dinsdag 30 september 2025

In dienst van Stad en Staat: Christoph van IJsselstein zu Linnep (no 15.854)

Christoph (Christoffel I) van IJsselstein zu Linnep (no 15.854)

Dit artikel is het negenendertigste.uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

Christoffel, of Stoeffel zoals hij zichzelf noemde, van IJsselsteyn is geboren omstreeks 1546. Hij is in 1576 getrouwd met Magdalena van Alendorp en had samen met haar de volgende kinderen:

- Vincent van IJsselstein zu Linnep , geboren in 1577, overleden in 1656

- Walpurg van IJsselstein zu Linnep (no 7.927), geboren in 1588, overleden rond 1660. Ze was getrouwd met Johann Frederik van Loe, heer van Overdijk.

- Maurits van IJsselstein zu Linnep, geboren in 1585, overleden in 1652. Maurits woonde op Slot Linnep in Ratingen in Noordrijn-Westfalen.


Afbeelding 1 Slot Linnep

- Philip Ernst van IJsselstein zu Linnep, in dienst van de keurvorst van Brandenburg.

- Reinier van IJsselstein zu Linnep.

Zijn ouders waren Willem van Egmond van IJsselstein en Margaretha van Wijngaarden. 



Afbeelding 2 Het familiewapen van Egmont en IJsselstein

Hij was  Jonker, legeraanvoerder (luitenant generaal) van Jan van Nassau in Geldereland in 1579, kolonel der infanterie in Staatse dient, over zes vaandels. Hij was mede ondertekenaar van het Smeekschrift Edelen en de rechterhand van Philips van Hohenlohe-Neuenstein, die met de oudste dochter van Willem van Oranje was getrouwd. Als rechterhand van Hohenlohe was Christoffel ook betrokken bij Kouwensteinsedijk in mei 1585 in een poging tot ontzet van het door Parma belegerde Antwerpen.



Afbeelding 3 Phipips van Hohenlohe-Neuenstein (Hollock), Duits legeraanvoerder in Staatse dienst


Afbeelding 3 Op 5 april 1566 wordt het Smeekschrift der edelen aan Margaretha van Parma, landvoogdes gegeven. Zowel voorvader Diederich van Sonoy als voorvader Christoffer van IJsselsteyn zijn ondertekenaars

Hij was verder Pandheer van Linnep (Ratingen) en van 1773 tot 1574 Gouverneur van Geertruidenberg, En tot 1588 was hij gouverneur van Heusden en had hij het bevel over Bommel. Tevens was hij gouverneur van Venlo. Christoph (Christoffel) woonde in Kranenburg, maar in elk geval in 1582 in slot Linnep.

Van IJsselstein heeft regelmatig met Willem van Oranje gecorrespondeerd, net als een andere voorvader en tijdgenoot Diederick Sonoy. Op 25 oktober 1573 vraagt hij bijvoorbeeld om instructies ten aanzien van de verdeling van losgeld voor gevangenen. Soms waren de brieven in het Frans en soms in het Nederlands. 

Zutphen, het rampjaar 1572

De zwager van prins Willem van Oranje, graaf Willem IV van den Bergh had een leger van ballingen en Duitse huurlingen verzameld en nam op 10 juni 1572 de stad Zutphen bij verrassing in, mogelijk met hulp van enkele burgers. De soldaten waren een zootje ongeregeld. Ze plunderden de Sint-Walburgiskerk, vernielden de mannenkloosters en brandschatten de vrouwenkloosters. Na het vertrek van graaf Van den Bergh kwam Willem van Oranje zelf met een klein leger Waalse en Duitse soldaten naar Zutphen. Ook zij richtten veel vernielingen in de kerken aan, gooiden de gebrandschilderde glazen van Sint-Walburgiskerk (1) en de Nieuwstadskerk in, en doodden de pater van het Heer Hendrickshuis op straat. In 1572 had Willem van Oranje Christoffel van IJsselstein als bevelhebber van Zutphen benoemd. Hij bleef achter met twee vendels Walen, een hoogduits vendel en een nederduits vendel. Een vendel bestond uit 100 tot 150 man, dus in totaal ongeveer 600 man. Andere bronnen spreken van 800 man. Het is waarschijnlijk dat graaf van den Bergh te weinig middelen aan Christoffel van IIsselstein ter beschikking had gesteld voor een goede verdediging. Er was steeds een tekort aan geld en middelen.

Als represaille voor de wisselende loyaliteit van de stad stuurde Alva zijn zoon Don Fadrique naar Zutphen. Na de verovering van Lochem en Doesburg verkenden de Spanjaarden het terrein. Ze besloten vervolgens vanuit het noorden aan te vallen omdat de grond daar het minst drassig was en kanonnen op die zandige bodem een stevige ondergrond hadden. De hoofdmacht verscheen op 12 november 1572 voor de Nieuwstadspoort en beschoot die vier dagen lang met dertien stuks geschut. Door het onophoudelijke vuur verschenen aan die kant van de stad grote bressen in de muur. Het was bitterkoud, de IJssel en de grachten waren bevroren. Niemand had verwacht dat Alva in de winter een troepenmacht zou sturen. Een deel van de Spaanse troepen onder leiding van Gillis de Berlaymont, heer van Hierges, was de IJssel overgestoken en beschoot van de overkant van de IJssel het rondeel dat voor de Marspoort lag. Tegelijk maakten soldaten vanuit het noorden zich meester van de schutsluis tussen het Marspoortrondeel en de brug, om het land onder water te zetten. 


Afbeelding 4 Gilles van Berlaymont, stadhouder van Gelre en Zutphen onder Filips II

Op 16 november besloot de commandant van Zutphen, Christoffel van IJsselstein dus, met Hierges te gaan onderhandelen. Terwijl de onderhandelingen op de brug gaande waren nam de krijgsmacht aan de noordkant zijn kans waar en trok over het ijs van de gracht en door de bres die zij in de Nieuwstadspoort hadden geslagen de stad binnen. Vanaf toen heette deze poort Dikke Dalfsgat (‘duc d’Alva’s gat’). Moord, wreedheden en plundering waren opnieuw het lot van de stad, alhoewel de Spanjaarden het vooral voorzien hadden op het grotendeels Waalse garnizoen van ongeveer 800 haakbusschutters. Deze soldaten hadden een jaar eerder een vrije aftocht gekregen bij de overgave van de stad Bergen onder de belofte om een jaar niet tegen de Spanjaarden te vechten. Om echter hun achterstallige soldij niet mis te lopen hadden ze zich weer bij Oranje aangesloten. Deze woordbreuk werd hen ernstig aangerekend. Zeker 500 soldaten en burgers werden aan bomen opgehangen of de werden de koude, deels bevroren, IJssel in gedreven. Later wisselde de stad nog een aantal keren van partij met weer plunderingen tot gevolg tot het in 1591 definitief in Staatse handen kwam. Het bloedbad van Zutphen wordt in de propaganda van Oranje breed uitgemeten, pas veel later, in de eenentwintigste eeuw wordt getwijfeld of er wel echt een bloedbad is geweest. Maar feit is dat er wel degelijke honderden soldaten na hun overgave zijn afgemaakt. en dat een groot deel van de stad in brand werd getoken.Vrouwen en kinderen zullen waarschijnlijk wel gespaard zijn, maar het doden van honderden mannen, soldaten, maar ook burgers die hun stad verdedigden, is in mijn ogen nog steeds een bloedbad.



