie vormde de ruggengraat van het leger. Op het slagveld stonden ze in linies opgesteld om met hun geweren op de tegenstander salvo's af te vuren en ze daarna met de bajonet op de loop aan te vallen. Het 125e regiment stond vanaf 10 juli 1810 onder leiding van kolonel Wagner. 


Afbeelding 3 Kolonel Wagner

Het 125e regiment was de voorzetting van het oude 4e Hollandse regiment en van het tweede bataljon van het 7e Hollandse regiment. 

Uit een brief van een tijdgenoot blijkt hoe Gerke waarschijnlijk van Leeuwarden in Amiens terecht was gekomen. Namelijk te voet. De mars ging van Leeuwarden via Heerenveen, Steenwijk, Zwartsluis, Zwolle, Apeldoorn, Arnhem, Gassel, Den Bosch, Tilburg naar Antwerpen en van daar via Mechelen, Brussel, Tubbeken, Cambrais en Dolan naar Amiens. In totaal 114 uur lopen, gelukkig met de nodige rustdagen. In Amiens waren kennelijk te weinig barakken, zodat sommige rekruten ondergebracht werden bij burgers in de stad.

Het eten van de rekruten was redelijk, althans voor die tijd. " 's Morgens om 10 uur dan eten wij zop met witte brood. Om 3 uur dan eten wij aardappelen met knollen of appels of koolen. Wij hebben daags anderhalf pond brood en een halfpond vlees." 



Afbeelding  4 Vermelding van Gerke Obbes Gerbenzon in het stamboek



Afbeelding 5 De geschiedenis van het regiment en de veldslagen waaraan bataljons van het regiment meededen.

Het is niet helemaal na te gaan welk bataljon precies bij welke veldslag was betrokken. Misschien heeft Gerke steeds het geluk gehad. Hij kwam net te laat als rekruut binnen. De Hollande Brigade was in 1808 al naar Spanje vertrokken. En hij hoefde niet mee naar Rusland; hij was toen al met ontslag. Maar misschien is hij wel betrokken geweest bij de oorlogshandelingen in Duitsland of op Walcheren.




Afbeelding 6 Een soldaat van het 125e regiment van linie

In 1812 was het regiment richting Polen verplaatst. De “Hollandse” regimenten vochten zonder uitzondering in Rusland en leden daar zeer zware verliezen. Het 125e regiment maakte onderdeel uit van de 12e divisie die zich had opgeofferd voor de redding van de restanten van het Grote Leger van 27 tot 29 november 1812 bij de bruggen over de Berezina tijdens de terugtocht uit Rusland. Wagner, hoewel ziek en gewond en uitgeput bracht de laatste nacht door bij zijn mannen. 'En carré' vochten ze door in de sneeuw. De volgende ochtend sneuvelden de laatste Nederlanders of werden half bevroren krijgsgevangen gemaakt. Wagner en 21 van zijn officieren bezweken in het ziekenhuis van Witepesk aan hun wonden.


Afbeelding 7 De ondergang van het 125e regiment in de nacht van 27 op 28 november 1812 aan de oever van de Berenzina

Gerke was op 25 december 1808 in Amiens als rekruut, als vrijwilliger, bij de voorloper van het 125e regiment, het 4e oud-Hollandse regiment, binnen gekomen .De dienstplicht kwam pas in februari 1810.  

Volgens het stamboek had hij blauwe ogen, bruin haar en was hij 1 meter 76. Hij was vanaf 16 juni 1809 korporaal bij de derde compagnie van het derde bataljon. Later gedegradeerd tot soldaat bij de derde compagnie van het vijfde bataljon vanaf mei 1810. In december 1810 zit dit vijfde bataljon in Den Haag en wordt het geleid door kapitein Van Groin. Per 1 maart 1811 zit zijn bataljon in Leiden. Op 26 april 1811 was hij “avec conge de reforme” (verlof om te herstellen). Was hij gewond geraakt? Afgekeurd? In elk geval was dit zijn geluk, want “zijn” 125e regiment werd een jaar later in Rusland vernietigd. 

