Posts tonen met het label Bourtange. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bourtange. Alle posts tonen

zondag 6 juli 2025

In dienst van Stad en Staat: Cornelis Gerrits Radijs no. 7.888

In dienst van Stad en Staat: Cornelis Gerrits Radijs (No. 7.888)

Dit artikel is het negenendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

De achternaam Radijs is opvallend en blijkt een familie vol met predikanten, deurwaarders, procureurs, advocaten, chirurgijns en burgemeesters te zijn. De herkomst van de naam Radijs is niet duidelijk. Aan de universiteit van Franeker werd hun naam gelatiniseerd tot Raphanus (de groente radijs).  De groente radijs komt later ook in een familiewapen terug. Maar waarschijnlijk heeft de naam oorspronkelijk niets met de groente te maken. Varianten zijn Radius, Rodius. Wat onderzoek bemoeilijkt is dat dezelfde namen steeds in andere generaties terugkomen.

Op 14 juli 1604 diende voor het Hof van Friesland te Leeuwarden een zaak, aangespannen door Cornelis Gerrits Radijs. Er wordt vermeld dat hij chirurgijn was en gelegerd was in Bellingwolde. Hij schijnt verliefd te zijn geworden op Ansck Claes, die "huiselijk verkeer" had met zijn broers Gerrit (zie hieronder) en Willem Radijs in Leeuwarden. Zijn liefde werd beantwoord en hij had haar ten huwelijk gevraagd en Ansck had daarin toegestemd. Maar nu het erop aankwam, wilden de curatoren (voogden) geen toestemming tot het huwelijk geven. Het Hof oordeelde dat het meisje te jong was en dat Cornelis haar heimelijk buiten weten van de curatoren met mooie woorden aangezocht had. Het verzoek werd niet ontvankelijk verklaard en het huwelijk ging niet door.

Toch trouwt hij met haar: in juni 1618 wordt Cornelis Radijs (Rhodijsz) met zijn huisvrouw Anna ingeschreven als lidmaat in Groningen. In 1628 wordt hij samen met Ansck genoteerd als lidmaat in Oudeschans, waarbij vermeld wordt dat hij sergeant is onder hopman Cornelis Schaij. Hij was sergeant in Bellingwolde en Bourtange. De compagnie van hopman Schaij was actief in Langakkerschans (Oude schans) en Bellingwolderschans (Nieuwe schans).


Afbeelding 1 Uitsnede uit het doop- en trouwboek kerkelijke gemeente Oudeschans


Afbeelding 2 Links op de tekening de Bellingwolderschans in de zeventiende eeuw (bron: Groninger Archieven)

Cornelis had zijn handen vol aan het in het gareel houden van zijn mannen. Zo wordt op 16 september 
1624 gesteld dat "De sergeant Cornelis Radijs gelast om de vier nog voortvluchtige soldaten die, mede door zijn toedoen, straatschenderij pleegden in het Stift Osenbrugge, in handen van de justitie te bezorgen, omdat anders tegen hem zal worden geprocedeerd". Dat lukt hem kennelijk niet en op 1 oktober wordt Cornelis in bewaring gesteld. Op 7 december van dat jaar wordt door Gedeputeerde Staten bepaald  dat "de sententie van de Krijgsraad, uitgesproken tegen Sergeant Cornelis Radijs, gemodereerd en de straf nader bepaald op 50 daalders boete, ten profijt van de armen van het Regiment, en verder bepaald dat hij bij wanbetaling "ses weken sal moeten schilderen". 

Wat de mannen in stift Ossenbrugge (Osnabrück) precies hebben uitgespookt is niet duidelijk. Straatschenderij kan baldadigheid of vandalisme zijn en dat lijkt me niet ernstig, maar de discipline was kennelijk een probleem. En Osnabrück ligt 150 km van Bellingwolde. En hoe kwamen ze daar? 

Verder lag Cornelis voortdurend overhoop met aannemers over de prijs van geleverd werk en materiaal voor de bouw van de bonenschans en de redouten bij Ter Apel .De bonenschans lag aan de Dollard vlak bij de grens van Duitsland. 


Afbeelding 3 Kaart uit 1627 met daarop de Bonerschans

Een van de verantwoordelijken voor de werkzaamheden in Oudeschans was de Friese gedeputeerde Albert Everts Boner uit Leeuwarden. Op grond daarvan wordt vermoed dat de schans naar hem is vernoemd, De naam komt sinds 1627 voor: Bone schans, zie bovenaan op de kaart. een andere bron geeft aan dat de schans is aangelegd in 1589 en genoemd is naar het (nu Duitse) dorp Boene en dat lijkt me aannemelijker.. De Booneschans was een zogenaamde dijkschans, gelegen aan de Hamdijk, de eerste dijk die omstreeks 1544 werd aangelegd langs de Dollardboezem en die in Duitsland Altendeich (Oudedijk) wordt genoemd. De schans lag bij de plek waar de Moersloot of Lethe via een sluis) in de Dollard stroomde. Hoe de schans er precies uitgezien heeft is niet zeker. Maar  wellicht was het een onregelmatig aangelegd schansje met vier halfbastions, direct ten westen van de Dünebroekerzijl. Het wordt ook wel een hoornwerk genoemd. Nadat de Dollarddijk door de indijking van Bunderneuland in 1605 naar het noorden opschoof, nam de strategische betekenis van de schans af. Zijn taken werden gedeeltelijk overgenomen door de aanleg van de Langakker- of Nieuweschans in 1628.



Afbeelding 4 Plattegrond van de Boonerschans in 1675

Toch deed Cornelis kennelijk ook wel iets goeds want op 25 september 1627 kreeg hij 14 dagen verlof.

Cornelis overlijdt vóór 1645. Van het echtpaar Cornelis en Anna zijn twee zoons bekend: Christoffer Radijs (no. 3.944) en Nicolaes Radijs. 

Predikant Gerardus Raphanus

Cornelis' vader heette Gerrit (Gerardus) Robberts Radijs (no 31.552) en was predikant in Marssum. Gerrit senior woonde tot 1581 in Norden, Emderland, Oost-Friesland. Hij had daar wegens de Spaanse tirannie in ballingschap gezeten.  Hij is predikant in Marssum geweest van 1581 tot 11 juni 1602. Men vond hem al eerder te oud als predikant, maar wellicht kon men geen goede opvolger vinden. De Synode oordeelde al in 1592, dat hij "wegens zware passien" (vrij vertaald: zwakzinnig) de kerk niet langer kon bedienen en men bij Gedeputeerde Staten om een jaarlijks pensioen aanvraag zou doen, iets dat niet snel geaccordeerd werd, want op 20 Augustus 1601 werd door Gedeputeerde Staten gevraagd of gezien de ouderdom van de predikant te Marssum en het vermogen van het dorp hij als emeritus aangenomen kon worden. Dat gebeurde dus pas op 11 juni 1602. Het pensioen bedroeg 150 pond. De letterlijke tekst van het verslag van de Synode van 6 juni 1592 is erg duidelijk:



 Hij heeft verder het boek "Der gevangenen Wechwijser ten Hemel" geschreven.
  

Afbeelding 5 Grafsteen in de Jacobijnerkerk (Grote kerk) in Leeuwarden van Gerrit Radijs (senior)

In de Grote of Jacobijner kerk in Leeuwarden ligt een grafsteen met uitgesleten letters waarop  te lezen staat: 

Ao ...d...emb. sterf d eerbare Be...
M. ... … … … de huysfro...
mr G… Radys predicant tot Marsum
Ao ... february sterf d eersame
m Gerrit Radijs en legge hier b...

De rest van de letters zijn uitgesleten. Onderaan is het alliantiewapen van hun huwelijk afgebeeld, met de twee familiewapens, helaas onherkenbaar, via een zogenaamd liefdeslint aan een ring met elkaar verbonden. Van zijn eerste vrouw weten we dus vrijwel niets. Zijn tweede vrouw heette Rinske Harmens. Hij trouwde op 28 februari 1601 met haar. Gerrit overleed in februari 1607. In een andere bron wordt gesteld dat hij in 1605 overleed.


