zaterdag 14 november 2020

In dienst van Stad en Staat: Gerben Obbes

In dienst van Stad en Staat: Gerben Obbes (No 512)

Dit artikel is het tiende artikel uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit tiende artikel gaat over Gerben Obbes, de zoon van Obbe Bartels. Hij is geboren te Joure in 1695. Ook hij stond in dienst van Stad of Staat, hij had namelijk de functie van Dorpregter. Zijn vrouw heette Naantje Wynolts Leffering. Ze zijn getrouwd op 18 oktober 1722. Sinds 1721 is hij lid van de Hervormde Gemeente te Joure. Op 29 april 1723 is hij gedoopt en heeft hij belijdenis gedaan. Tussen 1755 en 1763 was Gerben lid van de kerkeraad van de Hervormde kerk in Joure. Dus terwijl zijn vader doopsgezind was is hij Nederlands Hervormd geworden.

Ze hadden een aantal kinderen: Pyter, geboren 8 mei 1732; Rinske geboren 7 februari 1727 te Joure; Wopke geboren 17 februari 1738; Wynold, geboren in 1726 (overleden in 1726); Tryntje, geboren 30 januari 1735; Obbe, geboren 10 augustus 1724 en Wynolt, geboren 26 oktober 1729.




Afbeelding 1 Pagina uit het lidmatenregister van de Hervormde Gemeente in Joure

Gerben was sinds 1738 als dorpsrechter de vertegenwoordiger van het grietenijbestuur in het dorp. In 1758 was hij dat nog. Ten tijde van de Republiek had vrijwel elk dorp een dorpsrechter. Hij diende de grietman van alle ongeregeldheden en onenigheden, die niet meteen opgelost kunnen worden, op de hoogte te brengen. Verdachten van overtredingen moesten door hem worden gearresteerd en overgebracht naar het Nedergerecht. Zo werd er soms door een dorpsrechter in "wild west stijl" een posse samengesteld om veedieven te achterhalen. Ook moest hij dagvaardingen overhandigen aan betrokkenen. Ook bestuurlijke taken vormden een onderdeel van zijn functie. Zo moest hij de besluiten van de Staten van Friesland uitvoeren, deze voor (laten) lezen en aanplakken. Vandaar de naam plakkaat. Verder moest hij belastingkohieren vernieuwen en opsturen naar het provinciebestuur en had hij toezicht op het beheer van de kerkelijke goederen en de grietenij.

Inzake rechtskwesties spreekt het Nedergerecht niet alleen recht in strafzaken, maar ook in civiele zaken. Tenslotte heeft het Nedergerecht een taak inzake het familierecht en het familiegoederenrecht. In Friesland heeft elke grietenij zijn eigen Nedergerecht. Voorzitter is steeds de grietman. Deze benoemt zijn mederechters, de secretaris en de dorpsrechters. De grietman doet deze benoemingen door een keuze uit drie personen te maken, die worden voorgedragen door de stemgerechtigden. Stemgerechtigd waren de eigenaren van stemhebbende boerderijen.

Floreenontvanger

In 1734 was hij tevens floreenontvanger. De Floreenrente was een belasting op grondbezit. De huurwaarde van een perceel werd uitgedrukt in een nader door de Staten van Friesland vast te stellen bedrag.

Of hij als floreenontvanger populair was valt te betwijfelen. De Friezen hadden het niet zo op belastingheffing. Na de nodige onrust besloten de Staten van Friesland op 1 juni 1748 de wijze van belastingheffing te veranderen en over te gaan naar een belasting naar draagkracht. In elk dorp en elke stad werd een commissie in het leven geroepen. Voor die commissie moesten alle gezinshoofden verschijnen om op te geven hoe de samenstelling van hun gezin was (aantal personen beneden en boven 12 jaar) en over welk vermogen en inkomen men beschikte. In de praktijk werden ook bijna altijd de beroepen opgetekend. Armen waren van de quotisatie vrijgesteld. Het volk was over de quotisatie al gauw nog ontevredener dan over de vroegere belastingen. De quotisatie is dan ook in 1750 al weer afgeschaft en er is dus in Friesland slechts één quotisatie geweest. Uit de quotisatie van 1749 halen we echter wel het gegeven dat hij dorpsrechter was en dat het gezin uit vier volwassen personen (boven 12 jaar dus) en 1 kind bestond.