In 1810 had het regiment een keizerlijke vlag. Deze was in vijf vakken verdeeld: een ruit verbonden met driehoeken, deze waren afwisselend blauw en rood met in het midden het nummer van het regiment omgeven door een lauwerkrans. In het midden stond, omgeven door gouden laurierbladeren: "L' EMPEREUR DES FRANÇAIS AU 125e REGIMENT DE LINGE" . Het vaandel was bekroond met de gekroonde keizerlijke adelaar en een cravatte.


Afbeelding 8 Vaandels van het 125e regiment en zijn voorloper

Afbeelding 9 Fusilier van het 125e regiment

Op 20 december 1813 werd in Nederland het Reglement van algemeene Volkswapening, Landstorm en Landmilitie uitgegeven, waarin onder meer de landstorm werd opgericht. Alle weerbare mannen, tussen de 17 en 50 jaar oud, dienden zich te organiseren in bataljons ter verdediging van de eigen omgeving; er werd geen uniform voorgeschreven, maar iedereen diende een groene tak met bladeren op de hoed te dragen als kenmerk. Alleen degenen die goed konden exerceren mochten een soort uniform en/of uitrusting krijgenLandstormmannen dienden hun eigen wapens mee te nemen; ingeval geen wapens voorhanden waren, werden pieken uitgereikt. De landstormbataljons namen gedurende de bevrijdingsoorlog van 1813-1814 veelvuldig deel aan het belegeren van Franse garnizoenen. Zo werd Delfzijl belegerd met behulp van 19 bataljons landstorm uit onder meer Winschoten. Nadat Napoleon in 1815 definitief werd verslagen  met behulp van de landmilities die geformeerd waren n.a.v. het Reglement van Algemeene Volkswapening voor de verdediging van het vaderland werden de eenheden ontbonden.

De bevrijdingsoorlog 1813-1815

Eind 1813 werd de onafhankelijkheid van Nederland hersteld. Prins Willem VI nam op 15 maart 1815 de titel aan van koning Willem I van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (het grondgebied van wat nu de Benelux is).



Afbeelding 10 Het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (prive bezit J.E. Gerbenzon)

Hoe moest het nieuwe leger er uit zien? Een Staand beroepsleger of moesten er ook dienstplichtigen zijn? En wie zou de baas zijn: de vorst of het parlement?  De landmacht bestond in eerste instantie uit een beroepsleger van 34.000 man; een nationale militie (dienstplichtigen) van 22.000 man en de lokale schutterijen die als reserve konden worden opgeroepen. Het parlement zag liever een leger bestaande uit dienstplichtigen waarop zij via de Militiewet invloed op kon hebben dan een staand beroepsleger dat ten door de koning aangestuurd werd. Wegens tekort aan beroepspersoneel en omdat dienstplichtigen goedkoper waren werden de militie en het staande leger samengevoegd tot een kader-militieleger. Het kader was beroeps. De dienstplichtigen waren vooral lotelingen die te arm waren om een vervanger (remplaçant) te betalen. Nummerwisseling (het vrijwillig ruilen van een lotingsnummer met iemand die ingeloot was) was ook nog toegestaan. 

Bij de grondwet van 1814 werden (weer) schutterijen ingesteld, die in tijd van oorlog konden dienen als versterking van het leger. In de besluiten van de gemeenteraad van Leeuwarden is te lezen dat er begin augustus 1814 een schutterij georganiseerd was, maar dat er geen wapens waren. De gouverneur verlangde dat er binnen de stad een schutterij moest komen van 5 compagnieën, elk van 75 man. 

Op 12 september 1815 is de sterkte:
Staf: 19 man
Officieren (4 compagnieën): 16 man
Tamboers en Pijpers:    8 man
Onderofficieren en schutters: 383 man

Verder schrijft de secretaris van Staat van binnenlandse zaken dat de Schutterijen zoveel mogelijk uit de gegoede burgerij moet worden geworven.