Afbeelding 6 Inschrijving van Gerrit Radijs in het burgerboek van Leeuwarden in 1601

Terug naar Cornelis Radijs. Hij is geboren rond 1590. Cornelis had een vooraanstaande positie binnen het Groninger chirurgijnsgilde, opgericht in 1601. Zijn zoons, drie kleinzoons en twee achterkleinzoons worden ook allemaal chirurgijn. In het lidmatenregister van Oude Schans van 9 maart 1628 staat: "ende sijn meede voor dat mael aengegaen deese volgende persoonen als Cornelis Radijs sergiant onder den hopman Cornelis Schaij etc ende Anneken Holste sijn huijsvrouwe".

Zijn vrouw Ansck (Anneken) is de dochter van kapitein Claes Holst (ook wel Claes Holste of Holstein genoemd) en Armgardt.  Ansck erft vastgoed in de stad Groningen van haar vader, te zien aan transacties tussen 1629 en 1632: "Cornelis Radijs, sergiant derato caverende voor Anneke Holsten de somma van 400 gulden van Alexander Eelts en Wenneltijen Metelen, onderpand haar huis staande in de westzijde op ’t Schoolhollum. En: … huijsinge aan de westzijde op ’t Schoolhollum met hovinge geboomten en plantagien ende stal daarachter geërfd van haar vader capitain Claes Holsten".



Afbeelding 7 Omgeving ‘der A kerck’ te Groningen op een 16de-eeuwse kaart, bron: Staatsarchief Marburg Duitsland.

Claes Holst (no. 15.788), kapitein in regiment van Graaf Willem Lodewijk

Claes Holst (no 15.778) was in 1599 luitenant onder kapitein Gerrit Cornelissen Schay (Gerrit de Jonge genoemd). In 1604 wordt hij kapitein. Hij was kapitein over 180 soldaten in het regiment van Graaf Willem Lodewijk van Nassau. Omstreeks 1600 waren er in de A-Kerk in Groningen gebrandschilderde ramen met namen en wapens van Groninger kapiteins. "Overste luitenant, ritmr. ende hopmans des Nassouischen stats Groeningen ende Omlandes regiment" waaronder dus ook die van kapitein Claes Holst, hopman. Helaas zijn die ramen verloren gegaan, maar er is nog wel een tekening van bewaard:


Afbeelding 8 Familiewapen Claes Holst, hopman Wapen: In blauw een gouden leeuw, houdend boven de kop een zilveren zwaard schuinlinks. (tekening uit ong. 1600 van ramen met wapens in A-Kerk te Groningen)

In een brief van de gedeputeerde Staten van Vrieslandt van oktober 1604  staat: "Is insgelijcx goetgevonden dat den Raedt van State de compaignie van Claes Holst sullen doen lichten uuyt Doesburch ende schicken naer Lochom." Hij is in elk geval tot 1624 kapitein gebleven van het Groninger regiment. In 1621 was hij waarschijnlijk in Bourtange gelegerd.

Claes Holst Radijs (no 1.927)

Een vermeldingswaardig feit is dat een eeuw later, een achterkleinzoon van hem met de naam Claes Holst Radijs (no 1.972) meester chirurgijn en met de rang van vaandrig, in 1703 per ongeluk door een neef werd beschoten wat een schot hagel in zijn bovenbeen opleverde. Hij overleed aan de complicaties van de wond. Gelukkig had hij al voor nageslacht gezorgd anders had ik dit niet op kunnen schrijven. De neef, genaamd doctor Cornelis Yben, en ook medicus, kwam eraf met een forse boete van 500 gulden en moest de proceskosten betalen. Later kreeg hij ook nog een straatverbod (niks nieuws onder de zon) omdat hij de weduwe van Claes niet met rust liet.

Interessant is ook de inventarislijst van goederen die na de dood van Claes Holst Radijs werd opgemaakt: 





Afbeelding 9 Boedelinventaris van Anne Arents (Annegien Arnoldi) en Claes Holst Radijs in 1707 bij de weeskamer overgegeven. Hieruit is op te maken dat Anne voor 1707 moet zijn overleden.

Uit de boedelinventaris blijkt dat Claes en Anne redelijk bemiddeld waren, zo waren er dertig schilderijen en kaarten. Iets wat ook wel logisch is gezien de status van Claes. Hij was in 1693 aangesteld als chirurgus academiae, de assistent van de hoogleraar anatomie Henricus
Eyssonius. Hij werkt in het ‘anatomisch theater’ en geeft onderwijs. Na de dood van Claes neemt Anne zijn werk als chirurgus academiae over, wat kennelijk niet ongewoon was. Zij doet dat tot 1705.

Anna en Claes hebben samen 4 kinderen waarvan er twee vrij snel overlijden: Rudolfus geboren in 1702 en Anna geboren in 1694. De overgebleven zonen zijn: Arnold Radijs, gedoopt op 8 september 1695  (no 986) en ook chirurgijn geworden en Christoffer Radijs, geboren op 9 februari 1701 in de Zwanestraat in Groningen. Hij werd zilversmid in Den Haag. Hij legt als zilversmid de eed af 1 juni 1725.137 Er staat werk van hem in het Haags Gemeentemuseum en in het Metropolitan Museum.



Afbeelding 10 zilveren kan gemaakt door Christoffel Radijs in 1734 (Bron: Metropolitan)

Hij maakte vooral zilver in Lodewijk XIV stijl, zoals onderstaande kandelaars.
Afbeelding 11 kandelaars in Lodewijk XIV stijl, gemaakt door Christoffel Radijs in 1731

Arnold trouwt op 7 januari 1725 met zijn nicht in de tweede graad  Ursalina Radijs. Ze kregen twee kinderen samen, Maria Radijs (no 493), geboren in 1728 en Klaas, geboren in 1726.

Gerrit Robberts Radijs (Gerardus Raphanus) 

Gerrit Robberts Radijs is een broer van Cornelis en had dus dezelfde naam als hun vader. Gerrit is geboren rond het jaar 1570 en trouwt op 20 mei 1598 met Auck Ritskes Amingha. Acuk is de dochter van Ritske Sickes en Auck Claasdr. Ammingha. Gerrit studeert in Franeker en is vanaf 1596 notaris in Idaarderadeel. Hij wordt benoemd tot eerste deurwaarder van het Hof van Friesland op 13 januari 1601. "Gerrit Radijs*, notaris publyk, i.p.v. van den overleden T. Tys, ingevolge deszelfs commissie van den 16. Maart; zijn vrouw Auckjen Ritske dochter; zijn zoon Richaeus Radijs werd 24 febr. 1624 aangest. om voor zijn vader de exploicten buiten de stad waar te nemen."

Op de lijkstatie van Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, stadhouder van Friesland  (Us Heit) staat hij afgebeeld en wordt hij vermeld. Of de man er inderdaad zo uitzag is niet zeker, waarschijnlijk heeft de tekenaar zich gebaseerd op een lijst met namen en daar later een tekening bij gemaakt. De volgorde van de lijkstatie zal wel kloppen, want waar men in de rij liep was van belang. Hij heeft iets in zijn hand wat waarschijnlijk te maken heeft met zijn functie.


