woensdag 28 mei 2025

Eiso Jarges (No. 15.840)

Eiso Jarges (No. 15.840)

Dit artikel is het tweeëndertigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Eiso (Eyzo) Jarges (Jarghes) was de zoon van Coppens Jarges en Eve Froma. De naam Jarges is afkomstig van de Friese voornaam Jarich, gedragen door een rijk koopman genaamd Jarick Coppens uit Stavoren.  Hij vestigde zich in Groningen en werd daar al snel opgenomen in de raad en vervolgens burgermeester. Zijn zoon Coppen was het hoofd van de Schieringers, bekend van de twist met de Vetkopers, maar dat is een ander verhaal.

Reeds vroeg was Eiso een voorstander van de zaak der vrijheid en van de Hervormde godsdienst en was hij gedwongen om het vaderland enige tijd te ontvluchten uit angst voor vervolging door de Spaanse overheid. Teruggekeerd, werd hij, door de Ommelanden naar Brussel afgevaardigd en hij ondertekende hij als zodanig de Unie van Brussel in 1577. 

Unie van Utrecht

Later was hij een der voornaamste bewerkers van het toetreden van de Ommelanden tot de Unie van Utrecht, en hij werd naar de vergadering gezonden om te tekenen. Daartoe werd besloten door een vergadering (landdag) van Ommelander edelen te Winsum op 4 januari 1579 in het logement "De Gulden Karper". Hij ging overigens samen met Egbert Clant van Stedum.  De Unie van Utrecht werd ondertekend op 23 januari 1579 in het Groot-Kapittelhuis van de Dom in Utrecht. Zes dagen daarna werd de Unie in het Raadhuis afgekondigd. De Unie van Utrecht is een overeenkomst tussen de zeven noordelijke gewesten en een aantal steden, die een gezamenlijke inzet vastlegden om de Spanjaarden te verdrijven. In die zin was het een reactie op de Unie van Atrecht. 



Afbeelding 1 De ondertekening van de Unie van Utrecht


Afbeelding 2 De handtekeningen onder de Unie van Utrecht

In de Unie van Utrecht worden een aantal staatkundige zaken geregeld op het gebied van bijvoorbeeld defensie, belastingen en godsdienst. Ook wordt geregeld dat de aangesloten gebieden naar buiten toe als één gewest opereren, terwijl ze binnen hun eigen gebied hun privileges behouden. Hierdoor wordt de Unie ook wel gezien als voorloper van de Republiek der Verenigde Nederlanden en het huidige Nederland.


Afbeelding 3 De Unies van Utrecht en Atrecht

Hij is in 1546 in Saaksum, Humsterland, geboren en woonde op de borg Heerema (Heeralma) en stierf op 19 augustus 1584 te Oterdum, aan de gevolgen van de pest, terwijl er een veldslag plaatsvindt.. Deze borg is overigens al in de zeventiende eeuw gesloopt. Uit een Album Amoricum (vriendenboekje) van hem blijkt dat hij gestudeerd heeft in Tübingen, waar hij in augustus 1565 de Hoge School bezocht, Orleans, Bourges, Génève en Keulen. Hij reisde van 1565 tot 1569 door Frankrijk, Zwitserland en Duitsland en ontmoette daar veel voorname edelen. In Orleans studeerden veel edelen uit het Noorden rechten. Daar kwam hij ook Wigbolt Ripperda tegen die een fraaie tekening maakte in het Album Amoricum. Wigbolt was een van de vier broers Ripperda die de beeldenstorm in Winsum organiseerden. Hij was bevelhebber van de troepen in Haarlem tijdens het beleg door Alva's zoon don Fadrique de Toledo en kwam na zeven maanden strijd en uithongering na overgave aan zijn eind doordat de Spaanse troepen hem en nog vele andere onthoofden.

In 1578 werd Eiso door Matthias van Oostenrijk tot Raadsheer van Friesland benoemt, maar hij werd geweigerd door gedeputeerde Staten omdat hij geen Fries was en geen doctor. Dit was in die tijd zeker pijnlijk omdat de Ommelanders zichzelf wel degelijk als Fries zagen en veel minder als Groninger. Na het verraad van Rennenberg op 3 maart 1580 wordt hij gearresteerd  op 5 augustus 1580 maar ontsnapt en vlucht net als andere edelen waarschijnlijk naar Oost Friesland.

Eiso was commandeur van Delfzijl.


Afbeelding 4 Het wapen van Eiso Jarges zoals dat in glas in lood in het gemeentehuis in Oldehove hangt (collectie Groninger Archieven)



Afbeelding 5 Het wapen van Eiso Jarges. Niet helemaal duidelijk is waar de H vandaan komt. Deze H zou ontleend kunnen zijn aan het feit dat koning Henrik VI van Engeland Albert Jarges tot ridder zou hebben verheven. Maar dat is waarschijnlijk onzin.

De schans Oterdum

De schans Oterdum werd door kolonel Wigbold van Ewsum in 1583 op de Spanjaarden veroverd als onderdeel van de Groninger Schansenkrijg. Helaas stierf hij en zijn zoon Melchior aan de verwondingen die zij hadden opgelopen bij de slag om Oterdum in 1584. Wigbold kreeg een haakbusschot in het dijbeen, waardoor hij niet meer kon lopen.

Een van zijn zoons (Melchior) die in de buurt was, zag hem daar, sloeg zijn armen om hem heen en zei dat hij hem niet in de steek zou laten, tot de dood aan toe. Toen hij bezig was met zijn vader mee te slepen, werd ook hijzelf getroffen door een kogel uit een haakbus. Ze namen daarop hun toevlucht in de kerk, samen met degenen die uit het strijdgewoel waren ontkomen. Uiteindelijk bezwijkt Wigbold op 9 februari 1584 aan zijn verwondingen. 

Oterdum lag strategisch aan de Eems en tijdens de tachtigjarige oorlog waren er schansen gebouwd. Het was een dorp in de gemeente Delfzijl in de Nederlandse provincie Groningen. Het lag tussen Delfzijl en Termunten in de historische Oosterhoek. Het is in de jaren zeventig van de twintigste eeuw volledig afgebroken om plaats te maken voor een verbreding van de zeedijk van de Eemsmonding, die op deltahoogte moest worden gebracht. 


Afbeelding 6 Oude kaart van Oterdum

De schans van Oterdum had drie Bastions. Een Bastion stond op de afstand dat een musketschot kon bereiken van elkaar, en dat was tijdens de tachtigjarige oorlog een meter of 180. De totale schans zal dus ongeveer 360 meter geweest zijn.

Eiso is geboren te Saaksum, Zuidhorn in de provincie Groningen in 1546. 

Hij was gehuwd met Luicke Entens van Mentheda, Hij was de vader van Coppen Jarges (no. 7.920) en van Schelto Jarges en Bauwe Jarges. Hij had waarschijnlijk geen grote rol bij de belegering van de schans van Oterdum, maar is er wel overleden. De pest had veel slachtoffers gemaakt in Oterdum. Oterdum werd bezet door de Staten van West Friesland met hulp van de stad Emden. De Ommelanden voelden zich buitengesloten van de besluitvorming en verder heerste er wanorde, was de schans slecht bevoorraad en werd er geplunderd en was er onderling wrijving tussen de locale leiders. 

Verslag van de slag bij Oterdum

Eiso Jargers kreeg zijn orders dus vanuit West Friesland en niet van de Ommelanden. Zoals gezegd waren die uitgesloten van de besluitvorming.