Het vaandel zou er als volgt gaan uitzien: Een witte ondergrond met een rond blauw schild waarop gouden klimmende leeuwen, omgeven met een oranje krans. Hierboven in gouden letters: “Voor Vaderland en Oranje”, daaronder: “Stedelijke Schutterij van Leeuwarden”, verder het rijkswapen met oranjekrans en “Je Maintendrai”. Het vaandel kwam er uiteindelijk toch iets anders uit te zien.





Afbeelding 11 Het vaandel van de Leeuwarder Schutterij

De schutters moesten zelf voor het uniform zorgen, maar in een aantal gevallen betaalde de gemeente dat. Volgens de wet van 1827 kende men in steden van tenminste 2.500 inwoners dienstdoende, en in de overige steden en op het platteland “rustende” schutterijen. De wet stelde de sterkte van beide soorten schutterijen vast op 600 man per 20.000 inwoners. Alle mannelijke Nederlanders tussen 25 en 34 jaar kwamen voor de dienst in aanmerking. Evenals bij de militie was de diensttijd vijf jaar. Het gemeentebestuur was verantwoordelijk voor de dienstdoende schutterij, de commissaris des Konings voor de rustende schutterij. Bij oorlogsdreiging konden de schutters worden opgeroepen om dienst te doen als reservetroepen of landstorm. 

Landstormmannen dienden hun eigen wapens mee te nemen. In het geval er geen wapens waren, werden pieken uitgereikt. De landstormbataljons namen gedurende de bevrijdingsoorlog van 1813-1814 veelvuldig deel aan het belegeren van Franse garnizoenen. Nadat Napoleon in 1815 definitief werd verslagen met behulp van onder andere de landmilities werden de eenheden ontbonden. 

Uit het register van stemgerechtigden van de gemeente Leeuwarden uit 1824 blijkt dat hij aan de militieplicht heeft voldaan. 


Afbeelding 12 Pagina uit register van stemgerechtigden van Leeuwarden, 1824

In 1830, Gerke was toen 43 jaar oud, was hij nog steeds lid van de schutterij. Hij verzocht echter op 30 november van dat jaar om "vrijstelling van wachtdiensten wegens lichaamszwakte, ter handhaving van de inwendige rust.”. Dit werd door de gemeenteraad toegestaan en aan de commandant meegedeeld. 

Hij bleef betrokken bij het leger, tenslotte was zijn broer als tweede luitenant betrokken bij de tiendaagse veldtocht en de nasleep daarvan. Zo gaf hij op 23 augustus twee gulden en zestig cent ten behoeve van de gekwetsten van het Leger.


Afbeelding 13 Artikel in Leeuwarder Courant van 23 augutus 1831 met vermelding van gift aan het leger ten behoeve van gekwetsten

In de praktijk bleek het moeilijk om de schutterij in stand te houden. Vaak ontbrak het aan goed kaderpersoneel en materieel. Ook moest de schutterij taken afstaan aan de steeds beter georganiseerde politie en brandweer. Op 24 juni 1901 werden de schutterijen daarom opgeheven en vervangen door de landweer, die bestond uit dienstplichtigen en vrijwilligers. 

Deurwaarder

Hoe ging het verder met Gerke? 

In 1815 zet hij een advertentie in de Leeuwarder Courant dat hij ondersteuning biedt bij het indienen van de aangifte voor de dan geldende oorlogsbelasting.


Afbeelding 14 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 29 november 1815

In 1815 en lang daarna is hij deurwaarder; hij wordt in de archieven van de burgerlijke stand ook copist genoemd en kantoorklerk. Op 23 augustus 1828 was hij bij besluit van B&W van Leeuwarden aangesteld voor het rondbrengen van waarschuwingsbiljetten en sommaties. Op 29 mei 1824 werd hij aangesteld als Commies der plaatselijke belastingen. Dit zijn met name de Lantaarn- Brandspuit- en Nachtwachtgelden. Hij kreeg daarvoor 2 en een halve cent voor een eerste sommatie en 5 cent voor een tweede sommatie. Ook in 1832 deed hij dit nog maar toen vroeg hij aan de gemeente om 15 cent in plaats van 7 en een halve cent te mogen declareren voor het opmaken van een proces verbaal of een verklaring van onvermogen. In 1835 krijgt hij een bedrag van 40 gulden voor zijn werk om fouten in het kadaster op te sporen.