Afbeelding 12 Gerrit Radijs, eerste deurwaarder van het Hof van Friesland (bron: Rijksmuseum)



Afbeelding 13 Deurwaardersstaf 

Op 10 mei 1628 wordt hij benoemd tot substituut Procureur-generaal en blijft dat tot 1637, volgens een bron, maar volgens onderstaande tekst was hij nog substituut Procureur-generaal in 1657. De bedoelde tekst gaat over een affaire waaruit de sfeer en omgangsvormen van het milieu waarin Gerrit verkeerde blijkt. Ook in die tijd waren er smeuïge schandalen:

De Procureur-Generaal, eiser
tegen
Dr. Henricus Neuhusius, gevangene en verweerder

Gezien bij het Hof van Friesland de procedure lopende tussen de heer Procureur-Generaal, eiser aan de ene kant, en Dr. Henricus Neuhusius, gevangene en verweerder, aan de andere kant. De eisende partij legt de volgende punten in zijn dagvaarding over:

  • De eiser stelt dat de verweerder de auteur is van de Latijnse verzen hier aangeduid met A. De heer Commissaris wordt verzocht de gevangene deze verzen te laten voorlezen en erkennen.

  • Ook beweert men dat de uitgever Frans Hardomans opdracht heeft gekregen om deze verzen te drukken, waardoor ze in druk verschijnen, openbaar en algemeen verspreid zijn.

  • Uit de inhoud blijkt dat de verzen bedoeld zijn als laster en smaad jegens wijlen Heer Henning Georg van Andréé, voormalig mederaadslid van dit Hof.

De heer Commissaris wordt verzocht aan de verweerder te vragen wat zijn motief was om de eer en reputatie van wijlen de heer Andréé te schaden. Men zegt dat de gevangene een of twee dagen na diens overlijden samen met Wybe Gerkes Hoptilla bij Dr. Jacobus Nicolai, advocaat aan dit Hof, was. Daar zou hij de verzen uit zijn zak hebben gehaald—nog nat van de pers—en voorgedragen, in aanwezigheid van Hoptilla en Dr. Nicolai.

Toen advocaat Nicolai vroeg om een van de twee exemplaren, weigerde de gevangene met de woorden: “Het is nog te vroeg.” Bij die weigering sprak advocaat Nicolai harde woorden over de gruwelijkheid van de verzen. De gevangene antwoordde: “Dat kan ik best maken.” Hoptilla zei toen: “Dr., je bent er alweer mee bezig.” De gevangene reageerde niet verder, stak de exemplaren terug in zijn zak en vertrok.

Enkele dagen later, 's avonds na de dood van wijlen Andréé, gingen Nicolai, de plaatsvervangend Procureur-Generaal Gerardus Radijs en de militaire provoost Everts Horn bij het ‘tontje’ wandelen. De gevangene voegde zich bij hen. Tijdens dat groepsgesprek kwam het overlijden van Andréé en Dr. Ockema ter sprake, alsmede de Latijnse verzen. De gevangene antwoordde nauwelijks, maar viel daarna met grove en gruwelijke woorden Andreé aan, noemde hem een schurk, zei dat de duivel hem naar de hel had gehaald, en sprak verder vol wrok:

“God heeft in deze maand september mijn gebed verhoord en twee van mijn grootste vijanden, twee goddeloze schurken — wijlen de heer Andréé en Dr. Ockema — van mijn weg gerukt.”

Hij voegde eraan toe: “Ik zou willen dat ik Pluto’s of een van de duivels zou zijn, om hen in de hel te martelen, ik zou hen zeker aansteken.” Hij lachte spottend en schaterde daarbij. De advocaat Nicolai, Radijs en provoost Horn berispten de gevangene scherp. Substituut Radijs zei: “Dokter, het lijkt wel dat God u in een verkeerde stemming heeft gebracht.” Men wees de gevangene erop dat hij veel vriendschap en gunsten had genoten van wijlen de heer Andréé, en dat hij daar niet zo over had moeten spreken. Maar hij hield vol en bleef gruwelijke uitspraken doen. Hij zei zelfs: “Die man was al veroordeeld toen hij nog leefde.” 

De eiser baseert zijn dagvaarding op deze punten en vraagt dat de gevangene gestraft wordt, zoals het Hof rechtvaardig acht, plus kosten en boetes. De verweerder zegt echter dat de dagvaarding twee losstaande aanklachten bevat:

  1. De eerste zeventien punten bevatten aantijgingen dat de verzen een lasterlijk pasquil of roddelbrief zouden zijn. Hij ontkent dat ten stelligste en stelt dat de verzen eerder een hommage zijn, gewijd aan wijlen heer Andréé. Volgens hem blijkt dat uit de titel, waarin eerbiedige kwalificaties worden gegeven, passend bij zijn verdiensten.

    Een onpartijdige lezer zou geen kwaadwilligheid in de verzen herkennen. Sterker nog, tussen de algemene overwegingen over goed en kwaad en de specifieke lof voor Andréé zit een duidelijke afscheiding – er staat zelfs een blanco regel ertussen, zodat de lofteksten niet vermengd zijn met negatieve opmerkingen.

    Hij gaf een gecorrigeerd exemplaar aan een vriend, die vond dat sommige passages verkeerd geïnterpreteerd konden worden. Daarom liet hij via de drukker alle exemplaren intrekken, met de belofte om de drukker schadeloos te stellen. Hiermee is hij juridisch gevrijwaard: een verdediging tegen laster, aangezien hij het pasquil vrijwillig heeft ingetrokken vóór publieke verspreiding.

  2. De tweede aanklacht heeft betrekking op zogenaamde dronkemanspraatjes die hij gezegd zou hebben bij het tontje. Hij zegt zich die niet te herinneren. Wel geeft hij toe dat hij die avond wat wijn dronk met Radijs, Nicolai en Hansma, en dat hij misschien poëtisch wat vurige woorden uitgesproken heeft, zonder de intentie om Andréé’s reputatie te schaden. Hij erkent dat hij dronken was, buiten zijn gewoonte, maar vindt dat daar juridisch geen straf aan verbonden kan worden – dronkenschap maakt woorden minder toerekeningsvatbaar (cfr. Anton Faber).

    Verder stelt hij dat, zelfs al zou de Procureur-Generaal strafrechtelijk willen optreden tegen zulke uitlatingen, de actie persoonlijk is, en niet de provincie of het Provinciaal Hof belast. Hij eist daarom dat de dagvaarding niet-ontvankelijk wordt verklaard en hij ontslagen wordt van alle kosten.

Na zorgvuldige overweging oordeelt het Hof dat, hoewel de verweerder niet veroordeeld wordt voor zijn woorden over Andréé, zijn gedrag toch ernstig genoeg is. Daarom wordt hij voor de duur van één jaar geschorst als advocaat en veroordeeld tot betaling van de kosten van de rechtbank.

Gegeven te Leeuwarden op 14 maart 1657.

Daarna pakt hij zijn oude functie van notaris weer op. Gerrit en zijn oudste zoon Richaeus staan ook afgebeeld op de lijkstatie van Ernst Casimir in 1633. Gerrit als Procureur-generaal en zijn zoon als deurwaarder.


Afbeelding 14 Gerrit en zijn oudste zoon Richaeus afgebeeld in de lijkstatie van Ernst Casimir in 1633 (bron: Rijksmuseum)

Hij krijgt met zijn vrouw Auck het respectabele aantal van 16 (!) kinderen waarvan een vijftal jong sterven.

