In dienst van Stad en Staat: David Gerbenzon
Deze blog gaat over geschiedenis, de stad Leeuwarden, maar ook over kunst en antiek in zijn algemeenheid.
zaterdag 6 maart 2021
In dienst van Stad en Staat: David Gerbenzon
dinsdag 16 februari 2021
In dienst van Stad en Staat: Johannes Elsertus Lodema
In dienst van Stad en Staat: Johannes Elsertus Lodema (No 66)
Afbeelding 3. Titelpagina van het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden ondertekend door Johannes E. Lodema
Afbeelding 6. Joh. E. Lodema tekende als 33e en staat op dezelfde pagina vermeld als Wopke Wopkens, de voorman van de sociëteit Door Vrijheid en IJver.
Afbeelding 9. Bijdrage door Gerbenzon in het album Amicorum van Johannes Lodema gedateerd 14 januari 1811
Afbeelding 13. De ingang van de Latijnse school in Gouda waar Johannes Elsertus Lodema les gaf
zaterdag 21 november 2020
In dienst van Stad en Staat: Obbe Gerbenszon
In dienst van Stad en Staat: Obbe Gerbenszon (No 256)
Dit artikel is het elfde artikel uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.
Dit elfde artikel gaat over Obbe Gerbenszon, zoon van Gerben Obbes, geboren op 10 augustus 1723 in Joure. Hij is gedoopt op 15 augustus 1723.
Apotheker
Volgens het lidmatenboek van Haskerland uit 1790 was hij apotheker in Joure. Hij is getrouwd op 30 april 1747 met Aafke Hylkes uit Idsegahuizum. Aafke doet op 25 januari 1748 belijdenis. Het apothekersvak was destijds een belangrijke functie, ondanks zijn tweeslachtig karakter, half wetenschapper en half koopman. Een apotheker moest in elk geval latijn kennen en waarschijnlijk ook frans. Een apotheker daarnaast ook vaak drogist.
Volgens het quotisatieregister van 1749 bestond het gezin uit 3 volwassenen (boven twaalf jaar) en een kind. Volgens het schoorsteengeldregister bezat hij in 1754 anderhalf schoorsteen en betaalde hij voor 3 halve hoofden 9 gulden. Dat hij over anderhalve schoorsteen belasting moest betalen betekent dat hij naast dat hij apotheker was waarschijnlijk (ook) een boerenbedrijf had. De schoorsteen in een stal telde namelijk maar voor de helft mee. Tot de hele hoofden werden gerekend alle leden van een huishouden boven de 12 jaar met inbegrip van het personeel, waarvan het hoofd een vermogen bezat van 600 gulden of meer. Wanneer het vermogen beneden de 600 gulden lag, gold het tarief voor halve hoofden. Het lijkt er dus op dat hij toen in elk geval niet welgesteld was, maar ook niet armlastig.
In 1746 heeft hij belijdenis gedaan en het lijkt erop dat hij in 1772 weduwnaar was.
Afbeelding 3. Pagina uit het lidmaatregister Nederlandse Hervormde kerk Joure
In 1787 en in 1790 was hij ouderling in Joure en lid van de kerkeraad. Er staat nogmaals vermeld dat hij apotheker was. Hij moet voor 17 april 1793 overleden zijn, want dat is de aktedatum dat zijn boedel wordt verdeeld.
Afbeelding 4. pagina uit het autorisatieboek met betrekking tot de verdeling van de boedel
Obbe had 6 kinderen. Dochter Nantje, geboren op 2 september 1754, overleden op 27 augustus 1826. (Na de dood van haar man Symen neemt ze later de naam Taconis aan). Hylke, gedoopt op 14 december 1749 te Joure. Waarschijnlijk jong overleden. Gerben, gedoopt op 1 september 1748 te Joure. Overleden op 9 februari 1801 te Leeuwarden. Jacob, gedoopt 27 april 1760, overleden op 14 maart 1806 te Joure. Sydske (of Sytske), gedoopt op 26 januari 1757. Zij trouwde met Gauke Alles. En Hylke, gedoopt op 12 september 1751. Hij is op 21 augustus1780 getrouwd met Pietje Ruurds de Boer uit Monickendam.