Afbeelding 5 Stad Zutphen vlak voor 1572



Afbeelding 6 Handrekening van Christoffel van IJsselsteyn

Belegering van Amsterdam

Van IJsselstein helpt eind 1577 geuzenleider Diederik Sonoy (no 31.718)  Amsterdam te omsingelen om de stad te winnen voor de opstand. Sonoy lag met zijn mannen bij het Karthuizer Klooster buiten de Haarlemmer Poort. De mannen van IJsselstein slaan hun tenten op in hetLeprozenhuis aan de andere kant van de stad en met zes vendels houdt hij de Sint Anthoniszijde in bedwang. Vier weken later wil het Amsterdamse stadsbestuur de polders onder water laten lopen om de staatse troepen te verdrijven zodat de stad weer voorraden kan krijgen. Nadat in 1578 een Staats leger bij Gemboers (Gembloux) is verslagen bemiddelen de Utrechtenaren tussen de Amsterdammers en de opstandelingen. Dat gebeurt met succes. Op 8 februari 1578 komt de zogenaamde satisfactie tot stand. Een Satisfactie was een verdrag waarin de positie van katholieken en protestanten werd vastgelegd. 

Eind juli en begin augustus 1581 probeerde hij met 900 man voetvolk en 120 ruiters de plaats Goor aan de Regge in te nemen. Goor ligt strategisch tussen moerassen. Deze campagne wordt gefinancierd door de staten van Overijssel. De aanval mislukt en hij wordt door Marten Schenk van Nydeggenverslagen en was kort zijn gevangene in slot Blijenbeek.Een bijzonder detail daarbij is dat Maarten Schenk in eerste instantie bij het Staatse leger onder bevel stond van Christoffel van IJsselstein. In 1579 ging Maarten over in Spaanse dienst.


Afbeelding 7 Maarten Schenk van Nydeggen, in Spaanse dienst



Afbeelding 8 De Ruïne van kasteel Blijenbeek in Noord-Limburg, in 1945 was het door de RAF gebombardeerd.

De slag bij Goor

Het garnizoen in Goor telt ongeveer 850 voetknechten en 120 ruiters onder leiding van Simon van Limburg. De motivatie zou bij de soldaten in Spaanse dienst niet echt groot zijn. Zij hebben hun soldij niet op tijd gekregen. Bovendien is hun stadhouder Georg van Lalaing, graaf van Rennenberg net overleden. Rennenberg is een jaar eerder overgelopen naar Spaanse zijde. Christoph van IJsselstein komt met zijn legertje van ongeveer 1.000 soldaten uit Gelderland via Deventer over de eeuwenoude Bandijk naar het laag geleden moeras van het Reggedal. De aanval gebeurt overigens zonder medeweten van Willem van Oranje, de opperbevelhebber van het leger. Van Oranje zou de aanval op Goor vrijwel zeker hebben uitgesteld omdat hij een groot offensief in Groningen wil voorbereiden. Goor vormt de toegangspoort tot Twente en was daarom belangrijk. Goor bestond uit twee delen, de oude en de nieuwe stad, beide omgeven door een gracht en verbonden door de Bandijk. De staatse troepen onder van IJsselstein veroveren vrij makkelijk de schans bij de Oude Kerk in Goor en probeert daarna de tweede schans op het Schild in te nemen, maar dit mislukt. Spaanse troepen onder Maarten Schenk, mogelijk gestuurd door Verdugo, de opvolger van Rennenberg, voeren vanuit Haaksbergen een tegenaanval uit. De strijd duurt bijna twee weken. De Staatse troepen moeten zich terugtrekken. Zestig man verschansen zich in een windmolen (de Heeckerenmolen) maar sneuvelen vrijwel allemaal. Dertig zijn van het vendel van Warmelo en dertig van Koen van Steenwijk. Slechts twee gewonden weten te vluchten. De Staatse soldaten houden met drie kanonnen stand in de schans bij de huidige hervormde kerk, die ze eerder hebben veroverd.

Na een felle strijd moeten zij ook deze schans prijsgeven. De Staatse soldaten trekken zich terug in het huis Scherpenzeel, helemaal links op de plattegrond hieronder, waar zij nog twaalf dagen standhouden. Uit een brief van het Goors gemeentebestuur in 1604 blijkt dat Van IJsselstein het bevel heeft gegeven de kerk en de kerktoren uit strategisch oogpunt in brand te steken voordat zij zich terugtrekken in het huis Scherpenzeel. De toren, een uitkijkpost, stort in.


Afbeelding 9 De plaats Goor in 1581. De Staatse troepen onder leiding van Van IJsselstein kwamen vanuit Deventer richting Goor, op de kaart de weg links



Afbeelding 10 De Nederlandse opstand in 1581

Uiteindelijk geven de troepen zich over wegens gebrek aan voedsel (14 van de ongeveer 100 paarden hadden ze al opgegeten en brood en bier was al op, kruit hadden ze echter nog wel). Een deel mag onder de belofte drie maanden niet te vechten de aftocht blazen; de officieren worden echter gevangen genomen. Christoffel van IJsselstein wordt in 1582 door de Staten vrijgekocht. Anderen hadden minder geluk. Ondanks de toezegging van een vrije aftocht worden er nog 100 man gedood. Kennelijk was niet iedereen het eens met de vrije aftocht. Het was een schending van het oorlogsrecht. Schenk deed nog een poging om de orde te herstellen door een aantal van zijn eigen soldaten neer te slaan.

De tekst van de oorkonde met betrekking tot de overgave luidde als volgt:

"Op heden, datum onderschreven, hebben vanwege Koninglijke Majesteit tot Spanje, onzer allergenadigsten heere, Maarten Schenck van Nijdeggen, Overste, Jacob van Bronchorst en Batenburg, heere van Anholt, Joost de Voogt van Reinefelt, Hopman en Joost van Walraven, Overste kwartiermeester, ook mede namens de gezamenlijke hoplieden, alhier vertegenwoordigd te Goor. Christoffel van IJsselstein Overste der Noorder Unie-provinciën, samen met de officieren uit zijn vendelen vertegenwoordigd in de schansen voor Goor gelegen en belegerd, een verdrag aangegaan, inhoudende dat die Overste van IJsselstein met de zijnen overgaat in handen van den Overste Schenck en de zijnen voornoemd. En dat zij dezen zullen overgeven en leveren de door hen opgeworpen schansen, geschut, munitie en alles, wat in de schans bevonden wordt. Hiertegenover hebben Maarten Schenck en Jacob van Bronchorst e.a. met Overste van IJsselstein versproken en overeengekomen bij eer en trouw, dat al de krijgslieden van meergemelden IJsselstein vrij en frank kunnen afmarcheeren onder voorbehoud, dat genoemde krijgslieden onder eede verklaren in geen drie maanden zich te zullen leenen tegen een krijg met den Koning van Spanje. In oorkonde der waarheid hebben beide partijen dit verdrag met eigen hand onderteekend. 