Bronnen en Literatuur:

https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/object/RP-P-1882-A-6075A--73b2151567d5d15f1510134351b61efb

- https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/object/RP-P-OB-76.694--4f3e6e0b3bfbb05010e434e0147265f2

- https://www.mpaginae.nl/RdshCrtr/RenC.htm#R

- https://archieven.tresoar.nl/maisinternet.phpivast=36&mizig=210&miadt=36&miaet=1&micode=14&minr=899191&miview=inv2

- Doop- en trouwboek 1627-1640, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 385, blad 100v

- https://www.groningerarchieven.nl/archieven/?mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=1534&minr=5427247&miview=inv2

- https://www.mpaginae.nl/Parenteel/Radijs.htm

- https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/img/kennis/genjierboek/GJ_2021.pdf

- https://www.genealogieonline.nl/stamboom-oving/I47167.php

- http://www.lidmatengroningen.nl/Oudeschans.htm

- De Heerenveensche koerier, 7 augustus 1946

- https://www.mpaginae.nl/BurgerboekenLwd/achternamen.htm

- https://www.frieseregimenten.nl/officier/claes-holst/

- http://kerkrecht.nl/sites/default/files/12PS%20Leeuwarden,%206-9%20Juni%201592.pdf

- Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel ( Het Utrechts Archief )

- https://www.redmeralma.nl/groningen_AK.htm

- https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/img/kennis/genjierboek/GJ_1987.pdf, p. 148

- IX1462-0043 Inventarissen van boedels bij de Weeskamer overgegeven 1706 - 1707 (Toegangnr 1462 inv.nr. 43) Groninger Archieven

- https://www.metmuseum.org/art/collection/search/191821

Algemeen doopboek 1676-1705, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 148 Gemeente: Kerkelijke gemeente Groningen Periode: 1676-1705

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/images/Onderzoek/PDF-bronnen/zerken_grotekerk.pdf

- https://www.mpaginae.nl/Deurwaarders/eerste.htm

- https://www.mpaginae.nl/At/bodenHofvFrl.htm

- https://www.mpaginae.nl/Samme/tabelStudentenvoor1650.htm

Trouwregister Gerecht Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0894 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1594-1812

- Trouwregister Gerecht Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0894 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1594-1812

Verzameling Hessel de Wallearchiefnummer 0001, Inscripties en grafschriften - Hessel de Walleaktenummer 3537 Periode: 1341-1901

Burgerboek Leeuwarden, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 1756 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1559-1651

- Lidmatenregister Herv. Gemeente Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 1008 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1581-1805

- https://www.mpaginae.nl/GroteKerk/grafregister.htm

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/images/pdf/Crimineele-sententin.pdf

- https://www.genealogieonline.nl/stamboom-oving/I47167.php

Naamlijst der predikanten, sedert de Hervorming tot nu toe, in de Hervormde
Gemeenten van Friesland, ds. T.A. Romeijn. 

- https://www.theologieportaal.nl/levensbeschrijvingen

- Groninger archieven IX0001-0122 resoluties van gedeputeerde staten (Toegangnr 1 inv.nr. 122), 1627 feb 1 - 1628 apr 19

- Groninger archieven IX0001-0119 resoluties van gedeputeerde staten (Toegangnr 1 inv.nr. 119), 1624 jan 3 - 1625 feb. 21

- https://www.beeldbankgroningen.nl/beelden/detail/2af3bfb9-fb98-130e-5a9b-0cfe7f11a930

vrijdag 20 juni 2025

In dienst van Stad en Staat: Diederick Sonoy (no 31.718)

Diederick Sonoy (no. 31.718) 

Dit artikel is het zevenendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

Diederick (Diederik) van Sonoy (Snoey) is geboren in Kalkar aan de Nederrijn in het hertogdom Kleef (dicht bij Nijmegen) in 1529. Hij overleed op 2 juni 1597 in Pieterburen. Houwdegen, rauwdouwer, meedogenloos, maar met groot strategiesch inzicht.


Afbeelding 1 Gravure van Diederick van Sonoy in 1614

Hij is de zoon van Lambrecht van Sonoy (No. 63.436), geboren in 1485 en overleden op 11 september 1529 en van Emarantia Pauw van Darthuizen, geboren in 1510, overleden op 7 september 1550. Hij vocht als ruiter in dienst van Karel V en na diens dood was hij in dienst van Philips II. Al snel bekeerde Diederick zich tot het calvinisme, terwijl zijn oudere broer Josse het katholieke geloof trouw bleef en zich vestigde in Mechelen. In 1566 was hij een van de ondertekenaars van het Smeekschrift der Edelen aan landvoogdes Margaretha van Parma. Hierin wordt gevraagd om godsdienstvrijheid. Op 5 april bieden ze het haar aan, maar de edelen worden weggezet als "des guex", bedelaars. Geuzen werd vervolgens hun "nom de guerre". Diederick werd een van de bekendste geuzenleiders, maar werd als koppig en eigenwijs gezien en was voorstander van de harde lijn en daardoor is hij ook omstreden. Zijn tegenstander, de Spaanse kolonel Francisco Verdugo, was echter van hetzelfde gehalte. Verdugo betekent overigens beul in het Spaans en dat zegt genoeg. 

In januari 1566 sluit een aantal protestantse edelen een verbond, het Compromis, met als doel: opheffing van de inquisitie en verzachting van de wetten en maatregelen die genomen zijn (de plakkaten). Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode tekenen als eerste twee. Zelfs katholieke edelen sloten zich aan, in totaal zo'n 300 edelen. In augustus 1566, kort na het begin van de Beeldenstorm, sluit het Compromis een akkoord met Margaretha van Parma, de landvoogdes.

Na het akkoord kunnen de calvinisten op verschillende plaatsen hun godsdienst beoefenen. Ze leggen hun wapens neer. In 1567 stuurt de Spaanse koning, ondanks protesten van Margaretha, de gevreesde hertog van Alva naar de Nederlanden. Alle 'onruststokers' in de Nederlanden krijgen straf. Verschillende edelen onder wie de prins Van Oranje en Hendrik van Brederode, de "Grote Geus", worden opgeroepen voor de "Raad van Beroerten" beter bekend als de Bloedraad, te verschijnen. 

In 1567 weigert Diederick om de eed van trouw aan de Spaanse koning af te leggen. In januari 1568 ondertekent hij met van Brederode en zeven andere opstandige edelen een tweede Compromis als reactie op de onderdrukking van Alva met als doel de Spanjaarden met geweld uit de Nederlanden te verdrijven. Maar na de dood van Brederode, nog datzelfde jaar, lijkt ook dit verbond een stille dood te sterven. Door de raad van Beroerten (Alva's Bloedraad) wordt hij veroordeeld en hij vlucht met zijn vrouw Maria van Malsen naar Emmerik in Duitsland. Daar wilde Alva hem laten arresteren maar Maria wist hem op tijd te waarschuwen en hij ontkwam. Na zijn bezittingen te hebben verkocht, koopt hij schepen in Duitsland, Denemarken en Zweden voor de opstand. Op 1 juli 1568 ontvangt hij en de Amsterdamse kapitein Hendrik Thomasz Laers de eerste kaperbrieven van Lodewijk van Nassau. Dit gebeurt tijdens het beleg van Groningen, vlak na de slag bij Heiligerlee. Diederick vecht op 10 en 11 juli 1568 als leider van 700 watergeuzen in zestien schepen tegen François van Boschuyzen bij Delfzijl (de zeeslag op de Eems). 

In het voorjaar van 1571 leidde hij het gezantschap van Oranje naar Zweden en Denemarken met het doel om Elfsburg als vluchthaven voor de Watergeuzen te verkrijgen, wat echter geweigerd werd. Hij bleef in Emden, Hamburg, Bremen en elders werkzaam, totdat Enkhuizen op 21 Mei 1572 na de inneming van den Briel zich voor Oranje verklaarde

In 1572 wordt Diederick stadhouder van onder meer Enkhuizen en in datzelfde jaar benoemt Willem van Oranje hem tot gouverneur van het Noorderkwartier (het tegenwoordige Noord-Holland) een functie die hij van 1572 tot 1588 vervulde. Diederick was berucht wgens zijn medogenloze optreden. Ook richting zijn eigen mannen was hij streng. Op 12 juli 1572 laat hij hopman Wybe Sjoerds ophangen wegen plundering.

Schansen

Tussen 1575 en 1580 verovert hij Kampen en Deventer. Verder is hij begonnen met de aanleg van de schans bij Bourtange en die van Coevorden.