Op 11 november 1831 was hij zaakwaarnemer en hielp hij bij de afhandeling van belastingzaken. Kennelijk was het voor de gemiddelde burger ook toen al lastig om belastingbetaling goed te regelen.


Afbeelding 15 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 11 november 1831


Afbeelding 16 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 17 februari 1832

In 1833 bood hij zijn diensten aan in een advertentie in de Leeuwarder Courant onder andere om zijn stadsgenoten te helpen bij de administratie en de belastingaangifte. Hij was toen deurwaarder en nog steeds zaakwaarnemer.


Afbeelding 17 Advertentie in de Leeuwarder Courant 27 augustus 1833


Afbeelding 18 Advertentie in de Leeuwarder Courant 6 september 1833


Op 11 maart 1835 's morgens om elf uur overlijdt zijn dochter Yfke Gerbenzon. Ze is pas 22 jaar oud.


Afbeelding 19 Vermelding in de Leeuwarder Courant 20 maart 1835

In 1838 woonde hij in de Poststraat, wijk H no 109, althans volgens bovenstaande advertentie. Hij trad op als getuige bij akten, zoals bijvoorbeeld in 1835.


Afbeelding 20 Handtekening van Gerke Gerbenzon

In 1846 trad hij op als "boedelredder" (executeur-testamentair).


Afbeelding 21 Vermelding in de Leeuwarder Courant 28 april 1846

Hij overleed op 2 december 1847, elders staat 1 december 1847. Er was geen onroerend goed (meer) in de nalatenschap.

Afbeelding 22 Kennisgeving van overlijden in de Leeuwarder Courant van 7 december 1847

 Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- www.memoiresdeshommes.sga.defense.gouv.fr; Service Historique de la Defense, Vincennes/Parijs. Inv nr. 21Yc874

- Op Herhaling. De Koninklijke Landmacht en haar reservisten 1945-2006, p. 11

-- Register van Leeuwarder stemgerechtigden

-’T Kleine Krantsje 10 juli 1982, p. 7. 

- Leovardia, 1 mei 2010, p. 11

- L.L.C. Roulin, 125e régiment d'infanterie: historique de corps d'infanterie ayant porté le no 125

- https://allefriezen.nl/zoeken/persons?ss=%7B%22q%22:%22gerke%20gerbenzon%22%7D

- Historisch Centrum Leeuwarden Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | 1 januari 1811 | pagina 58, 57, 56, 49, 321, 22

- Leeuwarder Courant 27 augustus 1833; 2 augustus 1833; 6 september 1833; 27 februari 1838; 23 februari 1838; 11 november 1831; 17 februari 1832; 6 september 1822; 20 september 1822; 13 september 1822; 4 oktober 1822; 11 oktober 1822; 27 september 1822; 23 augustus 1831; 30 december 1831; 6 januari 1832; 14 april 1826; 13 mei 1828; 7 juni 1822; 14 januari 1821; 4 januari 1821; 18 januari 1821; 20 mei 1828; 4 december 1815; 28 oktober 1834; 18 oktober 1822; 13 februari 1824; 16 mei 1834; 20 mei 1834; 16 maart 1838; 7 december 1847; 6 januari 1843; 22 december 1854; 5 april 1844; 2 januari 1832

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

In dienst van Stad en Staat: Andries Yntes Visser (No 10)

In dienst van Stad en Staat Andries Yntes Visser (No 10) Dit artikel is het zevenentwintigste uit een serie over burgers die zich inzetten v...