Op 12 augustus 1738 stond Gerben samen met Anne Jans, meesterbakker en Wijbren Romkes, meester Brouwer borg voor Sybe Heeres, tjalkschipper en handelaar in hout, wonende te Joure en ging naar Leiden. Zij waren alle drie Diaken bij de gereformeerde gemeente van Joure. Ook hier wordt nog eens bevestigd dat hij dorpsrechter was. 

Een borgstelling ging via een akte van indemniteit (ook akte van cautie, borgtocht, ontlastbrief of borgbrief genoemd) en was een officiële verklaring van de diaconie of het gerecht van de plaats van herkomst van nieuwe ingezetenen, dat deze de eventueel noodzakelijke bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor hen zouden betalen. De Nederlandse plaatsen gingen om deze akte vragen als iemand zich daar wilde vestigen vanwege de groeiende armoede vanaf het eind van de 17e eeuw. Het betekent enerzijds dat Gerben zich niet onttrok aan sociale verplichtingen en anderzijds dat hij toch redelijk vermogend moet zijn geweest.

De bevolking in Haskerland bestond in 1744 uit 2.572 mensen, in 1795 was dat gegroeid tot 3.888.

Op 19 augustus 1744 was hij curator van een boedel en op 25 februari 1750 was hij curator ad actum recipiendarum rationem (beheerder van een te verdelen boedel, waarin minderjarige of handelingsonbekwame gerechtigd zijn). 

Halve schoorstenen en halve hoofden: het schoorsteengeld

In 1754 heeft hij een bedrag van 18 gulden betaald aan schoorsteengelden. Het gezin bestond uit 5 personen. Het huis had 1 schoorsteen. Het schoorsteengeld werd jaarlijks geheven over elke schoorsteen, haardstede, stookplaats en oven, ook als deze bedrijfsmatig werden gebruikt. Voor de 'puiskeukens', dat waren schoorstenen, die door de boeren in hun stal waren gemaakt was men slechts het halve schoorsteengeld verschuldigd. Zij werden daarom in de kohieren vermeld als 'halve schoorstenen'. In beginsel betaalden eigenaar en huurder elk de helft van het schoorsteengeld. Aan deze bepaling is blijkbaar te danken, dat ook de schoorstenen van leegstaande huizen voor halven werden gerekend (er was dan immers geen huurder). Armlastigen waren vrijgesteld van de belasting. Bij de heffing van het hoofdgeld maakte men onderscheid tussen 'hele hoofden' en 'halve hoofden'. De eersten werden aangeslagen voor een bedrag van 3 cgl. per jaar, de laatsten voor de helft. Tot de hele hoofden werden gerekend alle leden boven de 12 jaar (ook het personeel) van een huishouden, waarvan het hoofd een vermogen bezat van 600 cgl. of meer. Wanneer het vermogen beneden de 600 cgl. lag, gold het tarief voor halve hoofden.

Gerben is overleden in Haskerland in 1775. Op 16 juli 1777 werd de boedel afgehandeld. In de Leeuwarder Courant van 9 juli 1777 wordt die aankondiging gedaan en wordt nogmaals vermeld dat Gerben bij leven Dorpsrechter in Joure was. Daarnaast was hij waarschijnlijk boer. Hoewel in kleine dorpen de schoolmeester vaak als dorpsrechter fungeerde, was dat in Haskerland niet het geval. Boeren vervulden hier deze functie. 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/beelden/homepage/Kennis/Utjeften/Skoalmasters/haskerland.pdf

- Leeuwarder Courant van 9 juli 1771

- Archief Borgbrieven kaart nr 2205, Archief 0520 inv nr. 596.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Kunstzinnige voorouders: Dirk Gerbenzon

Dirk Gerbenzon Dit artikel is  er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman, handelaar of kunstenaar actief zijn geweest en...