Afbeelding 2 De moerassige omgeving van Bourtange uit 1617 (Bron: Groninger archieven
)

Prins Willem van Oranje gaf opdracht tot het bouwen van een vesting waarmee de tange (een zandrug uit de ijstijd) gecontroleerd kon worden. Diederick nam het werk in 1580 ter hand, maar het aantal Westerwoldse boeren dat hem wilde helpen bij de graafwerkzaamheden was erg laag. Toen hij ook nog eens zonder geld kwam te zitten, was de vesting Bourtange gauw verlaten: wat kuilen en heuvels in de ruwe vorm van een vijfpuntige ster was alles wat er toen was bewerkstelligd. Het wordt aangeduid met de naam Snoeyschans. Pas 13 jaar later werd de schans voltooid. Bourtange was belangrijk om de stad Groningen te isoleren, toen nog in Spaanse hande.

Ook de schans Blokzijl is door toedoen van Diederick ontstaan. In 1580 weet hij het plaatsje in te nemen, nadat hij eerst Vollenhove in had genomen. Op 28 januari 1581 kreeg Diederick van Willem van Oranje de opdracht om Blokzijl te versterken. Vanuit Blokzijl zou de waterweg naar Steenwijk gecontroleerd kunnen worden, belangrijk voor de doorvoer van turf, en het fungeerde als bruggenhoofd voor de troepen uit Holland. Er werd een garnizoen gelegerd. De schans die werd aangelegd is zelfs nog vanuit de ruimte te herkennen.



Afbeelding 3 Gevelsteen met de afbeelding van Diederick Sonoy in Blokzijl


Afbeelding 4 De vestigingwerken van Blokzijl in de 17e eeuw. De schans uit 1581is duidelijk herkenbaar, bovenin het dichtbebouwde gebied.

Op 19 juli 1581 weet hij de Spanjaarden bij Visvliet te verslaan, maar hij wordt op 30 september 1581 door diezelfde Verdugo vernietigend verslagen bij Noordhorn. Hij wist Amsterdam niet in te nemen maar hij versloeg wel het leger van Rennenberg bij Grijpskerk op 19 Juli 1581. Vlak daarna overlijdt Rennenberg en wordt opgevolgd door Verdugo. Op 30 september 1581 volgt dan de slag bij Nordhorn. Nordhorn lag als een stuk niemandsland tussen het bevrijde Friesland en het Spaansgezinde Groningen in. Graaf Willem Lodewijk van Nassau stond samen met de Engelse veldheer Norris en Diederick aan het hoofd van het Staatse leger. Sir John Norris was een man met veel krijgservaring en had Engelse en Schotse soldaten en artillerie meegebracht. Hoeveel soldaten er precies met elkaar streden is onduidelijk. Verdugo kon volgens eigen zeggen over 24 vendels met in totaal ongeveer 5.000 man voetvolk en vier 'bereden afdelingen', ruiterij dus, beschikken. Hij schatte de aantallen aan Staatse zijde  op ruim 30 tot 40 vendels (6.000 tot 8.000 man) en telde daar ongeveer 500 ruiters bij. De aantallen zijn waarschijnlijk overdreven, maar dat het forse legers waren staat wel vast. De Staatse troepen waren dus in de meerderheid. Verdugo leidde zijn troepen vanuit de versterking van Nordhorn. Aanvankelijk leken de Staatsen de overhand te hebben, maar toen Verdugo kanonnen inzette, keerde het tij. Beide zijden leden zware verliezen, maar Verdugo leek te gaan winnen. Diederick en de zijnen moesten zich al vechtend terugtrekken. Willem Lodewijk werd tijdens de veldslag een aantal keren in zijn harnas geraakt door kogels, maar overleefde de strijd. 

De overgebleven Staatse troepen trokken zich na de nederlaag bij Nordhorn terug op de Bomsterschans bij Niezijl. Verdugo kwam hen achterna, maar moest zijn beleg van Niezijl na drie weken opgeven. Een noordwesterstorm en de komst van een groep watergeuzen dwongen hem de aftocht te blazen. Zo wisselden succes en nederlaag elkaar af. 

In Alkmaar begint te Victorie

Ondertussen was een geuzenlegertje bij Alkmaar verzameld en eiste de stad Alkmaar binnengelaten te worden. Het stadsbestuur voelde daar weinig voor want soldaten in de stad betekende altijd ellende. Maar de geuzen weten toch de stad binnen te komen. Ondertussen naderen de Spanjaarden de stad en vragen de  Alkmaarders hulp van andere steden. Die komt er niet. Op 21 augustus 1573 komen de Spanjaarden aan bij de Koedijker sluis. Ze slaan hun tenten op in Oudorp, Huiswaard, Sint Pancras, Koedijk en Bergen. Alkmaar wordt omsingeld. Een dag later is al de eerste Spaanse aanval bij de Runmolens aan het Zeglis om de toevoer naar de stad af te sluiten. Er sneuvelen Alkmaarse burgers. Een Spaanse aanvoerder wordt dodelijk gewond. De Spanjaarden bestormen de schans tussen Zeglis en de Schermer. Vele Spanjaarden verdrinken. De Alkmaarders wachten op hulp van de rest van de geuzen en weten een briefje verstopt de polsstok van de Alkmaarse sradstimmerman Maerten Pietersz. van der Meij de stad uit te krijgen. 


Afbeelding 5 Polsstokbriefje (Bron: Regionaal Archief Alkmaar)

Het later beroemd geworden briefje is aan Diederick Sonoy gericht en weer wordt om hulp gevraagd. Uiteindelijk zetten de geuzen onder leiding van Diederick de sluizen open en steken de dijken door waardoor de omgeving van Alkmaar onder water zal komen te staan. Maar ondertussen vindt er een grote Spaanse aanval plaats. Het gedonder van de kanonnen is tot in Amsterdam te horen. Er is grote schade aan huizen en vestingwerken. De vijand valt aan alle kanten aan: de Friese Poort wordt bestormd. Met een stormbrug proberen de Spanjaarden de gracht bij de Rode Toren over te steken. Ook bij de Kennemerpoort wordt een stormbrug aangevoerd. Bij de Zoutketen naderen schepen met soldaten. Het is nu erop of eronder! Vanaf de wallen wordt op de aanvallers geschoten. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes smijten met stenen, pek, kalkwater en hete pekel naar de soldaten. Dit schrikt de Spanjaarden niet af. Driemaal wordt de Friese Poort bestormd. iedere aanval wordt afgeslagen. Ook de bestorming van de Rode Toren mislukt; ze krijgen de zware stormbrug niet over de gracht. Dan komt het water. De Spanjaarden komen in de modder vast te zitten en zien in dat verder aanvallen onmogelijk wordt. Ze druipen af.

In Alkmaar begint de victorie, zo leerden we bij de geschiedenisles op de lagere school. 


Afbeelding 6 Het beleg van Alkmaar in 1573 (bron: Rijksmuseum Amsterdam)

Nadat de laatste Spanjaard op 8 oktober 1573 is verjaagd neemt Diederik zijn intrek in het pand dat nu nog zijn naam draagt, het Hof van Sonoy aan de gedempte Nieuwesloot in Alkmaar. In 1574 koopt Diederick het pand, dat ook wel "Het Witte Hof" werd genoemd, naar de kleding van de nonnen die eerst in dit voormalige klooster zaten. De officiële naam was het Sint Maria Magdalena klooster. Het pand is in de loop der jaren behoorlijk gewijzigd. Hij past rondom Alkmaar de tactiek van de verschroeide aarde toe en laat alles in de omgeving van de stad afbranden. Op 21 februari 1574 wordt bijvoorbeeld de kerk van Bergen kerk geplunderd en in brand gestoken als deel van het plan om de Spanjaarden te beletten het Beleg van Alkmaar weer te hervatten. Hierbij ging een groot deel van de kerk, waaronder de toren, verloren. Ook plunderden ze kerken in de Westfriese dorpen Opmeer en Twisk. Dorpelingen moesten de geuzen proviand en onderdak geven, ongeacht of ze dat nu wilden of niet.