Vanaf 18 juli 1584 belegerde Francisco Vertugo (Verdugo), de Spaanse bevelhebber in Groningen de schans bij Oterdum. Vertugo was de laatste Spaanse stadhouder in de gewesten Friesland, Groningen, Lingen, Drenthe en Overijssel en de opvolger van Rennenberg. Hij liet half september 1584 al het geschut, belegeringsmateriaal, vlechten (rijswerk) en schanskorven (verdedigingswerken) uit Oldambt en Duurswold aanrukken. Hij beval ook piekeniers uit alle dorpen en stuurde geschut vanuit Groningen naar Farmsum, evenals vanuit de schans bij Rheden.


Afbeelding 7 Francisco Verdugo, Spaanse stadhouder van Groningen, Friesland, Drenthe, Lingen en Overijssel van 1581 tot 1594

Zo probeerde hij in de nacht van 16 september een aanval op Oterdum te wagen, om 11 uur ’s avonds, met groot geschreeuw. 


Afbeelding 8 Oude kaart (rond 1860) van de Eems en Dollard met links het dorp Oterdum

Er ontstonden flinke schermutselingen, want de mensen in Oterdum waren op alles voorbereid. Claes ten Buer , een invloedrijke koopman uit Appingedam, was een dag eerder, op 15 september in de schans aan en kreeg goede toezeggingen van de Staten, en stelde de twee hoplieden, Lazarus en Hans Spirael, gerust. Inmiddels waren de wegen door regen onbegaanbaar geworden.

De eerste gevechten verliepen goed, want de vijand moest wijken. Vele arbeiders uit de dorpen (de ‘gravers’) sneuvelden of raakten gewond — vooral uit Loppersum, Zeerijp en Stedum. Ze werden in de schans begraven, onder groot geklaag van het volk, dat alles met wagens, schepen en paarden moest uitvoeren, terwijl ze ook al zware belastingen droegen.

Men begon zich zorgen te maken over de voorraden, munitie en het versterken van de schans van Oterdum. Er kwam wel wat hulp vanuit Emden, maar dat ging moeizaam. Munitie en voorraden waren beperkt en het aantal verdedigers klein. Dit duurde de eerste veertien dagen voort. Claes ten Buer schreef dat de vijand wel 60 tot 70 schoten afvuurde, maar slechts voor 10 gulden schade aanrichtte — en dan alleen aan huizen. Er werd een vrouw geraakt terwijl ze in haar deur zat, maar verder raakten weinig mensen gewond, omdat de meeste zich op tijd dekten.

Maar uiteindelijk wordt de positie onhoudbaar, de soldaten zijn uitgeput, versterking blijft uit. Van het vendel van Hans Spirael sneuvelen 29 soldaten. Desondanks weet men de schans te behouden, niet in de laatste plaats omdat de omgeving moeras is en de vijand er niet omheen kan trekken en nog belangrijker: op 2 februari 1585 kwam er een grote storm en watervloed die de Spaanse schansen deed wegspoelen. Dat en het feit dat er heel wat Spanjaarden waren gesneuveld was voor Vertugo de druppel en hij brak op. 

In Saaksum is overigens een straat naar Eiso Jarges genoemd.

Bronnen en literatuur:

https://www.frieseregimenten.nl/officier/wigbold-van-ewsum/

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Oterdum_(dorp)

- https://www.dbnl.org/tekst/hege004arch01_01/hege004arch01_01_0012.php

- https://www.dbnl.org/tekst/eppe004kron01_01/eppe004kron01_01_0034.php

- https://www.frieseregimenten.nl/officier/tjaard-tjebbes-hobbema/

883 8 Nieuweschans : Deel van de Topografische- en Militaire kaart des Rijks met de Dollard en het omringende gebied tot    Oterdum en Winschoten / Topographisch Bureau, 1860-1862

- Leekster Courant, 15 juli 1966

- De nieuwe Courant, 12 mei 1904

- Utrechts pProvinciaal en stedelijk dagblad, 12 december 1877

- De Courant, 9 mei 1904

Groningse volksalmanak; historisch jaarboek voor Groningen, 1910, 1910

https://oud-utrecht.nl/nieuws/501-23-januari-unie-van-utrecht

- https://www.mpaginae.nl/At/FrieseStudIJK.htm

zondag 25 mei 2025

Coppen Jarges op Meyma (No. 1.980)

Coppen Jarges op Meyma (No. 1.980)

Dit artikel is het eenendertigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Coppen Jarges is geboren in 1659 aan de Vismarkt in Groningen en overleden op 17 januari 1705 op de Meijmaborg in Baflo. Hij was ritmeester, jonker en kapitein. Hij is gedoopt in de Martinikerk in Groningen op 1 mei 1659. De naam Coppen Jarges komt overigens vaker terug, maar moeten niet met elkaar verward worden. Zo was er ook een Coppen Jarges aan het hoofd van de Schieringers in het begin van de vijftiende eeuw.





Afbeelding 1 Pagina uit het doop en trouwboek kerkelijke gemeente Baflo en Rasquert


Afbeelding 2 Meijmaborg in Baflo

Zijn vader was Eijso Jarges (No. 3.960) en zijn moeder Bouwina Coenders. Eijsso Jarges had de Meijmaborg geërfd van zijn nicht Bawe Jarges. De Meijmaborg is genoemd naar de familie Meyema, een vermogende familie, waarvan de naam al in de veertiende eeuw voortkomt. Eijso bepaalt in zijn testament dat zijn zoon Coppen slechts vruchtgebruik krijgt van zijn nalatenschap met als gevolg dat er flink over de erfenis geprocedeerd wordt. Het resultaat is een boedelscheiding waarbij Coppen de borg krijgt. Na de dood van Coppen verkoopt de tweede vrouw van hem, Wija Auwema, onmiddellijk de borg omdat deze weinig rendeerde en eigenlijk alleen geld kostte. Eijso is overigens de kleinzoon van Eiso Jarges (No. 15.840), die in 1579 namens de Ommelanden de Unie van Utrecht mede ondertekende.




Afbeelding 3 Familiewapen van de familie Jarges

Coppen is getrouwd in Baflo & Rasquert in juli 1686 met Anna Leonora Ripperda, geboren in Bourtange, gedoopt Minden (Duitsland) 21-04-1667, overleden Meijmaborg Baflo 29-02-1701, dochter van Joachim Adolph von Ripperda en Odilia von Loe. Er ligt in de kerk in Baflo een grafsteen met de tekst "vrouw anna leonoora jarges gebooren ripperda, vrouw van meyma, obiit den 28 februai 1701, aeta. 33"




Afbeelding 4 Koperen naamplaatje, gevonden op de grafkist van Anna Leonora Ripperda uit de Laurentiuskerk in Baflo.




Afbeelding 5 Koperen naamplaatje, gevonden op de grafkist van Coppen Jarges uit de Laurentiuskerk in Baflo.

Gijsbert Harmen Jargers (No. 990) is een zoon van hem. Gijsbert is geboren in 1692 en gedoopt op 15 juli 1692 in de Boteringestraat in Groningen. Ook hij was ritmeester en commandant van Delfzijl. Hij is overleden in 1753. Hij is in juli 1686 getrouwd met Josina Elizabeth Clant, geboren in 1691.