Den 1 Augustus 1581".

Goor bleef nog tot 1597 in Spaanse handen. Naar schatting verliezen 600 mensen het leven bij de gevechten rondom Goor.


Afbeelding 11 Overwinningsmunt uit 1597 met vermelding van inname van Goor

Het losgeld voor de gevangen officieren werd bepaald op 55.000 Carolus guldens en zeven gouden ketenen ieder van 200 gouden pistoletten kronen. Alleen Christoffel had voldoende geld om zichzelf los te kunnen kopen. Eggerick Ripperda, zoon van een andere voorvader, namelijk van baron Unico Riperda tot Boxbergen (no 29.296) had minder geluk. In 1584 sterft hij in gevangenschap in de Noordenbergtoren in Deventer. De staten van Overijssel hadden niet veel behoefte om de anderen vrij te kopen aangezien ze Goor aan de Spanjaarden hadden uitgeleverd en er tevens drie kanonnen verloren waren gegaan en de troepen van Schenk plunderden heel Twente en daarbovenop had de pest  in de jaren 1575 en 1576 ook nog huisgehouden. Het duurde tot 1584 tot de rest vrij kwam en zij klaagden over een slechte behandeling, want ze hadden al maanden geen wijn gehad... 

Overigens wisselde Maarten Schenk in mei 1585 weer van kamp en kwam weer in Staatse dienst.

Gouverneur van Heusden

Christoffel had zichzelf dus los weten te kopen en was daarna actief als commandant van het garnizoen in Heusden. In het naburige Tilburg waren ze niet erg van hem gecharmeerd omdat hij veeleisend was voor wat betreft het onderhouden van het garnizoen. Nadat het Tilburgse dorpsbestuur hem in de zomer van 1583 al met een aam wijn had geprobeerd tevreden te stellen, toonde hij zich verontwaardigd omdat Tilburg te weinig paarden en wagens had geleverd om hand- en  spandiensten voor het garnizoen uit te voeren. Hij dreigde Tilburg dat zijn soldaten wel eens aan het plunderen zouden kunnen slaan. Iets wat elders regelmatig gebeurde en soms door de legerleiders werd toegestaan aangezien er altijd achterstanden waren bij het betalen van de soldij. Met nog een aam wijn en een gift van 138 gulden liet hij zich kalmeren. Om de haverklap werden bij hem talloze koppels patrijzen, hazen en konijnen afgeleverd. Hij schrok er niet voor terug om Tilburgse burgemeesters te arresteren en die pas na het betalen van een losgeld weer  te laten gaan. Toen enkele in Loon op Zand gelegerde Spaanse soldaten tijdens gevechtshandelingen een paar paarden van het Heusdense garnizoen gedood hadden, eiste hij van Tilburg een schadevergoeding. Als Van IJsselstein zelfs maar het vermoeden had dat een Tilburgse koopman goederen aan de vijand leverde, eiste hij genoegdoening. Zelfs voor zijn manschappen eiste hij de levering van een partij kaatsballen. In het boekjaar 1583/1584 waren de betalingen aan het Heusdense garnizoen meer dan 10.000 gulden ofwel bijna de helft van de dorpsuitgaven van Tilburg. Wat betreft de Tilburgers was Van IJsselstein een corrupte dronkenlap.

Dat het platteland met zijn dorpsgemeenschappen de rekening van de oorlog gepresenteerd kreeg is wel duidelijk. Op 24 augustus 1584 kreeg Christoffel van IJsselstein van de Staten van Holland het bevel "tot devastatie en afbrandinghe van alle dorpen en plaatsen in den lande van Breda en elders onder den vijand gezeten". Oftewel de tactiek van de verschroeide aarde werd toegepast om de vijand toegang tot voedsel en paarden te ontzeggen. De dorpelingen werd het bevel gegeven om naar de stad te trekken. Ook een evacuatiebevel is dus iets van alle tijden.


Afbeelding 12 Vesting Heusden

In 1582 liet Christoffel Veghel en het kasteel Frisselstein in brand steken, omdat de bewoners van het kasteel openlijk de kant van de Spanjaarden hadden gekozen. Datzelfde lot onderging Schijndel en Sint-Oedenrode. Ook dit was onderdeel van het brandschatten van de omgeving van Den Bosch.


Afbeelding 13 Kasteel Frisselstein in Veghel

Christoffel van IJsselstein is in Frankrijk overleden in juli 1593. Hij was sinds 1588 in dienst van koning Hendrik IV van Frankrijk.

Literatuur en bronnen:

(1) De Walburgiskerk is later een protestantse kerk geworden waar een andere voorvader in 1610 nog twee gildeborden voor heeft geschilderd. Zie het artikel over Pieter de Valck.

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Christoffel_I_van_IJsselstein

- http://www.biografischportaal.nl/persoon/27571916

- http://www.marceltettero.nl/m.tettero/Watergeuzen/IJsselstein.htm

- https://www.canonvannederland.nl/nl/overijssel/twente/hof-van-twente/slag-om-goor

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Vestingwerken_van_Goor

- https://resources.huygens.knaw.nl/media/wvo/images/06000-06999/06227.pdf

- https://goudeneeuwremake.wordpress.com/2015/07/17/leden-van-het-verbond-der-edelen-1565-1567/

- https://www.kareldegrote.nl/Reeksen/ToonReeks.php?Reeks=208

- http://www.marceltettero.nl/rijkvanripperda/Goor/Goor.htm

- Zutphense Courant 17 november 1922

Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant, 29 juni 1935; 15 juni 1935

- Verslagen en mededeelingen, 1954, deel 69 p. 182

- https://historiek.net/het-rampjaar-van-zutphen-1572/151056/

- https://historietilburg.nl/wp-content/uploads/Jaargang-25-2007-nummer-3.pdf

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Filips_van_Hohenlohe-Neuenstein

donderdag 11 september 2025

Pieter Jelles de Roos (no. 58)

Pieter Jelles de Roos (no. 58)

Dit artikel is het tiende artikel uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie.

Pieter Jelles de Roos is in Dokkum geboren op 6 september 1786. Hij is gedoopt op 24 september 1786 in Dokkum en is overleden op 2 oktober 1881 in Leeuwarden op de respectabele leeftijd van 95 jaar.


Afbeelding 1 Vermelding in de Leeuwarder Courant van 4 oktober 1881. C.F. Schwaner was een schoonzoon. Een provenier is iemand die van giften leeft, dus Pieter zal het er niet breed hebben gehad.