Afbeelding 7 Het voormalige klooster, Hof van Sonoy in Alkmaar

Verder steken zijn soldaten op 7 juni 1573 het kasteel en de abdij van Egmond in de brand, zodat de Spaanse troepen ze niet konden bezetten. Willem van Oranje had echter aan de abt van de Abdij van Egmond beloofd dat de Abdij ongeschonden zou blijven. Het zoveelste bewijs van de eigengereidheid van Diederick, maar Diederick zag het strategisch goed. Het kasteel en de abdij zouden door de Spanjaarden als uitvalsbasis tegen Alkmaar gebruikt kunnen worden.


Afbeelding 8 Ruïne van het kasteel van Egmond 

Van het klooster in Egmond laat hij metalen daken en goten slopen om er kogels en kanonnen van te gieten. De stenen worden later gebruikt voor de versteviging van de stadsmuur van Alkmaar. De graaf van Egmond was in 1568 op bevel van Philips onthoofd. In Oterleek, Noord-Holland, gaan huizen in vlammen op, omdat de bewoners de Spanjaarden zouden hebben geholpen. 

Slag op de Zuiderzee

Kort daarna verliezen de Spanjaarden ook nog de Slag op de Zuiderzee en komt het Noorderkwartier in het kamp van Oranje.

Sinds november 1572 heerst er een strenge vorst in de Nederlanden. Op de Zuiderzee ligt een Geuzenvloot, die de haven van Amsterdam blokkeert. Maar nu waren ze ingevroren en zouden ze voor de Spanjaarden een makkelijke prooi zijn. Gelukkig steekt er een storm op, waardoor het ijs breekt en de Geuzenvloot ontsnappen kan. Dat gaf hen wat respijt, maar Alva en het Spaans gezinde Amsterdam waren de blokkade zat en op 11 oktober komen de Spanjaarden met hun schepen voor Hoorn om de strijd met de watergeuzen aan te gaan. De Spaanse vloot is veel groter en het admiraliteitsschip  genaamd Inquisitie van bevelhebber Bossu is uitgerust met wel 32 kanonnen en lijkt onoverwinnelijk. Toch vechten de Westfriezen met alles wat ze hebben, tot aan roeiboten toe. Een van de matrozen aan boord van een Hoorns schip heet Jan Haring, een geharde vechtjas. Hij weet op het admiraliteitsschip te komen en klimt in de mast. Hij rukt de admiraliteitsvlag van de mast af. Hij wordt direct doodgeschoten en stort met vlag en al neer. Maar de schade is al gedaan: de andere Spaanse schepen denken dat de admiraal zich heeft overgegeven en maken zich uit de voeten. Een dag later geven de resterende schepen, waaronder de Inquisitie, zich over onder voorwaarde dat hun leven gespaard wordt. Bossu en de overgebleven Spanjaarden worden gevangen genomen en later tegen gevangen genomen Haarlemmers geruild. Bossu heeft drie jaar opgesloten gezeten in het weeshuis van Hoorn aan de Korte Achterstaat voordat ook hij uitgewisseld werd. Hij wordt geruild tegen Philips van Marnix van St Aldegonde, de schrijver van het Wilhemus.



Afbeelding 9 De slag op de Zuiderzee, 11 oktober 1573

Diederick weet op 20 juni 1572 ook Hoorn in het kamp van oranje te krijgen. Hij is van 1572 tot 1588 kolonel van het in 1572 opgerichte Noord-Hollands regiment. In juni 1572 probeert Diederick om met twee compagnieën geuzen en twee compagnieën prinsgezinde troepen uit Enkhuizen Medemblik in te nemen. Cornelis van Rijswijk moet de stad Medemblik na de eerste aanval al prijsgeven. De spaansgezinde mannen trokken zich namelijk terug in het onneembaar geachte kasteel Radboud en openden het vuur op de aanvallers. Maar Diederick stuurt de in de stad achtergebleven vrouwen en kinderen als een levend schild voor zijn aanvallende troepen uit. De belegerden in het kasteel kunnen niets doen. Van Rijswijk geeft het kasteel zonder slag of stoot over. 

Al snel volgt er een brief van Diederick aan het stadsbestuur van Medemblik waarin hij vraagt om vrijwilligers te werven in de omgeving. Deze moeten zich dan melden in Bovenkarspel en Enkhuizen en zelf een bijl of een ander wapen meenemen. Hij wilde zoveel mogelijk mannen ronselen om de Spanjaarden te verdrijven uit Noord-Holland.

Kasteel Radboud

Diederick is dan ook enige tijd als kasteelheer van kasteel Radboud. Kasteel Radboud is ooit in opdracht van Floris V gebouwd om enerzijds de door hem onderworpen West-Friezen onder de duim te houden en anderzijds aanvallen van de Friezen de van de andere kant van de Zuiderzee kwam af te slaan. De naam Radboud komt van de legende dat het kasteel op de fundamenten staat van de voormalige burcht van de Friese koning Radboud (Redbad). In 1517 werd het kasteel belegerd door de befaamde rebellenleider "Grutte Pier" (Pier Gerlofs Donia). 



Afbeelding 10 Kasteel Medemblik of Radboud

In 1572 vragen de Friezen hulp aan Diederick om ook in Friesland steden te veroveren. Diederick heeft inmiddels ook Edam, Monnikendam en Purmerend onder controle en kan maar amper een vendel manschappen missen. Dat blijkt echter genoeg om het slot van Stavoren te bemachtigen.

Diederick heeft na zijn vertrek uit Alkmaar ook enige tijd zijn hoofdkwartier in het kasteel van Schagen gehad en had daar zijn eigen bloedraad gevestigd.


Afbeelding 11 Het kasteel van Schagen

Van daaruit voert Diederick een waar schrikbewind ten opzichte van katholieken waarbij hij verantwoordelijk was voor de dood van een aantal katholieke monniken. Ze zouden vrij komen als ze het katholieke geloof af zouden zweren. Ze deden dat niet en werden ter dood gebracht. Oog om oog tand om tand. Het zal een reactie zijn geweest om de moordpartijen door Spanjaarden in Zutphen op 16 november en Naarden.

Het bloedbad van Naarden

Het bloedbad van Naarden werd later door de geuzen als propagandamiddel ingezet en net zoals bij elke oorlog, en zeker bij een burgeroorlog die het toen nog was, sneuvelt de waarheid als eerste. Op 1 december 1572  was een afvaardiging van de stad naar het Spaanse kamp gestuurd om over overgave te spreken, op voorwaarde dat de stedelingen gespaard zouden worden. De Spaanse luitenant kolonel Juliano Romero gaf zijn woord maar bijna 900 mannelijke burgers werden afgeslacht. Bijna drie weken lagen de lijken van de mannen langs de straten en pas toen mochten ze begraven worden. De gruwelen waren al erg genoeg maar werden in pamfletten nog wat overdreven. Er waren inderdaad vrouwen en kinderen omgekomen maar veel minder dan in de pamfletten werd beschreven. wel werd de stad inderdaad systematisch in brand gezet om als afschrikwekkend voorbeeld te dienen. Een van de overlevenden van de slachting van Naarden sloot zich aan bij het leger van Diederick en zal ongetwijfeld verslag van het bloedbad hebben gedaan. Zie daar de verklaring voor het gedrag van de mannen van Diederick die wraak namen op andere onschuldigen, maar nu van de katholieke zijde. Maar Willem van Oranje had geloofsvrijheid beloofd en deze zinloze moordpartij druiste in tegen hoe hij de toekomst zag. De verhouding tussen Diederick en Willem van Oranje was echter nooit goed. Hij accepteerde de leiding van Willem van Oranje alleen omdat ze hetzelfde doel hadden. Hij geloofde na de moord op Willem van Oranje meer in een Engelse graaf, Robert Dudley van Leicester. Naarden werd overigens een jaar later door de geuzen heroverd.