Verder had hij nog een zoon genaamd Jan Rudolf Jarges, geboren in de Boteringestraat Groningen, gedoopt (als Jan Roelef) in de Nieuwe Kerk in Groningen op 11 januari 1694 en  overleden en begraven in Delfzijl 12 april 1754. Jan Rudolf is getrouwd in Lutjegast op 1 oktober 1732 met Catharina Elisabeth de Hertoghe.

En nog een zoon genaamd Carel Victor Jarges, geboren in de Boteringestraat in Groningen, gedoopt in de Martinikerk Groningen op 24 febrauri 1695.

Een dochter genaamd Bouwina Petronella Jarges, gedoopt als Bawine Peternelle te Baflo & Rasquert (Raskwerd) op 23 april 1699. Ze is overleden  in1704.

En tenslotte een zoon met de naam Daniel Jarges, gedoopt te Usquert op 16 augustus 1696.

Coppen hertrouwt later met Wija Auma.

Bronnen en Literatuur:

-  https://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Personen/Coppen%20Jarges/Het%20geslacht%20Jarges%20en%20in%20het%20bijzonder%20Coppen%20Jarges.html

- https://www.greetsgenealogie.nl/gezinskaart-van-coppen-jarges-1659-1705/

- http://walmar.nl/inscriptiesGroningen.asp

- Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 25,..., Kerkelijke gemeente Baflo en Rasquert, archief 124, inventaris­num­mer 25, 16 april 1654, Doop- en trouwboek 1650-1811

- https://histoforum.net/borgen/Clant%20en%20de%20Meymaborg.pdf

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Jarges




vrijdag 23 mei 2025

Joachim Heidenrich Adolph Ripperda tot Veenhuis (No 3.962)

Joachim Heidenrich Adolph Ripperda tot Veenhuis (No 3.962)

Dit artikel is het dertigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Joachim Heidenrich (Heidenrijk) Adolph Ripperda tot Veenhuis en Weitwerd (Venhaus en Wickriede) werd geboren in 1626. Zijn overlijdensdatum is niet precies bekend, maar ergens tussen 1677 en 1683. Hij is gedoopt in 1667 in Minden, Duitsland. Hij is getrouwd met Odilia van Loe. Odilia was de dochter van Johan Friedrich von LOË en Walpurg Freiin von Isselsteiin zu Linnep. 

Joachim had een dochter genaamd Anna Eleonora Ripperda (no. 1.981). Anna is geboren te Bourtange in 1667, gedoopt te Minden op 21 april 1667. In het doopboek van Minden staat:

"anno 1667, 21 April Juncker J.H. Adolph von Ripperda zu Wickride junge tochtertjen getauft, name Anna Eleonora"

Ze is overleden in Baflo op 28 februari 1701. Zij trouwde in Baflo met Coppen Jarges op Meyma, ritmeester, gedoopt op 1 mei 1659 en overleden op 17 januari 1705.


Afbeelding 1 Familiewapen van Joachim Heidenrich Adolph Ripperda

Hij had nog twee andere dochters, waarvan een Petronella Elisabeth heette en is geboren in 1660. De derde dochter is geboren in 1664.

Zijn vader was Carl Victor Ripperda tot Veenhuis en Wijtwerd en is geboren in Onstwedde in 1593, overleden 9 juli 1642. (no 7.324)


Afbeelding 2 Carel Victor Ripperda. Hij heeft hier een degen en commandostaf in de rechterhand. Ripperda was erfheer van Ooster, Witwert, Veenhuisen en Dijkhuisen.

Zijn moeder was Petronella Elisabeth von Schade tot Ihorst, geboren in 1595. Zij was de dochter van Otto Schade en Sibylla Margret von Westrum.. 


Afbeelding 3 Petronella Elizabeth Schade (zij was de tweede vrouw van Carel Victor Ripperda. Ze trouwden in 1623. Victors eerste vrouw was Anna van Munster).

De grafsteen van het echtpaar Ripperda en Schade bevindt zich in de kerk van Lűnne (Duitsland, 10 kilometer ten noorden van Rheine), met daarop hun kwartieren.


Afbeelding 4 De grafsteen van Carel Victor Ripperda en Petronella Elisabeth Schade in de katholieke kerk van Lünne (Duitsland)


Afbeelding 5 Het katholieke kerkje van Lünne (Duitsland)

Carel Victor Ripperda en Petronella Elisabeth Schade hadden zes kinderen:

lisabeth Petronella Ripperda, geboren ca. 1624, overleden 1697.

Balthasar Ripeerda, geboren 1625, overleden Veenhuis (Duitsland) 20-02-1648. Hij studeerde in Groningen.

Joachim Adolf Heidenrjk Ripperda, geboren 1626, overleden tussen 1677-1683. 

Carel Willem Ripperda, heer van Venhaus, geboren 1628, overleden 04-06-1666. Hij is getrouwd met Ida Catharina von LOË, overleden vóór 1665, dochter van Johan Friedrich von LOË en Walpurg Freiin von ISSELSTEIN zu LINNEP. Carel hertrouwt 02-09-1665 met Margaretha van PALLANDT, overleden ná 22-05-1682.

Gerard Frederik Maurits Ripperda, geboren 1628, overleden op de Ellerburg 1670. Hij studeerde aan de Universiteit in Groningen. Gerard is getrouwd met Anna Lucia von MUNNICH, dochter van Johan von MUNNICH en Elisabeth von BRINCKEN zu EINHAUSEN. Door dit huwelijk verkreeg hij Ellerburg.

Gijsbert Herman Ripperda, heer van Oosterwijtwerd, geboren 1639, overleden Oosterwijtwerd 13-07-1695. Hij is getrouwd Sappemeer 19-02-1665 met Josina Maria Ripperda, geboren Zeerijp ca. 1640, overleden Oosterwijtwerd 29-12-1719, dochter van Maurits Adolfs Ripperda (van Juckema en Westerwolde) en Margaretha Osebrandus Clant (van Menkema).

Carl Victor is overigens ook een voorvader van koning Frederik de negende van Denemarken. Hij streed samen met de protestantse Feldherr Christiaan von Braunschweig in de Dertigjarige Oorlog. 



Afbeelding 6 De kerk van Venhaus herbergt een herdenking van Carl Victor Ripperda en Petronella Elisabeth Schade met duidelijk zichtbaar de wapens Twickelo, Valcke, Budde en Stael.


Afbeelding 7 De kerk van Venhaus (Veenhuis) Sint Vitus, staat op het voormalige kasteelterrein van Slot Venhaus.


Afbeelding 8 Het kasteelterrein van Venhaus 


Afbeelding 9 Reconstructietekening van het voormalige kasteel Venhaus


Afbeelding 10 Wapenschild van Balthasar von Ripperda (de vader van Carl Victor)

Joachim was kapitein en van 1 januari 1677 tot 1679 commandeur van de vesting Bourtange in dienst van Stad en lande Groningen.



Afbeelding 11 Wapen van Ripperda — Groningen, Twenthe. In zwart een geharnast ridder 
met uitgetogen zwaard op een galopperend paard, de helm met neergelaten vizier gepluimd; alles van goud. Gekroonde helm. Helmteken: een uitkomende gouden draak met gouden halsband. 
Schildhouders: twee gouden draken met gouden halsbanden. 

Het geslacht Ripperda stamt uit Oost-Friesland en heeft zich tijdens de 13e eeuw in de omgeving van Holwierde in Fivelingo (Groningen) gevestigd. De naam Ripperda is ontleend aan de mannelijke voornaam Ripperd (Rupert).