Afbeelding 2 Het Nieuw Popta Gasthuis in Marssum, de laatste woonplaats van Pieter de Roos

Hij was zilversmid en graveur van beroep. Hij zal zelf geen meester zijn geweest, maar waarschijnlijk was hij in dienst van een zilversmid, er is in elk geval geen meesterteken van hem bekend. Hij  is op 8 december 1809 in ondertrouw gegaan met Anna Maria van der Werff en op 24 december 1809 zijn ze op het stadhuis in Leeuwarden getrouwd. Pieter is geboren in Dokkum. Hij kwam in 1794 naar Leeuwarden. Hij en Anna Maria waren Nederlands Hervormd, maar staat ook als gereformeerd in de registers. Ze woonden in wijk C nummer 76, in elk geval tot 14 oktober 1864. Toen werd het pand te koop aangeboden. Pieter en zijn schoonzoon C. F. Schwaner woonden in het pand, Pieter boven en Schwaner beneden en zij betaalden samen FL. 1,40 per week aan huur. Dat heet nu de Oosterstraat in Leeuwarden. Daar huurden ze van N.S. de Wal. In 1811 woonde hij op J 116 en was hij goudsmid (Valet Ofevre). Op 6 december 1811 deed hij belijdenis. Op 29 november 1864 is hij verhuisd naar Marssum, waar hij zijn laatste jaren sleet in het Nieuw Popta Gasthuis.

Een bijzonder detail is dat in het Nieuw Popta Gasthuis er in de kamers kacheltjes stonden die later bij een verbouwing in de jaren vijftig van de twintigste eeuw zijn weggegeven. Een van die kacheltjes is door de Firma P.  Gerbenzon & zonen ergens in de jaren tachtig van de twintigste eeuw gekocht en is nog steeds in het bezit van de familie. Het is leuk om te weten dat een voorouder zich wellicht aan datzelfde kacheltje gewarmd heeft en op heeft gekookt.

Op de kacheltjes konden de vrouwen ook eten koken. Het gasthuis bestond uit 28 huisjes, er moeten dus ook 28 kacheltjes zijn. Maar toen de huisjes in de jaren vijftig werden vergroot en verbouwd, waren de kacheltjes en ook bijzondere achttiende-eeuwse kruisvoetkasten niet meer nodig. Een gerucht gaat dat kunstenaar Jopie Huisman een deel heeft opgekocht en weer heeft verkocht, hij was namelijk ook handelaar in oud ijzer. Dit zou wel eens o waarheid gebaseerd kunnen zijn aangezien mijn vader, Dirk Gerbenzon, ook met Jopie Huisman wel handel dreef.


Afbeelding 3 Een van de kacheltjes uit het Popta gasthuis waar Pieter de Roos zijn laatste dagen sleet

Het gasthuis was aanvankelijk voor vrouwen en werd in 1711 gesticht door Henricus Popta. Bij zijn dood in 1712 werd het aan de zuidzijde gelegen Poptaslot nagelaten aan de voogden van het gasthuis. Het gebouw had oorspronkelijk 26 eenkamerwoningen rond een binnenhof. De doorgang in het midden van de oostvleugel aan de Hegedyk heeft een ingang met een halsgevel. 


Afbeelding 4 advertentie in de Leeuwarder Courant van 16 oktober 1864

Zijn vader was Jelle Pieters de Roos. Jelle is geboren in  Dokkum op 4 maart 1764 en overleden in Leeuwarden op 3 oktober 1814 in Leeuwarden. Hij woonde bij zijn zoon in wijk C nummer 76. Jelle was zilversmidsknecht. Hij is op 20 november 1785 getrouwd met Geerje Ytzes de Vries.


Afbeelding 5 Wijk C no 76 (Nu Nieuwe Oosterstraat NZ 1)

Anna Maria is geboren op 25 maart 1787. Ze overleed op 20 augustus 1867 te Marssum. Ze hadden samen zeven kinderen.

Op 21 december 1810 werd Geertje de Roos geboren. Ze is gedoopt op 13 januari 1811. Geertje is getrouwd met Eeuwe Schreuder Nauta, van beroep kastmaker, op 10 december 1840.

Op 30 december 1813 werd Johannes de Roos geboren. Hij was van beroep zilversmid en later bode en getrouwd met achtereenvolgens Idske gerbens Lantinga en Elske Reeder en overleed op 64-jarige leeftijd te Leeuwarden.

Op 28 september 1819 werd Jeltje de Roos geboren. Zij trouwde met Georg Potma, kantoorbediende, en overleed op 90-jarige leeftijd te Leeuwarden. 

Jantje de Roos (no 29)

Op 17 januari 1829 werd Jantje de Roos (no 29) geboren. Ze is op 16 november 1851 met Diemer Visser, van beroep kastmaker, getrouwd. ze woonden aan de Muntenburg (wijk C) nummer 241. Op 8 november 1867 verkocht ze onroerend goed Ze overleed op 30 augustus 1884 te Leeuwarden. Diemer Visser is overleden op 12 december 1855. Samen hadden ze een zoon, Jan Visser, van beroep agent, geboren op 26 oktober 1852. Jan Visser verhuisde naar Utrecht waar hij in de Geertesstraat 30 woonde. Hij was getrouwd met Maaike de Vries, van beroe dienstbode. Hij overleed op 24 oktober 1933 in Utrecht.



Afbeelding 6 Grafsteen van Jan Visser, zoon van Jantje de Roos

Verder was er een dochter, genaamd Minke Visser, geboren op 7 december 1855, dus slechts een aar dagen voor het overlijden van haar vader. Minke overleed in 1890. Na het overlijden van Diemer kreeg Jantje nog een zoon, Rein (no 14) geboren op 15 januari 1867 en eerder was Mathijs de Roos op 16 maart 1864 geboren. 

Rein de Roos trouwde op 15 november 1890 met Roelfien Buwalda. Hij was pakhuisknecht en later fabrieksarbeider. Hij overleed op 16 november 1917 te Musselkanaal.

Mathijs de Roos

Mathijs verhuisde later naar Utrecht. Hij heeft 15 jaar in het leger gediend. We weten hoe hij er uit zag, omdat er een signalement van hem bekend is. Hij is in 1897 opgepakt wegen landloperij. Hij was toen 33 jaar .Hij was 1 meter 68 lang, had een knevelbaardje en zijn haar was dun op de schedel. Omdat hij dus opgepakt is hebben we ook een foto en zelfs zijn vingerafdrukken kunnen traceren. In 1884 was hij in garnizoen in Harlingen. In 1897 woonde hij aan de zeedijk nummer 16 te Utrecht. In 1895 woonde hij in de Leidscheveer op nummer 9 in Utrecht, daarvoor in de Wolvenstraat 23, ook in Utrecht en daarvoor woonde hij in Harderwijk.


Afbeelding 7 Mathijs de Roos, zoon van Jantje de Roos en broer van Rein de Roos


Afbeelding 8 Signalementskaart van Mathijs de Roos


Afbeelding 9 Achterkant van signalementskaart van Mathijs de Roos


Afbeelding 10 Vermelding in het militieregister waaruit blijkt dat hij vrijwillig in dienst was getreden

Hij zat in de periode 1881 tot 1895 in het leger, te weten bij het wapen der infanterie, het eerste regiment. Hij had stamboeknummer 51487. Uit het stamboek blijkt dat hij een klein mannetje was, namelijk 1 meter 57. Hij had bruine ogen en bruin haar. Op 14 oktober 1880 was hij vrijwillig in dienst gegaan. Hij was tamboer. Hij had getekend voor 5 jaar en kreeg een premie (handgeld) van 25 gulden. Hij had volgens het register een zwak linkeroog. Op 23 mei 1884 werd hij gedetacheerd bij het koloniaal werfdepot in Harderwijk. Dezelfde plek als waar Jan Hendrik Gerbenzon in 1843 had gezeten voor hij naar Oost-Indië ging. 