Kennelijk heeft zijn zoon Jacob de apothekerszaak voortgezet na het overlijden van Obbe. Toen Jacob, kinderloos, overleed was er een vermogen van ruim 1.759 gulden en onroerend goed. In de Leeuwarder Courant van 17 mei 1806 wordt de zaak en het woonhuis te koop aangeboden door de erven. Kennelijk had Jacob geen kinderen.
Afbeelding 5. Advertentie (aan de zijkant) waarin de apotheek van wijlen Jacob Obbes te koop aangeboden wordt
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
zaterdag 14 november 2020
In dienst van Stad en Staat: Gerben Obbes
In dienst van Stad en Staat: Gerben Obbes (No 512)
Dit artikel is het tiende artikel uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.
Dit tiende artikel gaat over Gerben Obbes, de zoon van Obbe Bartels. Hij is geboren te Joure in 1695. Ook hij stond in dienst van Stad of Staat, hij had namelijk de functie van Dorpregter. Zijn vrouw heette Naantje Wynolts Leffering. Ze zijn getrouwd op 18 oktober 1722. Sinds 1721 is hij lid van de Hervormde Gemeente te Joure. Op 29 april 1723 is hij gedoopt en heeft hij belijdenis gedaan. Tussen 1755 en 1763 was Gerben lid van de kerkeraad van de Hervormde kerk in Joure. Dus terwijl zijn vader doopsgezind was is hij Nederlands Hervormd geworden.
Ze hadden een aantal kinderen: Pyter, geboren 8 mei 1732; Rinske geboren 7 februari 1727 te Joure; Wopke geboren 17 februari 1738; Wynold, geboren in 1726 (overleden in 1726); Tryntje, geboren 30 januari 1735; Obbe, geboren 10 augustus 1724 en Wynolt, geboren 26 oktober 1729.
Afbeelding 1 Pagina uit het lidmatenregister van de Hervormde Gemeente in Joure
Gerben was sinds 1738 als dorpsrechter de vertegenwoordiger van het grietenijbestuur in het dorp. In 1758 was hij dat nog. Ten tijde van de Republiek had vrijwel elk dorp een dorpsrechter. Hij diende de grietman van alle ongeregeldheden en onenigheden, die niet meteen opgelost kunnen worden, op de hoogte te brengen. Verdachten van overtredingen moesten door hem worden gearresteerd en overgebracht naar het Nedergerecht. Zo werd er soms door een dorpsrechter in "wild west stijl" een posse samengesteld om veedieven te achterhalen. Ook moest hij dagvaardingen overhandigen aan betrokkenen. Ook bestuurlijke taken vormden een onderdeel van zijn functie. Zo moest hij de besluiten van de Staten van Friesland uitvoeren, deze voor (laten) lezen en aanplakken. Vandaar de naam plakkaat. Verder moest hij belastingkohieren vernieuwen en opsturen naar het provinciebestuur en had hij toezicht op het beheer van de kerkelijke goederen en de grietenij.
Inzake rechtskwesties spreekt het Nedergerecht niet alleen recht in strafzaken, maar ook in civiele zaken. Tenslotte heeft het Nedergerecht een taak inzake het familierecht en het familiegoederenrecht. In Friesland heeft elke grietenij zijn eigen Nedergerecht. Voorzitter is steeds de grietman. Deze benoemt zijn mederechters, de secretaris en de dorpsrechters. De grietman doet deze benoemingen door een keuze uit drie personen te maken, die worden voorgedragen door de stemgerechtigden. Stemgerechtigd waren de eigenaren van stemhebbende boerderijen.
Floreenontvanger
In 1734 was hij tevens floreenontvanger. De Floreenrente was een belasting op grondbezit. De huurwaarde van een perceel werd uitgedrukt in een nader door de Staten van Friesland vast te stellen bedrag.