Leden van de familie speelden een voorname rol in het bestuur van de Ommelanden. Hun macht aldaar was vooral gebaseerd op het bezit van de proosdij van Farmsum, waardoor ze namens de bisschop van Münster de kerkelijke rechtspraak mochten uitoefenen. De familie werd al kort na de Reformatie protestants, maar bleef lange tijd op de hand van het Habsburgse bewind. In de 16e, 17e en 18e eeuw bekleedden telgen van het geslacht Ripperda belangrijke functies elders in de Nederlanden en Westfalen, en behoorden zij tot de Ridderschappen van Overijssel, Drenthe, Zutphen, Münster en Minden. Het geslacht is nauw verwant met meerdere aanzienlijke, adellijke geslachten in Nederland en Duitsland.



Afbeelding 12 Vesting Bourtange in Groningen

Boertange is in de Tachtigjarige Oorlog gesticht. Het lag in moerasachtig gebied en dat was slechts op enkele plaatsen doorgankelijk. In maart 1580 kwam de stad Groningen in handen van de Spanjaarden, waarna prins Willem van Oranje opdracht gaf om een schans aan te leggen op de zandrug op de grens met Duitsland. Over de zandrug liep de weg die de stad Groningen verbond met Lingen en Westfalen. De Spanjaarden gebruikten deze route om de stad te bevoorraden. De schans moest deze belangrijke route blokkeren, zodat de stad Groningen geheel geïsoleerd zou komen te liggen. Na de overgave van de stad Groningen in 1594  langer om de stad te bedwingen, maar werd onderdeel van het naar het oosten gerichte frontier, waar de Spanjaarden op Lingen waren teruggetrokken. In de 17e eeuw werd de vesting enkele malen versterkt en uitgebreid.

- https://www.kareldegrote.nl/Reeksen/ToonReeks.php?Reeks=205

- http://www.marceltettero.nl/rijkvanripperda/Genealogie.html

- https://www.frieseregimenten.nl/officier/johan-heidenrijk-adolf-ripperda/

- http://www.walmar.nl/inscriptiesGroningen.asp

- Doop- en trouwboek Baflo en Rasquert 1650-1811, Collectie DTB (toegang 124), Inventarisnummer 25, folio 86

- Collectie v Spaen, Adelsarchief, inventaris 182, Ripperda, pag. 16

- https://archive.org/stream/dewapensvandent00rietgoog/dewapensvandent00rietgoog_djvu.txt

- https://erfgoedgemeentedelfzijl.nl/ripperda.html

- https://www.huisripperda.nl/tng/

- https://www.greetsgenealogie.nl/gezinskaart-van-carel-victor-ripperda-1593-1642/

- https://collectie.groningermuseum.nl/collectie-items/754

- http://marceltettero.nl/rijkvanripperda/Borne/Venhaus/Ripperda.html

- https://emslandmuseum.de/2024/01/01/wappenstein-von-der-burg-venhaus/

vrijdag 25 april 2025

Jan Minnes Sandstra (No 80)

Jan Minnes Sandstra (No 88)

Jan Minnes is geboren op 13 augustus 1762 in Oosterlittens. In 1811 heeft Jan Minnes de naam Sandstra aangenomen. Zijn vader was Minne Jans en zijn moeder Antie Watses.

Het dorp Oosterlittens is in ongeveer 1275 ontstaan met de naam Lechenghe en heet nu officieel Easterlittens ofwel Oosterlittens in het Nederlands. Het bestond ooit uit 5 terpen. Alle bewoning concentreerde zich op deze terpen, die de bewoners beschermden tegen het water. De grootste terp werd rond 800 na Christus opgehoogd in verband met overstromingsgevaar. Dit werd de kern van wat nu Easterlittens is. 


Afbeelding 1 Naamsaanneming 1811

Hij is getrouwd op 14 augustus 1785 met Wietske Sytzes Wynia uit Tjalhuizum. Tjalhuizum (Fries: Tsjalhuzum) is een gehucht of buurtschap in de gemeente Súdwest-Fryslân, in Friesland. Tjalhuizum bestaat uit 1 straat en heeft momenteel 20 inwoners.


Afbeelding 2 Vermelding van Trouwen van Jan Minnes en Wietske Sytzes

Hij was arbeider en is vroeg overleden, op 54 jarige leeftijd, te Oosterlittens, op 10 januari 1814.

Net voor zijn dood zijn ze op 30 mei 1813 zijn lid geworden van de Nederlands Hervormde Gemeente Hallum.


Afbeelding 3 Lidmaat van Nederlands Hervormde Kerk te Hallum


Ze hadden vijf kinderen:

- Siedze, geboren op 3 mei 1784 te Tjalhuizum,

- Grietje, geboren op 2 februari 1791 te Tjalhuizum.

- Minne Jans, geboren te Tjalhuizem op 27 juli 1789. Gedoopt op 23 augustus 1789. Hij is overleden op 27 november 1825. Minne Jans was koemelker van beroep en woonde sinds 1818 in Oosterrlittens.

- Edger (Edjer) Jans, 23 januari 1794, gedoopt 2 februari 1794. Hij is overleden op 25 jarige leeftijd in Oosterlittens. Hij was koopman. Edger is op 6 augustus 1815 in Bozum getrouwd met Sieuke Tjitses Steenstra.

- Wieger Jans Sanstra, geboren op 27 januari 1800, Hij is 18 jaar oud geworden, overleden op 8 november  1817 in Leeuwarden. Hij was slagersknecht en ook geboren in Tjalhuizum


Afbeelding 4 Vermelding van overlijden van Jan Minnes Sandstra 

Tjalhuizum heeft nu 11 adressen. Het bouwjaar van het oudste gebouw is 1870. Het huis waar Jan Minnes Sandstra heeft gewoond is er dus niet meer.

Zoals hier boven al vermeld is Jan Minnes is op 10 januari 1814 om 10 uur in de ochtend overleden in Oosterlittens.


Literatuur en bronnen:

- Trouwregister Hervormde gemeente Oosterlittens, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0082 Gemeente: Baarderadeel Periode: 1692-1810

- Overlijdensregister 1814 Bozum, archiefnummer 30-04, Burgerlijke Stand Baarderadeel - Tresoar, inventarisnummer 3001, blad 001 Gemeente: Baarderadeel Periode: 1814

Bozum, Winsum, Oosterlittens, Britswerd, Wieuwerd, Baard, archiefnummer 29, Register van familienamen - Tresoar, inventarisnummer 0082 Periode: 1811-1825

- Doopboek Herv. gem. IJsbrechtum, Tjalhuizum en Tirns, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0885

zondag 30 maart 2025

Hoe hoort het eigenlijk? Een gedekte tafel.

Hoe hoort het ook weer? Een gedekte tafel.

Iedereen weet wel dat de vorken aan de linkerkant van het bord horen, terwijl de messen en de lepels een plekje krijgen aan de rechterkant van het bord. Maar dan? 

De eerste stap is om het bestek zo neer te leggen dat je het van buiten naar binnen pakt. Voor meerdere gangen van belang, tenminste als je niet bang bent voor veel afwas...

Een onderbord is leuk, maar niet echt nodig. Je kunt er ook voor kiezen om voor elke gang een nieuw bord te geven. 

Het snijdend gedeelte van de messen moet naar binnen liggen. De holle kant van de vorken en lepels liggen naar boven. Dit heet "open dekken". Het bestek voor het dessert hoort boven het bord te liggen waarbij het lepeltje naar links wijst en het vorkje naar rechts. De glazen horen boven aan de rechterzijde boven de lepels en messen waarbij het linker glas voor water bestemd is. Schenk je meerdere soorten wijn, dan begin je ook van buiten naar binnen. 