Afbeelding 11 Koloniaal Werfdepot in Harderwijk

Op 21 augustus 1884 was hij weer terug. Op 31 oktober 1882 was hij bevorderd tot korporaal. Op 13 oktober 1885 ging hij met paspoort wegens dienstverlating en kreeg een bewijs van goed gedrag mee.


Afbeelding 12 Vermelding in het stamboek van het 1e regiment

Hij was nog maar 17 jaar toen hij in dienst was gegaan en kennelijk is hij daarna nog wat gegroeid, want in 1885 was hij 1 meter 65. Op 19 november 1885 ging hij weer vrijwillig in dienst voor een periode van zes jaar als korporaal met een premie van 90 gulden. Hij had toen stamboeknummer 56795. Het feit dat hij maar voor 75% met zijn linkeroog zag was kennelijk geen bezwaar. Op 14 maart 1887 verslechterde zijn gezichtsvermogen nog verder. Nu zag hij met beide ogen beperkt. Op 3 april 1887 ging hij over naar het koloniaal werfdepot in Harderwijk met een verbintenis voor zes jaar. Het was de bedoeling dat hij inderdaad naar Indië zou gaan. Hij kreeg toen stamboeknummer 99320. Op 12 april 1887 is hij met het schip Oranje Nassau naar West-Indië vertrokken. 




Afbeelding 13 Het stoomschip de Oranje Nassau waarmee Mathijs de Roos in 1887 naar Curaçao vertrok

Hij kreeg weer een nieuw stamboeknummer: 16828.


Afbeelding 14 Vermelding in het stamboek in 1885


Afbeelding 15 Vermelding in het stamboek van het koloniaal werfdepot te Harderwijk

Op 7 mei 1887 ontscheepte hij te Curaçao. Hij heeft nu stamboeknummer 99320. Hij wordt ingedeeld bij de compagnie van het wapen der infanterie. Op 16 juli 1887 wordt hij infanterist der eerste klasse en titulair korporaal. Op 5 maart 1888 wordt hij gedegradeerd naar infanterist der tweede klasse. Op 19 januari 1892 is hij voor de krijgsraad gedaagd en veroordeeld tot twee maanden militaire detentie wegens het met woorden beledigen en het oneerbiedig behandelen van een meerdere in rang. Op 22 maart 1892 heeft hij zijn straf uitgezeten.  Op 23 juni 1892 wordt hij hoornblazer. Kennelijk was het allemaal niet zo erg geweest, want op 12 juni 1893 wordt hij gereengageerd voor nog eens twee jaar. Op 28 mei 1895 gaat hij terug naar Nederland met het stoomschip prins Frederik Hendrik van de Koninklijke West-Indische Maildienst.


Afbeelding 16 Het stoomschip Prins Frederik Hendrik waarmee Mathijs de Roos naar Nederland terugkeerde in 1895

Hij komt op 30 juni 1895 in Amsterdam aan en meldt zich weer bij hij Koloniaal Werfdepot in Harderwijk. Op 3 juli 1895 gaat hij met paspoort. Een bewijs van goed gedrag kan hij nu echter wel vergeten.


Afbeelding 17 Vermelding in het stamboek van Indie

Het ging hem na zijn diensttijd niet echt voor de wind. Hij was in het leger geweest van 1881 tot 1895 en kende eigenlijk niets anders. Zijn moeder was overleden en zijn vader heeft hij nooit gekend. Hij leidde nu een min of meer zwervend bestaan, zo heeft hij op heel veel adressen in Leeuwarden gewoond en in 1897 zat hij in Rijkswerkinrichting in Veenhuizen waarna hij een tijdje bij zijn neef Pieter heeft gewoond. In 1910 zat hij in de gevangenis in Hoorn. In 1904 had hij daar ook al eens gezeten.

In 1911 werd hij veroordeeld tot drie dagen hechtenis wegens landloperij. Hij was toen barbiersknecht. In 1913 was het weer bingo en werd hij weer veroordeeld voor bedelarij. Hij gaf toen als beroep barbier op, maar was weer zonder vaste woon of verblijfplaats. 


Afbeelding 18 Vermelding in het gevangenisregister, Den Bosch, 1903 met reden Landloperij

Op 7 januari 1915 overlijdt Matthijs te Veenhuizen, op vijftig jarige leeftijd on half een 's middags in het hospitaal der rijksinrichtingen. 


Afbeelding 19 Het hospitaal der Rijksinrichtingen in Veenhuizen waar Mathijs overleed op 50-jarige leeftijd

Jantje zelf was werkster van beroep.

Op 27 september 1825 werd Eelkje de Roos geboren. Zij was gehuwd met pianonomaker en later timmerman Christian Friedrich Schwaner en overleed op 72-jarige leeftijd te Leeuwarden. Ze ligt begraven op de oude Leeuwarder begraafplaats. In maart 1912 adverteerde de weduwe C.F. Schwaner nog met Degelijk Borstelwerk en Schoonmaak- Artikelen in het Magazijn "De Witte Beer". Dat is Nieuwestad 121 in Leeuwarden. Het pand heette zo omdat er een witte ijsbeer in de topgevel zat. Christian Schwaner kwam overigens uit Adorf in het vorstendom Waldeck (Duitsland). Om dan te trouwen was best complex omdat hij moest aantonen dat hij aan zijn militaire verplichtingen had voldaan in Duitsland en op grond daarvan werd hem vrijstelling verleend voor de Nationale Militie en kon hij trouwen in Nederland.


Afbeelding 20 De ijsbeer in de gevel van Nieuwestad 121


Afbeelding 21 Het winkelpand Nieuwestad 121 waar Eelkje de Roos haar Borstel en Schoonmaakartikelen verkocht.

Op 16 oktober 1816 werd Anna de Roos geboren, Zij was van beroep dienstbode. Zij was gehuwd met Klaas Beniers Veenema, kleermaker van beroep. Ze overleed op 61-jarige leeftijd te Leeuwarden. 

Op 13 november 1822 werd Aaltje de Roos geboren.