Afbeelding 12 Robert Dudley van Leicester, landvoogd van 1585 tot 1587

Dit wetende is het eigenaardig om te lezen dat Willem van Oranje en Diederik hebben gecorrespondeerd over een mogelijk huwelijk tussen zijn zoon, Justinus van Nassau en Diederiks enige dochter Emarantia. Het meisje was toen overigens pas 14.


Afbeelding 13 Brief van Willem I van Oranje aan Diederick Sonoy inzake huwelijksvoorstel Justinus en Emarantia

Aanzoek van prins Willem I van Oranje ons de hand der dochter van Diederik Sonoy voor zijnen natuurlijken zoon Justinus van Nassau.

Aen Diederich Snoy.

De prince van Oraignen, graue van Nassau, marg. vander Vere ende Vlissingen.

Edele , erentfeste , lieue , bijsundere. Achtervolgende t'geene lestmael verhaelt is aengaende het houwelick tusschen onsen Zoone Justin van Nassau ende uwe dochter, hebben wij hein belastet v te tomen besoecken, omme dat beyde parthijen heur sien ende spreken mogen, ende ghij ende vrouwe van Snoye v 1. des te beter mogen resolueren , nae dien ghij hem gesien sult hebben. Is Baeromme ons versoeck om v 1. ins v aduijs den aengaende te willen ouerscrijuen, op dat men, ingeval het alsoo sal
goet gevonden worden , voirts dairinne mach procederen.

Den heere graue van Laual heeft hem lijn guydon gemeet, waeromme van noode is, dat hij hem corts te
gemoete come, want het volck van oorloge begint op de frontieren te tomen, t welek wij v 1. wet hebben willen aduerteren, om dat ghij niet vreempt en vynt, dat hij niet lange daer en mach blijuen. Hiermede, eedele, erentfeste, frome, lieue, bijsundere, sijt Godt bevolen. Gescreuen te Vlissingen den 16°° Julij 1582.

V seer goede vrundt,
Guille de Nassau.

Antwoord van Diederik Sonoy aan den prins van Oranje

Doorluchtige, hoochgeboren furst ende Meere.

Ick gebiede mij in alder onderdanicheden aen uwe f. g. ende hebbe door uwen f. g. soon Justinus van Nassau uwe f. g. missyf vinden XVI deser ontfangen ende als uwe f. g. goetwillich dienaer op het inhouden derseluer missiuen sulcx gehandelt, als mij onder reuerentie van uwer f. g. bedunct in sulcke saecken der redenen gelije te sijn, of ick mij al wel (mijns afairens haluen) sulcker aliance
niet gelijck en can achten; doch dwijle sulcx meest haerluyder beyder personen aengait , als eewich verbont (hier beyder lenen geduyrende) betreffende, die van tselue nu wel eerst sijn gesproken, is niet onbillick, dat sulcx in vorder bedencken voor als noch sij gestelt, het welck uwe 1. g. voor ra jn aduys in dese mij priue saecke dan sal gelieuen in alder onderdanicheyt int goede aff te nemen, die in alles als ouer sijn onderdanich dienaer heeft te gebieden.


Afbeelding 14 Handtekening van Diederick Sonoy

Justinus van Nassau is geboren in 1559 in Delft en was de buitenechtelijke zoon van Willem van Oranje en Eva Elincx, een vrouw vanuit de burgerij, volgens sommige bronnen de dochter van de burgermeester van Emmerik. Ondanks zijn onwettige geboorte werd hij erkend door Willem van Oranje en kreeg hij een goede opvoeding, waaronder een militaire opleiding. Hij diende in het Staatse leger en werd admiraal van Zeeland en gouverneur van Breda. 



Afbeelding 15 Justinus van Nassau (Bron: Rijksmuseum)

Diederik houdt in deze beleefd de boot af. Waarmee enerzijds is aangegeven dat hij toch bevriend is met Willem van Oranje, maar kennelijk zijn dochter niet aan die vriendschap wil wagen en wellicht vond hij een buitenechtelijke zoon beneden zijn stand. Emarantia trouwt in dat zelfde jaar met Luirt Manninga. Vanuit Willem van Oranje was het misschien een poging om de eigenwijze Diederick meer aan zich te binden. Overigens is bovenstaande brief maar een van de vele brieven die Diederick aan Willem van Oranje schreef. Meestal ging het over de aanstelling van personen in militaire functies en verslagen van activiteiten en te ondernemen acties in verschillende door Diederick veroverde steden, waarbij dan bijvoorbeeld het oude bestuur en ambtenaren vervangen werden.

In 1574 wordt op zijn bevel de Zaanse schans aan de Zaanoever opgeworpen als bolwerk tegen de Spanjaarden en tussen 1580 en 1590 wordt onder zijn leiding extra versterkingen gebouwd op de vier hoeken van de wallen van Elburg in Gelderland. Zo zijn er door het hele land plaatsen die aan Diederick doen herinneren.

Diederick weigert om een eed van trouw aan Maurits te zweren. Het was ook helemaal geen vanzelfsprekende zaak dat Maurits in plaats kwam van zijn vader na diens overlijden. Zijn oudste zoon  Prins Filips Willem van Oranje was ontvoerd naar Spanje, maar was wel wettig erfgenaam. Diederick zag zoals gezegd meer in de Engelse graaf en vertrouweling van koningin Elizabeth van Engeland Leicester. Deze bakt er echter militair gezien weinig van en prins Maurits dwingt Diederick in 1588 om zijn macht op te geven. Daar was wel een beleg van 7 weken van Medemblik voor nodig. Hij neemt afscheid op 15  augustus 1588 onder dank van bewezen diensten. Omdat Leicester officieel nog landvoogd was en Diederick aan hem trouw had gezworen had Diederick in feite juridisch gezien niets fout gedaan. En vanwege eerdere verdiensten en na bemiddeling door koningin Elizabeth I van Engeland krijgt hij een jaarlijks "pensioen" van 1.000 pond van de Staten van Holland. Toen Leicester afstand deed van zijn landvoogdijschap was Diederick niet meer aan zijn eed van trouw gebonden en gaf hij zich over aan Maurits. Hij zou verder  in functie kunnen blijven maar de inwoners van Medemblik zijn Diederick duidelijk zat. Hij wordt uitgescholden en zelfs gemolesteerd. Dat zal ongetwijfeld ook te maken hebben gehad met de belastingen die hij eerder had ingevoerd om de krijgsverrichtingen te kunnen bekostigen. In februari 1573 had hij de honderdste penning heringevoerd. dat was een eenmalige belasting van 1 % op alle bezittingen van roerende en onroerende goederen. Deze gehate belasting was onder Alva ingevoerd en Diederick wist dat hij hier vijanden mee had gemaakt. Maar oorlog voeren is duur en hij had geen keus. Hij verhuist tijdelijk naar Engeland waar hij een stuk land van koningin Elizabeth I kreeg. Toch keert hij al snel terug naar het vaderland, het stuk land dat hij van de koningin van Engeland kreeg was overstroomd en ondanks de hulp van kolonisten uit Noord Holland niet droog te krijgen. Eerst woont hij enige tijd in Norden, in Oost-Friesland, later gaat hij naar de borg Dijksterhuis bij Pieterburen.

De Borg Dijksterhuis (huis ten Dycke)

Uit zijn huwelijk met Maria van Malsen had hij een dochter genaamd Emmerantia. Maria van Malsen is in 1584 in Enkhuizen overleden. Later hertrouwt Diederick op 25 november 1584 met jonkvrouw Johanna de Mepsche en in 1594 trekken ze in bij Emmerantia die sinds 1582 getrouwd was met Luiert Manninga, heer van Dijksterhuis. Op 2 juni 1597 sterft Diederik op de borg Dijksterhuis ten noorden van Pieterburen aan de gevolgen van een beroerte. Hij wordt begraven in de grafkelder in de Petruskerk van Pieterburen. Het grafschrift luidt: "Anno 1597 den 2 iunij starft de Edele Gestrenge Manhaffte Diderich Sonoy Governoer van Nordt Hollandt Overste ende is alhier begraven". Het wapen bij het graf heeft 8 kwartieren: Sonoy, Paue van Darthuisen, Drakenborch, Sasse, Broekhuysen van Boerelam, Achte(r)velt, Hamersvelt, Coman. Stadhouder Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg woont de begrafenis bij. In de kerk bevindt zich aan de noordermuur een rouwbord met het jaartal 1613. Helaas is het bord niet geheel origineel, in 1903 werd het niet al te professioneel overgeschilderd.