Dan is er nog de mogelijkheid voor een klein broodbordje en een botermesje. Deze komen links boven de vorken. 

Het servet hoort eigenlijk op het bord. Maar kan er ook naast liggen.

Helemaal luxe wordt het als je tafelzilver gebruikt en kristallen glazen en een wit damast tafellaken. Nu maar hopen dat het laken wit blijft. Het tafellaken moet minimaal 15 cm overhangen. Een paar kandelaars zijn altijd leuk, maar het moet geen kermis worden. Voor een ronde tafel neem je twee kandelaars. Voor een grote langwerpige tafel kun je er vier nemen. Zelfs een grote tafel is al snel vol met vier gasten en zoveel bestek, borden etc. Voor elke gast moet je minimaal 50 cm inruimen. De borden moeten niet helemaal aan de rand van de tafel staan, maar minimaal een vingerdikte van de kant. als je ze hebt kun je ook nog glazen bestekleggers gebruiken. Kans is dan iets groter dat je witte tafellaken wit blijft. Geef je echter bij iedere gang nieuw bestek dan hebben die bestekleggers weinig toegevoegde waarde.

Nu kun je natuurlijk helemaal uit je dak gaan door ook een apart viscouvert aan te schaffen en een vingerkommetje met lauw water is dan ook leuk, maar die worden pas op tafel gezet als het nodig is. Als er toch nog ruimte is dan kun je er voor kiezen om een goed gevulde fruitschaal in het midden neer te zetten.

Verder heb je natuurlijk een zilveren tafelschuier nodig om de broodkruimels op te vegen. En dan zijn er nog de peper en zoutvaasjes, zilveren houder voor het maggi flesje en een zilveren mosterd bakje met bijpassend zilveren mosterdlepeltje en ook zilveren servetringen mogen dan niet ontbreken. 

Aan de andere kant: lekker belangrijk, doe gewoon wat je leuk vindt. Maar het blijft een feit: een mooi gedekte tafel geeft wel wat extra sfeer.


 

Afbeelding Voorbeeld van een gedekte tafel. Alle voorwerpen zijn te koop bij de Firma P. Gerbenzon & Zn.

zondag 23 maart 2025

Wat is Famille Verte?

Famille Verte

Famille verte is de aanduiding van Chinees porselein waarvan de dominante kleur groen is. De term is bedacht door Albert Jacquemart rond 1862. Naast famille verte heb je famille rose en famille noire en het vrij zeldzame famille jaune. Famille verte werd voornamelijk tijdens de Kangxi periode (1662 - 1722) geproduceerd. Famille rose was voornamelijk populair in de achttiende en negentiende eeuw. Het werd in China vooral voor de exportmarkt gemaakt. Het is boven het glazuur aangebracht. Ook andere kleuren worden gebruikt, maar zoals gezegd is groen de overheersende kleur. Aan het einde van de negentiende eeuw werd groen weer populairder en meer gebruikt. Hieronder staan een aantal voorbeelden van die periode.

Famille verte is dus een handels- of verzamelaarsterm die voor Chinees porselein gebruikt wordt. De gebruikte decoraties zijn meestal dezelfde als die op blauwwit porselein gebruikt wordt. Maar toch is er wel een onderscheid: de decoraties bestaan vaak uit bloemen, dieren (voornamelijk vogels) en landschappen of tuinen met oog voor detail.


Afbeelding 1 Famille verte zeskantig schoteltje op voet, negentiende eeuw, 10,5 cm lang






Afbeelding 2 Famille verte schoteltje, negentiende eeuw, doorsnee 14 cm



Afbeelding 3 Famille verte vaas, 1880, hoogte 21 cm

zondag 16 maart 2025

Echt of namaak? Delfts aardewerk van de Porceleyne Klaauw

Echt of namaak? Delfts aardewerk van de Porceleyne Klaauw

Echt of namaak? Bijna alles wat van waarde is wordt geïmiteerd of zelfs vervalst. Waar moet je op letten als je iets aan wilt schaffen? Enkele tips. 

In de 19de eeuw ontstaat een financiële prikkel om recenter gemaakt aardewerk te verkopen als antiek. In die zin is er niets nieuws onder de zon. Het schijnt zo te zijn dat meer dan 10% van alle kunst  en antiek die in musea staat of hangt vals is. Dus als experts er al in trappen is de doorsnee consument dan niet kansloos? Ja, maar ik heb er een certificaat bij gekregen! Van wie? Van de verkoper? Dus wij van WC-eend ... Wie kunst vervalst draait zijn hand ook niet om voor een "certificaat van echtheid".

Delfts aardewerk, soms zelfs voorzien van valse Delftse fabrieksmerken werd ook buiten Nederland geproduceerd. Een voorbeeld is de Noord-Franse fabrikant Geo Martel. Een ander voorbeeld is voorbeeld is Edmé Samson  uit Parijs. Maar ook in Engeland, Portugal en Duitsland werd Delfts aardewerk nagemaakt. "Delfts aardewerk" of "delftware" is ook geen beschermde naam en iedereen mag het produceren.

Echtheidskenmerken: 

Dus, een merk, in dit geval een klauw aan de onderzijde van een aardewerk bord, zegt nog niet zo veel. Ook niet als er eventueel nog een jaarcode of de voorletters van de schilder bij zouden staan. Je zult ook moeten kijken naar het materiaal en de gebruikte technieken en de decoraties. Wat ook helpt is een soort van C.V. van het bord. Soms weet de verkoper te vertellen waar het bord vandaan komt en wie de vorige eigenaren zijn geweest.

Het bord moet stevig en zwaar aanvoelen en het moet een heldere klank geven als je er tegen aan tikt. Het aardewerk vertoont een gele of rode scherf, al naar gelang de klei kalk- of ijzerhoudend was. Het bord moet glanzen vanwege het gebruikte loodglazuur. Het is handbeschilderd en de decoraties zijn meestal floraal van aard geïnspireerd op Chinese motieven. De gebruikte blauwe kleur is aan de donkere kant.

Koop het liefst bij een bekend en al langer bestaand adres. Als de prijs te mooi is om waar te zijn, dan is het ook inderdaad te mooi om waar te kunnen zijn. Een koopje is meestal een indicatie dat het niet echt is. Zeker als er dan ook nog een vorm van tijdsdruk op zit: er zijn meer kapers op de kust, dus u moet snel zijn...

Ga naar musea en kijk en vergelijk. Helaas zijn er ook musea die soms ergens zijn ingetrapt, maar de betere keramiekmusea hebben genoeg kennis om echt van vals te onderscheiden.

De Porceleyne Claeuw produceerde van 1661 tot 1840 en zat aan de Koornmarkt (oostzijde) in Delft. Het waas een plateelbakkerij in Delft en tot 1705 eigendom van de gezusters Cornelia, Maria en Elisabeth van Schoonhoven. In 1740 wordt de plateelbakkerij door Dirk van Dijk gekocht en omstreeks  1759 is Cornelis van Dijk eigenaar. In 1763 gaat het bedrijf over aan Lambertus Sanderus, die in 1806 75 procent van zijn aandelen verkoopt, waarna zijn erfgenamen in 1882 de resterende aandelen van de hand doen. In 1840 wordt De Porceleyne Claeuw opgeheven. Als plateelschilder zijn werkzaam geweest Cornelis van Schagen en Hendrik Knijff. De grote bloeitijd van de plateelbakkerij valt is in de achttiende eeuw. Bekend zijn vooral de zogenaamde pauwenborden van Sanderus, die. hoewel vrij grof geschilderd, smaakvol en decoratief zijn. 