Bronnen en Literatuur:

- Bevolkingsregister 1848 - 1859, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1848 - 1859, inventarisnummer 4580, blad 102 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1848-1859

Bevolkingsregister 1859 - 1876, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1859 - 1876, inventarisnummer 4623, blad 0256 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1859-1876

Doopboek Herv. gem. Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0954 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1808-1813

Geboorteregister 1813, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 32, aktenummer 0260 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1813

Geboorteregister 1819, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 38, aktenummer 0213 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1819

Geboorteregister 1819, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 38, aktenummer 0213 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1819

Geboorteregister 1829, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 48, aktenummer 0038 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1829

Geboorteregister 1825, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 44, aktenummer 0506 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1825

Geboorteregister 1816, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 35, aktenummer 0212 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1816

Geboorteregister 1822, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 41, aktenummer 0302 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1822

Overlijdensregister 1898, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 698, aktenummer 0183 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1898

Overlijdensregister 1878, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 678, aktenummer 0550 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1878

Overlijdensregister 1884, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 684, aktenummer 0423 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1884

Huwelijksregister 1840, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 380, aktenummer 0173 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1840

Huwelijksregister 1840, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 380, aktenummer 0090 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1840

Huwelijksregister 1877, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 417, aktenummer 0056 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1877

Huwelijksregister 1839, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 379, aktenummer 0099 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1839

Overlijdensregister 1867, archiefnummer 30-25, Burgerlijke Stand Menaldumadeel - Tresoar, inventarisnummer 3020, aktenummer 0142 Gemeente: Menaldumadeel Periode: 1867

Registre civique, archiefnummer 1002, Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 5086 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1811-1823

AlleFriezen te Leeuwarden, DTB Lidmaten Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, Deel: 1009, Periode: 180..., Leeuwarden, archief 28, inventaris­num­mer 1009, 6 december 1811, Lidmatenregister Herv. Gemeente Leeuwarden

AlleFriezen te Leeuwarden, Bevolkings­register Wijkregister 1843-1848, Bron: boek, Deel: 4054, Periode: 1843-1848, Leeuwarden, archief 1002, inventaris­num­mer 4054, Wijkregister 1843-1848 C 11

Huwelijksregister 1851, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 391, aktenummer 0173 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1851

- Minuut-akten 1852, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 109033, aktenummer 00056 Gemeente: Utingeradeel Periode: 1852

Bevolkingsregister 1859 - 1876, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1859 - 1876, inventarisnummer 4648, blad 0515 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1859-1876

Trouwregister Gerecht Leeuwarden, archiefnummer 28, Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, inventarisnummer 0915 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1798-1811

AlleFriezen te Leeuwarden, BS Overlijden Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, Br..., Leeuwarden, archief 1007, inventaris­num­mer 614, 6 oktober 1814, Overlijdensregister 1814, aktenummer 437

- https://www.mpaginae.nl/Registre/Civique.htm

- https://www.mpaginae.nl/RD/1808AtmK.htm

- Leeuwarder Courant 4 oktober 1881; 14 oktober 1864

- https://photographen.nl/index.php/fotografen/200-witte-beer-de

- https://www.mpaginae.nl/HCL/adresboek1906OCR.htm

- https://graftombe.nl/names/info/461929/roos

Huwelijksregister 1850, archiefnummer 1007, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 390, aktenummer 0183 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1850

-  1007-2 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers Inventarisnummer 7787

- Garnizoen Harlingen/Leeuwarden 1884-1886, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1876 - 1904, inventarisnummer 4820, blad 103 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1876-1904

- Militieregisters, archiefnummer 11, Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1922 - Tresoar, inventarisnummer 9567 Periode: 1884

- Rol van strafzaken, archiefnummer 18-02, Arrondissementsrechtbank Leeuwarden - Tresoar, inventarisnummer 101, aktenummer 670 Periode: 1910-1916

Rol van strafzakenarchiefnummer 18-02, Arrondissementsrechtbank Leeuwarden - Tresoarinventarisnummer 101aktenummer 175 Periode: 1910-1916

Bevolkingsregister 1904 - 1922, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1904 - 1922, inventarisnummer 4897, blad 1116 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1904-1922

Garnizoen Harlingen/Leeuwarden 1881-1883, archiefnummer 1002, Bevolkingsregister 1876 - 1904, inventarisnummer 4819, blad 128 Gemeente: Leeuwarden Periode: 1876-1904

Brabants Historisch Informatie Centrum te Brabant, gevangenisregisters Gevangenissen in 's-Hertogenbosch, Deel: 467, Periode: 1903, 's-Hertogenbosch, archief 52, inventaris­num­mer 467, Inschrijvingsregister gedetineerden, exclusief voorlopig aangehoudenen

Brabants Historisch Informatie Centrum, Arrondissementsrechtbank Strafvonnissen 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch, archief 24, inventaris­num­mer 396

- https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/img/kennis/genjierboek/GJ_1995a.pdf

Overlijdensregister Norg 1915, archiefnummer 0167.016, inventarisnummer 1915, aktenummer 2 Gemeente: Norg Periode: 1915

- https://www.omropfryslan.nl/nl/nieuws/1233781/historisch-poptaslot-kacheltje-teruggevonden-maar-waar-zijn-de-andere

- Noord-Hollands archief  73-504 Register van inschrijving van gevangenen Volgnummer: 1775 Toegangsnummer:73 Gevangenissen te Hoorn Inventarisnummer: 504

2.13.09 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Stamboeken van Onderofficieren en Minderen van de Landmacht, 1813-1924

- https://www.marhisdata.nl/schip?id=4944

- https://www.online-begraafplaatsen.nl/zerken.asp?g=1718648

AlleFriezen te Leeuwarden, Notariële archieven Notarieel archief - Tresoar, Deel: 079070, Periode: 1867, Leeuwarden, archief 26, inventaris­num­mer 079070, 8 november 1867, Minuut-akten 1867, aktenummer 8009

zaterdag 23 augustus 2025

Geleerde voorouders: Cornelis van Hille (No.8.164)

Geleerde voorouders: Cornelis van Hille (Hillenius) (no.8.164) predikant

Bij familieonderzoek blijkt dat er nogal wat predikanten in de familie zitten. Vaak werd dan ook de zoon en kleinzoon predikant. Daarnaast blijkt dat er ook vrij veel dwarsliggers in de familiegeschiedenis naar voren komen: rebels maar tegelijk ook rechtlijnig. Zie bijvoorbeeld Diederick van Sonoy, maar zie ook deze tijdgenoot en andere voorouder Cornelis van Hille.

Cornelis van Hille was predikant en is op 15 mei 1606 in Alkmaar getrouwd met Baeiken (Barbara) de Conyncks, die in het huis van Bartholomeus van de Corput, in de St. Jacobsstraat in Alkmaar woonde. Bartholomeus was in 1581 Breda ontvlucht, waar hij griffier was. Met Baeiken kreeg Cornelis vijf kinderen. Hij had met haar twee zonen:

Samuel Hillenius (no 4.082) predikant

Samuel is geboren in 1609 en Esaias, geboren in 1626. Beide zijn ook predikant geworden. Samuel in 't Zandt van 1640 tot 1672 en Esaias in Bellingweer en later in Usquert. Samuel is op 31 augustus 1639 getrouwd met Geesien Melchers. Geesien was een dochter van dominee Hindrick Melchers. Ze hadden samen een dochter, Swaantje Hillenius (no 2.041).

Swaantje was in eerste instantie ook weer met een dominee getrouwd, ds. Johannes Heinrich Knottnerus, maar hertrouwde na zijn overlijden met de vader van haar schoondochter, Hendrik Hemmes Kamminga. De huwelijksdatum was 17 november 1704. Swaantje is geboren in 1650 in 't Zand (Loppersum). Ze is overleden op 17 juli 1729 te Finsterwolder, Reiderland, Groningen. Met Johannes Knottnerus had ze een zoon, Samuel Knottnerus die ook weer dominee werd. Verder had ze nog zes zonen met Johannes, en een dochter. Johannes Knottnerus was predikant in Groothusen (Duitsland) in 1673 en in Bunde in 1683. Hij is in 1647 in Greetsiel geboren en in Bunde op 4 mei 1687 overleden. Swaantje was niet onbemiddeld, want ze leende in 1698 200 gulden aan Johann Knottnerus.