Afbeelding 16 Rouwbord in de Petruskerk in Pieterburen met het jaartal 1613 (1)

Emarantia sterft in 1652. Zijn en Luirt hadden een dochter genaamd Maria, geboren in Den Haag. Emarantia wordt in de negentiende eeuw opgevoerd in een boek door Geertuida Bosboom-Toussaint, negentiende eeuwse schrijfster van historische romans. 

De borg werd in de veertiende eeuw gebouwd op een buitendijkse zandplaat in de Waddenzee. Wanneer precies de borg binnendijks is komen te liggen door een inpoldering is onbekend. Ooit stonden er 200 borgen in Groningen, maar ook de borg Dijksterhuis bestaat niet meer. In 1902 wordt de borg op afbraak voor slechts 2.575 gulden verkocht aan iemand uit Tilburg. Ook deze borg was slachtoffer van het feit dat veel noorderlingen met adellijk bloed naar de randstad vertrokken en hun bezit in het Noorden eerst verwaarloosden en daarna verkochten omdat de kosten te hoog waren. Aan monumentenzorg werd toen nog niet gedacht.



Afbeelding 17 De bord Dijksterhuis vanaf de achterkant gezien, vlak voor de sloop rond 1900

Crime Passionel

Het Dijksterhuis is tijdens het verblijf van Diederick het toneel geweest van een moord. Waarschijnlijk heeft  Diederick op één van zijn reizen een ‘Moriaan’ meegenomen als slaaf. Een ‘Moriaan’ of Moor was een getint persoon, vaak van Arabische afkomst. Het verhaal gaat dat deze Moor een zoon van een koning was, maar daar is geen enkel bewijs voor. Volgens de overlevering werd hij ‘Zwarte Pier’ genoemd, Zwarte Pier was al twintig jaar in dienst van Diederick toen hij verliefd werd op het dienstmeisje van de borg, maar toen die hem afwees, vermoordde hij haar door haar dood te steken. Ook de blanke knecht, wie wel in de gunst lag van de dienstmeid, ging eraan. Deze crime passionnel zorgde ervoor dat 'Zwarte Pier' op 20 oktober 1596 werd onthoofd, achter de dijk, even ten noorden van de borg. Zijn geest heeft er de volgende eeuwen rondgewaard. Een onuitwisbare bloedvlek op de vloer van de ‘Morjaanenkamer’ in het Dijksterhuis herinnerde nog eeuwenlang aan deze moorden: zelfs in de twintigste eeuw verklaarden oudere omwonenden dat zij de vlek ooit hadden gezien. Zelfs na het vervangen van de vloerplanken kwam de vlek terug. Er is ooit, na de sloop van de borg en de bomen eromheen nog een geraamte gevonden met een gebroken zwaard erbij, onder een boom begraven. Zou dat Zwarte Pier geweest zijn? Of is hij in de dijk begraven, zoals wel meer gebeurde bij misdadigers? We weten het niet en in dei tijd werden dergelijke vondsten niet goed gedocumenteerd  De borg is weg, maar zou de geest er nog rondspoken?

Noten, bronnen en Literatuur:

(1) Rouwbord, boven: ‘SONOY (wapen) Ao 1630’; Midden: 16 wapens met namen. V.l.n.r, v.b.n.b: Sonoy, Pave, Malsen
van.dart.hvisen., Camp, Drakenborch, Sasse, Pol, Blesvick, Broeckhvisen, Van Boerrelam Achtevelt, Polanen,
Teilinghe, Hamers.velt, Coman, Hemert,Ameÿde.; Daaronder: tekst in twee kolommen.
Kolom I: ‘Anno 1597 den.z.ivnÿ-straft .deedele.gestrenge Manhaffte. Diderich.Sonoy. governoer
van nordt.hollandt overste.unde.is al-hÿr begraven’
Kolom II: ‘Anno 1584 de(.) jz septe(.)bris starff de(.).edele.erentriche.Ivffrow Maria van Malsem.
des oeversten ehelighe hvsfrow.wiens gebeente.van.enckhvisen.ghebracht.unde.is.alhÿr begraven’
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Diederik_Sonoy
- https://kasteelradboud.nl/diederik-van-sonoy/
- https://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Borgen/Pieterburen/De%20borg%20Dyksterhuis%20te%20Pieterburen.html
- https://www.absolutefacts.nl/kastelen/data/dijksterhuis.htm
- https://noorderland.nl/artikel/633997/vergeten-groninger-borg-het-verhaal-van-het-dijksterhuis
- https://sannemeijeronderweg.nl/van-lauwerszee-tot-dollard-tou-deel-4-pauze-in-pieterburen/
- https://www.groningerkerken.nl/downloads/ROUWBORDEN_IN_PIETERBUREN.pdf
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/diederik-sonoy-1529-1597-wel-geus-maar-niet-voor-oranje
- https://www.frieseregimenten.nl/officier/diederik-sonoy/
- http://www.marceltettero.nl/tettero/ZuidHolland/Sonoy.htm
- https://www.dwangburchten.nl/artikel/sonoy-kok.htm
- https://www.dodenakkers.nl/algemeen/sonoy.html
- https://westfriesmuseum.nl/ontdek-het-verhaal-van-hoorn/
- https://www.hvalkmaar.nl/wp-content/uploads/20150929-AC-Baron-Bernard-Snoy.pdf
- https://resources.huygens.knaw.nl/media/wvo/images/edities/KHG/10284_ed.pdf
- https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Malsen
Aa, J.A. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. 14 dln. (Gorinchem 1839-1851).‘Aanzoek van prins Willem I van Oranje om de hand der dochter van Diederik Sonoy voor zijnen natuurlijken zoon Justinus van Nassau’, Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht 7 (1851) 147-148.
‘Antwoord van Diederik Sonoy aan den prins van Oranje’, Kronijk van het Historisch Gezelschap te Utrecht 7 (1851) 148-149
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu01_01/molh003nieu01_01_2064.php
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu05_01/molh003nieu05_01_0995.php
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/een-klein-schansje-als-onneembare-vesting
- https://ruinekerk.nl/historie/
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-slag-bij-noordhorn-30-september-1581
- https://resources.huygens.knaw.nl/media/wvo/images/07000-07999/07808.pdf
- https://geschiedenislokaalwestfriesland.nl/bronnen/de-trommel-omslaan
- https://www.vestingmuseum.nl/spaanse-furie-legt-naarden-in-de-as/
- https://www.erfgoedalkmaar.nl/bouwhistorie-3/detail-op-dinsdag/polsstokbriefjes/
- https://8october.nl/over-alkmaar-ontzet/#de-belegering
- https://dutchrevolt.library.universiteitleiden.nl/nederlands/geografie/n/dutch_geografie_n_naarden/
- https://okv-medenblick.nl/wp-content/uploads/De-brieven-van-Diederik-Sonoy-1572-1578.pdf
- https://www.kistemaker.nl/diversen/medemblik_jaartallen/medemblik_jaartallen_1551-1600.php
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu05_01/molh003nieu05_01_0995.php
- Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886) 
- https://www.museumelburg.nl/home/elburg/

Geleerde voorouders: Cornelis van Hille (No.8.164)

Geleerde voorouders: Cornelis van Hille (Hillenius) (no.8.164) predikant Bij familieonderzoek blijkt dat er nogal wat predikanten in de fami...