Merken: tot l764 diverse uitvoeringen van een klauw, soms met de letters cvs (kunnen zowel initialen zijn van de eigenares Cornelia van Schoonhoven als die van de plateelschilder Cornelis van Schagen ). In 1764 deponeert Lambertus Sanderus een fabrieksmerk: een gestileerde klauw, soms met toevoeging van de initialen L.S.


Afbeelding 1 Een mooie grote schotel met floraal decor van de Delftse Plateelbakkerij 'De Klaauw' waarschijnlijk gemaakt rond 1780-1800, wat te zien is aan de donkerblauwe kleuren en de vlot geschilderde uitwerking met een wat grover penseel. Er is gebruik gemaakt van een bekend "chinoiseriethema", dat wil zeggen dat er een afbeelding is van verschillende bloemen en insecten. Op de rand zit een herhalend floraal motief. De schotel heeft een diameter van 34,5 cm. en is aan de achterzijde gemerkt met het figuratieve klauwtje. Aan de rand zijn rondom wat glazuurchips zichtbaar, wat normaal en gebruikelijk is voor een aardewerken schotel van deze leeftijd. Verder is de schotel in prima staat (zie www.gerbenzon.com)



Afbeelding 2 Merkteken De Klauw

Verder lezen:

- Delfts Aardewerk, Jonkvrouwe Dr C. H. de Jonge (Rotterdam, Den Haag 1965)

maandag 3 maart 2025

A Lowestoft cup and saucer and a Lowestoft teapot

Lowestoft Porcelain

The Lowestoft Porcelain Factory was a soft-paste porcelain factory on Crown Street in Lowestoft, England and was active from 1757 to approximately 1802.  It mostly produced  teapots, and jugs,  

It was also relatively small, with a maximum workforce of 70. Nonetheless, it survived longer than the average English factory, perhaps because it had less competition in the local market. 

During the early period (1757 - 1761) wares decorated with Chinese-inspired scenes in underglaze blue were produced. This type of decoration continued to form the majority of production throughout the life of the factory but scenes were gradually simplified. Overglaze colours in enamel were used from about 1768, generally in white and blue or in a polychrome that utilizes a bright brick red. After 1770 transfer printing was used. 

The start of the factory is somewhat unclear. Robert Browne was the manager, with other partners, of which Philip Walker was the most senior. Two other partners, Obed Aldred and John Richman were probably "non-executives", who provided capital. 

By 1770 the company name was "Robert Browne and Company". When Robert Browne died in 1771 he was succeeded as manager by his son of the same name, who introduced, or increased the amount of, polychrome overglaze enamelling. 

Lowestoft has no factory mark of its own, though the inscribed documentary pieces and "trifles" can be useful for identification.



A Lowestoft teapot, late 18th century, dimensions: height 13 cm; diameter 12 cm. € 418,00


A Lowestoft cup and saucer, late 18th century, dimensions: diameter saucer 13 cm. € 170,00

For more information:

Go to the webshop: www.gerbenzon.com



zondag 19 januari 2025

In dienst van Stad en Staat: Bouwe van der Steeg (No 6)

In dienst van Stad en Staat: Bouwe van der Steeg (No 6)

Dit artikel is het negenentwintigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Bouwe van der Steeg is de zoon van Romke van der Steeg (No 12) en Alberdina Hoekzema. Hij is geboren op 14 april 1892. Hij was van beroep stukadoor. 

Op 25 oktober 1911 werd hij, zoals dat heet, tot de dienst aangewezen. Hij was op 12 maart 1912 ingedeeld bij het 9e regiment der infanterie. Op 21 maart 1912 werd hij afgekeurd op grond van artikel 100 ontslagen uit de dienst. Kennelijk had toen hij een ziekte of gebrek. 

    

Afbeelding 1 Pagina met vermelding van Bouwe van der Steeg in het militieregister

In 1913 woonde hij in Kollum. Daar werd zijn zoon Romke op 27 oktober 1913 geboren.

In 1916 woonde hij met zijn vrouw Alberdina Horneman in Hijlaard en was hij betonwerker. Hij solliciteerde in 1916 naar de functie van veldwachter in Hemelum, Oldephaert en Noordwolde maar heeft de baan toen niet gekregen. Daarna, vanaf 1 mei 1934 was hij Stukadoor. Ze woonden in het huis met nummer 81. Het was de oude school, getuige een advertentie van 20 december 1923 in de Leeuwarder Courant. Het was een huis met schuur en bleek en grond, 1,73 are groot. Het pand was van J.S Nauta en Bouwe huurde het. Op 12 mei 1924 liep het huurcontract af. Het dorp Hilaard telt nu ongeveer 310 inwoners die in ongeveer 115 huizen wonen.

Alberdina Horneman was geboren in Grijpskerk op 15 januari 1887 en overleed op 35-jarige leeftijd op 4 juni 1922 in Hijlaard.




Afbeelding 2 Plankje met opschrift Bouwe van der Steeg, stucadoor, Kollum, 19 jaar, 1911 gevonden bij een verbouwing van een huis aan de Foarwei in Kollummerzwaag



Afbeelding 3 Kaart van Kollum in 1870

Afbeelding 4 Kollum in 1910

Op 3 juli 1926 verhuisde Bouw van Tulpenburg 46 in Leeuwarden naar Kleinzan6 65 in Sneek.

Op 28 december 1926 schreef hij in op een aanbesteding voor het bouwen van een noodslachtplaats te Zandbulten voor de Gemeente Kollummerland. Hij zou de klus klaren voor 2.618 gulden.

In 1927 heeft hij kennelijk als metselaar gewerkt in Zuidlaren, bij een paviljoenbouw. Helaas werd hij tekort gedaan op zijn loon, want hij klaagde samen met andere bouwvakkers over het feit dat een mondelinge afspraak kennelijk niets waard was. 


Afbeelding 5 Ingezonden brief in de Dragster Courant van 16 december 1927


Hij is later, op 22 januari 1932, getrouwd met Trijntje de Roos. Trijntje is op 28 februari 1896 in Gasselte geboren. Trijntje is op 30 juli 1968 in Leeuwarden overleden.





Afbeelding 6 Bouwe van der Steeg en zijn zoon Bouwe jr aan het werk als stukadoor

Hij heeft in Kollum op verschillende adressen gewoond, waaronder Kerkstraat no 6. Daarna ging hij naar Hijlaard. Hij ging later naar Leeuwarden waar hij eerst in een pand aan de Oosterbuurt 9A heeft gewoond, bij weduwe Greben. Daarna, vanaf 27 augustus 1924 in de Oldegalileen 35 boven; vanaf 1 juli 1925 in de Tulpenburg 4b; vanaf 2 juni 1927 in de Poppebuurt 28a; vanaf 14 februari 1929 aan het Cambuursterpad 44; vanaf 24 januari 1931 in de Nieuwe Houthstraat 2; vanaf 25 juli 1923 in de Dokkummerstraat 9; 

Uit die tijd stamt ook een advertentie:



Afbeelding 7 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 20 september 1932

Vanaf 28 januari 1933 woonde hij in de Breedstraat 65 boven; vanaf 10 augustus 1933 in de Kleine Hoogstraat 6; 

Ook toen een advertentie:




Afbeelding 8 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 1 maart 1934


Vanaf 4 maart 1935 woonde hij achter de Hoven 178; vanaf 27 oktober 1937 aan de Romkeslaan 32; vanaf 15 september 1938 aan de Romkeslaan 10. Daar heeft hij langere tijd gewoond.