Verder hadden ze nog een zoon, Samuel, geboren in 1630; en drie andere dochters, Anna Margaretha, Aeltien en Barbara, allen geboren in 't Zandt.

Samuel is in 1627 theologie gaan studeren in Groningen. Samuel is op zondag 25 september 1672 overleden in 't Zandt. Geesien is op 2 mei 1662 overleden in 't Zandt. De naam van Samuel Hillenius is nog terug te vinden op het orgel. Het orgel dateert van 1662 en er staat op: "IN 1662 IS DIT ORGEL GEMAECT ALS SAMUEL HILLENIUS PASTOR EN ALLO SCHRIJVERS EN JAN JACOBS KERCKVOOGDEN WAREN". Bij de restauratie van het orgel in 1965 zijn de woorden "IS" en "ALS" weggevallen.


Afbeelding 1 Orgel met daarop een tekst die verwijst naar Samuel Hillenius in de Mariakerk in 't Zandt


Afbeelding 2 De Mariakerk in t Zandt waar Samuel Hillenius predikant was

Esaias Hillenius, predikant

Esaias is op 22 december 1698 overleden. Op zijn grafschrift in de kerk van Usquert staan de woorden: ‘ANNO 1698 DEN 22 DECEMBER IS OVERLEDEN DIE EERWAARDE REGTSINNIGE LEERAAR ESAIAS HILLENIUS NAEDAT HIJ SIJN PREEDICKAMPT GETROUWELIJCK VIERTIJN JAREN TOT BILLINGEWEER EN SEVEN EN DARTIGH JAREN TOT USQUERT HEEFT BEDIENT GERUSTELIJCK IN DEN HEERE ONTSLAPEN EN LIGT TEN HOOFDEN VAN DESE STEEN BEGRAVEN WIENS VADER ALS PREDICANT TOT GRONINGEN ANNO 1632 EN GROOTVADER ALS PREDICANT TOT ROTTERDAM 1600 OVERLEDEN SIJN


Afbeelding 3 grafsteen van Esaias Hillenius in de kerk van Usquert

Esaias werd op 3 juli 1640 als student ingeschreven aan de universiteit van Groningen. In augustus 1648 werd hij dominee in Bellingeweer. Op 12 januari 1662 neemt hij afscheid van Bellingweer om predikant te worden Usquert. Vijf jaar na de dood van Margaretha Brongersma, waar hij op 6 mei 1648 mee gretrouwd was, trouwt Esaias, op 4 oktober 1685, in Usquert met Juliana Boulenius, die zeer kort hierna, op 14 januari 1686 sterft. In 1689 trouwt Esaias een derde keer, nu met Maria van der Vliet. 

In de kerk van Usquert zijn ook Michael Hillenius, een zoon van Esaias, en zijn vrouw Elysabeth Christiany begraven. Michael Hillenius werd geboren op 31 juni 1656 en stierf op 18 februari 1722. Hij was o.a. Redger te Wehe en trouwde op 5 december 1686 in Usquert met Elysabeth Christiany, geboren op 8 maart 1657 en overleden op 11 maart 1737. 

Cornelius Hillenius (zoon van Esaias) en ook predikant

Een andere zoon van Esaias en Elisabeth, werd om het lekker ingewikkeld te maken ook Cornelius genoemd (dus de derde met deze naam). Hij werd geboren op 18 december 1648 in Groningen. Hij was predikant in Breede (Groningen). Op 5 juni 1672 besloten de Staten van Groningen en de Ommelanden om de studenten in de stad onder de wapenen te roepen. Bij Senaatsbesluit van 14 juni werden alle studenten uitgenodigd hun namen op te geven en te verklaren of zij zichzelf geschikt achtten voor het bekleden van een officiersplaats, zodat opperbevelhebber Rabenhaupt kon beoordelen in hoeverre zij nodig waren. Hierop gaven 66 studenten aan dat zij Wicher Wichers als kapitein, Rutger ten Berge als luitenant en Scato Gockinga als vaandrig wilden. Onder deze studenten bevond zich ook Cornelius Hillenius. Het onder de wapen roepen was niet vrijwillig. Niemand bleef ervan verschoond tenzij hij ‘gewigtige redenen’ had. Opvallend is dat de student bij het zweren op de krijgswetten gehoorzaamheid aan de rector magnificus, de curatoren en de senaat beloofden. De senaat behield ook de rechtspraak aan zich, waardoor zij ook als krijgsraad fungeerde. Gedurende de belegering bezetten de studenten, op eigen verzoek, meestal de post aan de Drenkelaars dwinger (het tussen het Kleine Poortje en de Oosterpoort gelegen bastion). Bij de uitvallen van de belegerden behoorden de studenten tot de eerste vrijwilligers die zich aanboden en de vijand als eerste onder ogen kwamen. s Nachts gedroegen de studenten zich behoorlijk vrolijk, dan speelden zij op de fluit of de viool en zongen ze een spotlied op de ‘Munsterschen’ :Het Nachtegaaltje. Zij waren tot in Helpman te horen. Op 18 november 1672 ontvingen de studenten van de curatoren in de Akademiekerk een zilveren gedenkpenning. 

Verder hadden Cornelis en Barbara nog drie dochters: Maria, Annechien en Cornelia.

Cornelis was de zoon van Cornelis van Hille (no. 16.328) en van Digna van Dongen (no 16.329), en is in 1568 in Engeland geboren, toen zijn ouders wegens de geloofsvervolging daarheen gevlucht waren. Hij is op 30 september van dat jaar te Norwich gedoopt door Theophilus Rijckewaert, toenmaals predikant bij de Nederlandsche vluchtelingen-gemeente in Norwich. Ook hij kwam uit Ieper. Nadat het gezin in de Nederlanden was teruggekomen, studeerde hij even aan de Latijnse school in Gent maar liet zich al snel, op 13 november 1587 te Leiden als student theologie inschrijven. Hij deed op 2 april 1589 intrede te Uitgeest en Akersloot en huwde in hetzelfde jaar met Anneken (Amitgen) Alewijns van Rotterdam. In 1591 vertrok hij naar Hillegondsberg, waar hij de eerste vaste predikant is geweest, en ging vanhier in 't begin van 1596 naar Alkmaar. Hij bleef contact houden met zijn studiegenoten in Gent, want in 1592 trouwde een klasgenoot, Jan Lamoot, met de zus van Cornelis. Hij was het die de onfortuinlijke taak had om Johan van Oldebarneveldt troostend toe te spreken op weg naar het schavot.


Afbeelding 4 Synode van Dordrecht (1618-1619) waarvan Cornelis van Hille een deelnemer was namens Groningen. Cornelis zit op rij 18, dat is de derde rij aan de rechterkant voor in de afbeelding.