Of hij als floreenontvanger populair was valt te betwijfelen. De Friezen hadden het niet zo op belastingheffing. Na de nodige onrust besloten de Staten van Friesland op 1 juni 1748 de wijze van belastingheffing te veranderen en over te gaan naar een belasting naar draagkracht. In elk dorp en elke stad werd een commissie in het leven geroepen. Voor die commissie moesten alle gezinshoofden verschijnen om op te geven hoe de samenstelling van hun gezin was (aantal personen beneden en boven 12 jaar) en over welk vermogen en inkomen men beschikte. In de praktijk werden ook bijna altijd de beroepen opgetekend. Armen waren van de quotisatie vrijgesteld. Het volk was over de quotisatie al gauw nog ontevredener dan over de vroegere belastingen. De quotisatie is dan ook in 1750 al weer afgeschaft en er is dus in Friesland slechts één quotisatie geweest. Uit de quotisatie van 1749 halen we echter wel het gegeven dat hij dorpsrechter was en dat het gezin uit vier volwassen personen (boven 12 jaar dus) en 1 kind bestond.
Op 12 augustus 1738 stond Gerben samen met Anne Jans, meesterbakker en Wijbren Romkes, meester Brouwer borg voor Sybe Heeres, tjalkschipper en handelaar in hout, wonende te Joure en ging naar Leiden. Zij waren alle drie Diaken bij de gereformeerde gemeente van Joure. Ook hier wordt nog eens bevestigd dat hij dorpsrechter was.
Een borgstelling ging via een akte van indemniteit (ook akte van cautie, borgtocht, ontlastbrief of borgbrief genoemd) en was een officiële verklaring van de diaconie of het gerecht van de plaats van herkomst van nieuwe ingezetenen, dat deze de eventueel noodzakelijke bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor hen zouden betalen. De Nederlandse plaatsen gingen om deze akte vragen als iemand zich daar wilde vestigen vanwege de groeiende armoede vanaf het eind van de 17e eeuw. Het betekent enerzijds dat Gerben zich niet onttrok aan sociale verplichtingen en anderzijds dat hij toch redelijk vermogend moet zijn geweest.
De bevolking in Haskerland bestond in 1744 uit 2.572 mensen, in 1795 was dat gegroeid tot 3.888.
Op 19 augustus 1744 was hij curator van een boedel en op 25 februari 1750 was hij curator ad actum recipiendarum rationem (beheerder van een te verdelen boedel, waarin minderjarige of handelingsonbekwame gerechtigd zijn).
Halve schoorstenen en halve hoofden: het schoorsteengeld
In 1754 heeft hij een bedrag van 18 gulden betaald aan schoorsteengelden. Het gezin bestond uit 5 personen. Het huis had 1 schoorsteen. Het schoorsteengeld werd jaarlijks geheven over elke schoorsteen, haardstede, stookplaats en oven, ook als deze bedrijfsmatig werden gebruikt. Voor de 'puiskeukens', dat waren schoorstenen, die door de boeren in hun stal waren gemaakt was men slechts het halve schoorsteengeld verschuldigd. Zij werden daarom in de kohieren vermeld als 'halve schoorstenen'. In beginsel betaalden eigenaar en huurder elk de helft van het schoorsteengeld. Aan deze bepaling is blijkbaar te danken, dat ook de schoorstenen van leegstaande huizen voor halven werden gerekend (er was dan immers geen huurder). Armlastigen waren vrijgesteld van de belasting. Bij de heffing van het hoofdgeld maakte men onderscheid tussen 'hele hoofden' en 'halve hoofden'. De eersten werden aangeslagen voor een bedrag van 3 cgl. per jaar, de laatsten voor de helft. Tot de hele hoofden werden gerekend alle leden boven de 12 jaar (ook het personeel) van een huishouden, waarvan het hoofd een vermogen bezat van 600 cgl. of meer. Wanneer het vermogen beneden de 600 cgl. lag, gold het tarief voor halve hoofden.
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
Kunstzinnige voorouders: Dirk Gerbenzon
Dirk Gerbenzon Dit artikel is er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman, handelaar of kunstenaar actief zijn geweest en...
-
De bewogen geschiedenis van het pand met nummer Weerd 17 ("De arend") te Leeuwarden Volgens de Quotisatiekohieren van 1749 woonden...
-
De interessante geschiedenis van het pand in de Weerd met nummer 15 Als je in een oud pand woont weet je zeker dat er voor jou mensen gewoon...
-
In dienst van Stad en Staat: Pieter Gerbenzon (No 8) Dit artikel is het zesde uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire ta...