Op 12 augustus 1955 is hij bij de Kamer van Koophandel van Leeuwarden ingeschreven. Op 28 januari 1963 is de inschrijving opgeheven.


Afbeelding 9 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 20 maart 1957


Afbeelding 10 Bouwe van der Steeg met een aantal werklieden voor een nieuwbouw project





Afbeelding 11 Bouwe van der Steeg op latere leeftijd.

Bouwe is pas op 72-jarige leeftijd met pensioen gegaan.

Kinderen:

Alberdina van der Steeg, geboren op  en overleden op 5-jarige leeftijd op 14 maart 1922 te Leeuwarden

Jante van der Steeg, geboren op 1 augustus 1918 te Hijlaard

Romke van der Steeg, geboren op 27 oktober 1913 te Kollum

Tiemen van der Steeg, geboren op 5 december 1914 te Kollum

Met Trijntje de Roos kreeg hij nog een aantal kinderen:

Alberdina 14 november 1925

Rein, geboren op 1 maart 1928

Gerrrit, geboren op 12 februari 1930

Wiena van der Steeg, geboren op 

Bouwe van der Steeg, geboren op 19 juli 1934

Anna Eleonora van der Steeg, geboren op 24 januari 1936

Elizabeth van der Steeg, geboren op 15 februari 1938

Arie van der Steeg, geboren op 

Bouwe van der Steeg is op 13 februari 1985 in Sint Anna Parochie overleden op de leeftijd van 93 jaar.

Literatuur en bronnen:

- Baarderadeel (Hijlaard) 1903-1918 inventarisnummer 475, inventarisnummer 475 Gemeente: Baarderadeel Periode: 1903-1918

- Huwelijksregister 1932, archiefnummer 1002, Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 3657, aktenummer 0012 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1932

- Leeuwarder Courant 15 februari 1985; 20 maart 1957; 18 maart 1957; 28 december 1926; 20 september 1932; 27 november 1951; 17 september 1932; 29 november 1951; 8 februari 1934; 23 september 1932; 6 december 1923; 3 juli 1926

- https://www.rtvnof.nl/bijzondere-vondst/257045/

- https://www.actiefonline.nl/nieuws/nieuws/17932/geschiedenis-boven-water-moai-dat-minsken-sa-goed-reagearje

- Kamer van Koophandel 1922-1977 - Tresoar, Deel: 22397, Leeuwarden, archief 52-02, inventaris­num­mer 22397, 12 augustus 1955, Dossier 22397

- https://www.hilaard.nl/over-hilaard

- Dragster Courant 16 december 1927

- Leeuwarder nieuwsblad, 21 september 1932

zondag 29 december 2024

In dienst van Stad en Staat: Romke van der Steeg (No 12)

In dienst van Stad en Staat:  Romke van der Steeg (No 12)

Dit artikel is het achtentwintigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Romke van der Steeg is geboren op 9 december 1865 te Kollum. Hij hoefde niet voor de militie op te komen omdat hij broederdienst had, maar hij tekende een contract voor nummer wisseling en wisselde van nummer met Petrus Johannes Heffering met nummer 149. Hij is dus wel in dienst gegaan en wel vanaf  5 mei 1885. Het motief zal hoogstwaarschijnlijk de geldelijke vergoeding geweest zijn die hij kreeg voor het nummerwisseling. Dat was al gauw een paar honderd gulden. Hij is getrouwd met Alberdina Hoekzema, uit Oldehove. Zijn vader was Bouwe van der Steeg (No 24) en zijn moeder Rikstje van der Slink.


Afbeelding 1 Certificaat van de Nationale Militie waaein staat dat hij lot 43 had, maar gewisseld heeft met nummer 149


Afbeelding 2 Pagina uit het militieregister waaruit blijkt dat Romke is vrijgesteld wegens broederdienst



Afbeelding 3 Eerste pagina van het contract van nummerwisseling van Romke van der Steeg




Afbeelding 4 Tweede pagina van het contract van nummerwisseling van Romke van der Steeg

Omdat hij  nog in dienst zat tijdens zijn huwelijksaanzoek moest hij toestemming hebben van zijn commandant. 



Afbeelding 5 Toestemming van commandant van Tweede Compagnie Hospitaalsoldaten



Afbeelding 6 Vermelding van Romke van der Steeg bij de tweede compagnie van Hospitaalsoldaten in 1885

Hospitaalsoldaat

Hierdoor is bekend bij welk legeronderdeel hij zat, namelijk bij de Tweede Compagnie Hospitaalsoldaten in Utrecht. 

Er is ook een signalement van hem. Hij was vrij lang: 1 meter 73. Ovaal gezicht met een breed voorhoofd. Bruine ogen en een normale neus en mond. Een ronde kin. Blond haar en blonde wenkbrauwen. Geen bijzondere kentekenen.

Hij kwam op 1 juli 1885 bij de hospitaalsoldaten. Hij zat vanaf 5 mei 1885 eerst bij het eerste regiment infanterie. Op 30 april 1886 is hij met groot verlof gegaan. Tevens wordt er nogmaals vermeld dat hij gehuwd is en dat er sprake was van nummerwisseling. In mei 1892 is hij met paspoort gegaan met bewijs van goed gedrag.

Afbeelding 7 Vermelding in het stamboek van het eerste regiment der Infanterie

Afbeelding 8 Vermelding in het stamboek van de tweede compagnie van hospitaalsoldaten

7 april 1869 is de oprichtingsdatum van het Regiment Geneeskundige Troepen. “Het wapen der infanterie wordt vermeerderd met twee Compagnieën Hospitaalsoldaten”, luidt de tekst van het Koninklijke Besluit waarmee de komst van de Geneeskundige Troepen een feit werd. Het aantal van 2 compagnieën was uiteraard niet willekeurig tot stand gekomen; het veldleger bestond uit 2 divisies en het was de bedoeling dat in oorlogstijd elke divisie werd versterkt met één compagnie hospitaalsoldaten. De hospitaalsoldaten verleenden eerste hulp, gaven leiding aan de ziekendragers in voorste lijn, assisteerden de officieren van gezondheid op de verbandplaatsen en in de veldhospitalen en verrichtten in die inrichtingen verpleegwerkzaamheden. De hospitaalsoldaten werden eigenlijk meer als verpleger beschouwd; in later jaren werden ze in de voorschriften ook zonder meer als ziekenverpleger aangeduid. De eerste geneeskundige compagnie werd gestationeerd in Amsterdam. De tweede compagnie zat in Utrecht. Romke zat dus in Utrecht.


Afbeelding 9 De toegangspoort van het Militair Hospitaal aan de Springweg


Op 28 december 1895 kocht hij op een veiling een van Albertus Bruins Slot, een partij kaphout, samen met een aantal anderen voor negen gulden. Hij had dat hout waarschijnlijk nodig omdat hij toen timmerman was.


Afbeelding 10 Luchtfoto van de Voorstraat. Het gekochte huis is het vijfde huis gerekend vanaf de straat rechts gerekend, dus tegenover het einde van de kerk, naast de apotheek

Viswinkel

Hij had een hypotheek van 2.480 gulden tegen vijf procent per jaar. Dat was schappelijk omdat het tot stand was gekomen door bemiddeling van zijn zuster die in dienst was bij een dominee die hem wel ter wille was en hem kon helpen met zijn ambities. Als onderpand was een huis, hok en erf in Kollum, bij het kadaster bekend in sectie D, nummer 1207, groot twee aren en negenentachtig centiaren. Dit is de Voorstraat 64 9291 CL Kollum. De woning is uit 1840 maar heeft geen monumentale status. Het is echter wel dezelfde woning als waarin Romke heeft gewoond. Op dit moment is er een café in gevestigd. In het pand kwam zijn vishandel die hij samen met zijn moeder dreef.


Afbeelding 11 Voorstraat 64 in Kollum met het bordje R. v.d. Steeg vischhandel





Afbeelding 12 Voorstraat 64 en 62 te Kollum in de tegenwoordige tijd. Links is Voorstraat 64



Afbeelding 13 Handtekening van Romke van der Steeg

De hypotheek had hij nodig om het huis te kunnen betalen dat hij in 1904 had gekocht van Douwe Walda in Kollum voor het bedrag van 2.175 gulden. De aanduiding van het huis was waarschijnlijk B 22 te Kollum. Maar hij heeft ook in die periode op B 181; B 128 en tenslotte B 146 gewoond. Hij was toen inmiddels opperman.

Voordat hij in de Voorstraat woonde woonde hij in de Eskesstraat.


Afbeelding 14 Romke van der Steeg

SDAP

Hij was in 1902 een  van de oprichters van de "Kollummer coöperatieve productie en verbruiksvereeniging "Ons Belang" te Kollum". Ook zijn broer en nog wat familieleden en bekenden waren lid. Je moest verplicht lid zijn van de SDAP om aan de Coöperatie mee te kunnen doen.

Verder was hij tot 1908 secretaris van de SDAP afdeling Kollum. In 1903 was hij kandidaat voor de Gemeenteraadsverkiezingen van Kollumerland. En ook in 1907 deed hij mee aan de verkiezing voor de Gemeenteraad van Kollum en kreeg toen 134 stemmen. 


Afbeelding 15 Mededeling in de Leeuwader Courant van 27 juni 1907 inzake de kandidaatstelling voor de gemeenteraadsverkiezingen


Afbeelding 16 Vermelding in het Volk van 29 juli 1906

In 1911 deed hij weer mee aan de Gemeenteraadsverkiezingen en kreeg toen 129 stemmen. Er waren 597 stemmen uitgebracht. De winnaar was A. van der Meulen van de AR met 460 stemmen. 

Daarnaast was hij in de periode 1910 tot 1914 lid van het bestuur van de afdeling Kollum van de Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken. Hij was dus van de "blauwe knoop".

In 1912 vroeg hij om een stukadoorsleerling in een advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden.


Afbeelding 17 Advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden

Romke en Alberdina hadden een flink aantal kinderen:

Geertje, geboren op 7 oktober 1889, overleden op 30 oktober 1961

Wytze, geboren op 3 juni 1906, overleden op 29 juli 1948 te Zuidhorn

Klaaske, geboren op 28 juli 1912

Elisabeth, geboren op 4 februari 1903

Gerrit, geboren op 5 november 1898

Getje, geboren op 25 augustus 1888, slechts 13 dagen oud geworden

Rigtje, geboren op 5 oktober 1894

Bouwe, geboren op 8 november 1887, overleden op 11 juni 1888

Bouwe, geboren op 14 april 1892, voorouder (No 6), hij was ook stukadoor van beroep.

Na de dood van Alberdina was hij hertrouwd met Janna Venema op 25 oktober 1913.


Afbeelding 18 Mededeling in het Nieuwsblad van het Noorden van 11 november 1913

Op 12 mei 1914 is hij naar Grootegast verhuisd. Daar huurde hij in 1925 een perceeltje tuingrond aan den Bovenweg te Grootegast, groot 5 Are 10 Centiare, voor een huurprijs van f 15. Hij woonde toen aan de Bovenweg nummer 13 in Grootegast. een leuk vrijstaand huisje op de hoek met de Munnekeweg.


Afbeelding 15 Romke van der Steeg en Janna Venema voor het huis in Grootegast. Op de gevel staat R. v.d. Steeg Stucadoor.

Hij verkocht het pand in Kollum aan de Voorstraat. er was een bod van 1.200 gulden.


Afbeelding 16 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 21 oktober 1915

In 1916 en 1917 huurde hij een kruidenierswinkel achter de Nederlands Hervormde Kerk in Doezum. In 1917 werd het pand verkocht. Het is niet zeker of Romke de winkel daarna heeft voortgezet.


Afbeelding 17 Advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden van 13 mei 1916





Afbeelding 18 Romke van der Steeg op oudere leeftijd

In Grootegast is hij op 74 jarige leeftijd op 24 oktober 1940 overleden. 


Afbeelding 19 Grafsteen van Romke van de Steeg in Grootegast, Bovenweg 24a Grootegast

Bronnen en literatuur:

- Huwelijksregister 1887, archiefnummer 30-21, Burgerlijke Stand Kollumerland c.a. - Tresoar, inventarisnummer 2025, aktenummer 0036 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1887

- Geboorteregister 1865, archiefnummer 30-21, Burgerlijke Stand Kollumerland c.a. - Tresoar, inventarisnummer 1024, aktenummer 0197 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1865

- Nederlandsche staatscourant 15 mei 1902 en Minuut-akten 1902, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 070081, aktenummer 00669 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1902 

- 2.13.09 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Stamboeken van Onderofficieren en Minderen van de Landmacht, 1813-1924

- https://www.militairespectator.nl/sites/default/files/bestanden/uitgaven/1918/1969/1969-0206-01-0072.PDF

Overlijdensregister 1887-1890, archiefnummer 30-21, Burgerlijke Stand Kollumerland c.a. - Tresoar, inventarisnummer 3021, aktenummer 0089 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1888

Minuut-akten 1895, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 070071, aktenummer 00141 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1895

Minuut-akten 1905, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 070084, aktenummer 01481 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1905

Minuut-akten 1904, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 070083, aktenummer 01392 Gemeente: Kollumerland c.a. Periode: 1904

Huwelijksregister 1913, aktenummer 36 Gemeente: Grootegast Periode: 1913

Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij, 26 januari 1906, 29 juli 1906; 7 januari 1908'19 december 1906

Nieuwsblad van het Noorden, 8 april 1925; 15 december 1917; 13 mei 1916; 12 maart 1912; 11 november 1913; 1 december 1917; 24 november 1917

- https://www.online-begraafplaatsen.nl/zerken.asp command=showgraf&bgp=2416&grafid=1588199&view=Zerkenlijst&page=5

- https://oud-utrecht.nl/nieuws/1343-duitse-huis-militair-hospitaal-grand-hotel-karel-v

- https://kadastralekaart.com/adres/kollum-voorstraat-64/0079200000371570

- De blauwe vaan; orgaan voor drankbestrijding, jrg 10, 1913, no. 40, 04-07-1913;  jrg 7, 1910, no. 17, 29-04-1910

- Leeuwarder Courant 27 juni 1907; 8 juli 1911; 29 juni 1911; 4 juli 1903; 21 oktober 1915





In dienst van Stad en Staat: Jan Radijs (no. 246)

Jan Radijs (no. 246) Dit artikel is het negenendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de ...