Gomaristen en Arminianen, Bavianen en Slijkgeuzen

Twee protestantse theologen, Arminius en Gomarus, ruzieden sinds 1604 over een de mate waarin een mens een vrije wil heeft. De Gomaristen geloofden dat de mens geen vrije wil heeft en dat alles is voorbestemd. De Arminianen (of rekkelijken) meenden dat de mens wel enige vrije wil heeft. Zij raakten bekend als remonstranten, naar aanleiding van een protest (remonstrantie) dat ze in 1610 indienden bij het bestuur van de Republiek. Ze werden uitgescholden voor Bavianen. De Gomaristen werden contraremonstranten genoemd en door hun tegenstanders Slijkgeuzen genoemd, vanwege het modderige pad dat de aanhangers van Van Hille moesten volgen om vanuit Alkmaar naar de kerk in Koedijk te gaan waar van Hille nog wel mocht preken. Cornelis was dus een volgeling van Gomaris, een precieze, een determinist dus, aanhanger van de predestinatieleer. en natuurlijk bemoeide de politiek zich er ook meer. Prins Maurits koos voor de Gomaristen. de twist ging allang niet meer over alleen dogmatische verschillen maar om overheidsbemoeienis met de kerk. Het leidde uiteindelijk beslechting van de langlopende strijd tussen Maurits en de raadspensionaris en tot de arrestatie van Johan van Oldenbarneveldt en de onthoofding van hem na een schijnproces op 13 mei 1619. 

In Alkmaar werd dit gevecht gevoerd tussen Hillenius en Adolphus Venator (de Jager).Vanator was humanist en rekkelijk. Hillenius moest daar niets van hebben. Dat Hillenius en Venator elkaar niet lagen, blijkt ook uit eerdere aanvaringen. Toen er in 1599 in Holland een pestepidemie uitbrak, weigerde dominee Venator om de patiënten te bezoeken, uit angst voor besmetting. Een jaar ervoor waren er in Nijmegen namelijk drie predikanten die pestzieken hadden bezocht zelf aan de ziekte bezweken. Eén van de drie was zijn broer Johannes. Hillenius, sinds 1596 hulppredikant, schold vanaf de kansel op de bange predikanten die hun taak niet naar behoren vervulden. Venator gaf zijn zwakte toe en vroeg om ontslag, maar dit werd niet toegestaan door de ouderlingen en diakens. De vroedschap stelde uiteindelijk voor om een speciale ziekenbroeder aan te stellen ook al was Hillenius het hier zeer mee oneens.

Hillenius viel Venator ook vanaf de kansel aan omdat hij vond dat Venator er veel te liberale gedachten op nahield. Venator had namelijk beweerd dat men zelf mag bepalen hoeveel tijd men aan het gebed besteedt, en dat men niet afgerekend zal worden op het aantal woorden. Hillenius zorgde er ook voor dat Venator voor de provinciale kerkenraad moest verschijnen omdat hij studenten bij hem thuis een toneelstuk op had laten voeren. De conflicten liepen later nog hoger op toen Venator een toneelstuk had geschreven dat in 1603 in druk verscheen: "Reden-vreucht der wysen in haer wel-lust ende belachen der dwasen quel-lust, in ‘t lachen Democriti door persoon-tooningh". Dit toneelstuk zou aanstootgevende godsdienstige denkbeelden bevatten en bovendien herkenden Hillenius en ook andere Alkmaarders zichzelf in de personages. In 1607 stelde Hillenius schriftelijke vragen aan Venator om aan te kunnen tonen hoezeer zijn denkbeelden afweken van de gereformeerde kerk. Venator beantwoordde al de vragen met Bijbelteksten waardoor hij hierom niet aangevallen kon worden.


Afbeelding 5 Publicaties van Cornelis van Hille en van Venator

De strijd ging zo no even door met publicaties over en weer en tenslotte greep de Staten Generaal in. Hillenius kreeg een spreekverbod in en rond Alkmaar. Hij week uit naar Koedijk en later Amsterdam waar hij een boekje schreef met de titel "Provisionele ontdekkinge eeniger misslaghen". De stad Alkmaar verzette zich met kracht tegen de uitgave en eiste van Amsterdam dat het boekje niet werd uitgegeven. Het verscheen echter toch, in 1611 in Franeker. In 1612, ontving Van Hille een beroep naar Groningen waaraan hij gehoor gaf. De stadhouder Willem Lodewijk achtte Van Hille zéér hoog en droeg hem, kort na zijn komst te Groningen, in 1613, het oppertoezicht op over de kerkelijke zaken in Drenthe. Hij bleef in Groningen tot zijn overlijden op 13 januari 1632. Hij was afgevaardigde op de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619). Hij was en bleef overtuigd contraremonstrant. De synode van Dordrecht moest de eenheid in de kerk herstellen. Venator moet het veld ruimen, zijn boek "Theologica Vera et Mare" wordt verboden en hij vlucht naar Frankrijk, waar in hij 1618 overlijdt. Daarmee was de strijd echter nog niet over. Begin maart 1619 kwam er een groepje afgevaardigden van de synode om de remonstrantse Alkmaarse predikanten, die populair waren onder de bevolking, te verhoren en eventueel te ontslaan. Dat waardeerden de Alkmaarders niet. De Grote Kerk werd bestormd, de afgevaardigden verjaagd en een contraremonstrant die de oproerkraaiers de les wilde lezen, werd op een karretje gezet waarmee men brood voor de armen ophaalde. Hij werd de kerk rondgereden onder de kreet “dit is de Arminiaanse wagen!” De Grote Kerk werd afgesloten, maar de volgende dag verschaften de opstandige Alkmaarders zichzelf weer toegang.

De rel leidde tot het ontslag van de kapiteins van de schutterij en er kwamen extra soldaten om de rellen verder de kop in te drukken. De remonstranten mochten niet meer in de Grote Kerk prediken, maar ze lieten zich niet de mond snoeren. Er werd gepreekt in schuren en op straat.. Het stadsbestuur deelde boetes uit en dreigde met ontslag voor overheidsdienaren en gevangenschap of verbanning. Op 23 juni 1619 trok een groepje soldaten naar de Hout om daar een remonstrantse preek te beëindigen. Er werd met getrokken sabels ingeslagen op de remonstranten die weigerden te vertrekken, maar de menigte voorkwam dat een van hen werd gevangengezet, en de soldaten moesten afdruipen. De gemoederen liepen nog verder op toen de schout een illegale preek probeerde te stoppen. Een groep remonstranten trok naar het stadscentrum om psalmen te zingen. Daarbij werd de schout uitgejouwd toen hij de groep beval naar naar huis te gaan. Hij stuurde soldaten op de remonstranten af. De soldaten sloegen in op de menigte, die reageerde door straatstenen naar de soldaten te gooien. Deze schoten vervolgens op de menigte en er vielen een paar gewonden. De nacht na het oproer werden burgers uit hun bed gelicht. Er werden nog meer soldaten naar Alkmaar gestuurd, en door onbekenden werd er brand gesticht in de  zoutketen in Alkmaar.

De gevolgen voor de remonstranten lijken mee te zijn gevallen, maar ze moesten zich sinds 25 juli wel rustig houden. Ze werden in de gaten gehouden en wie verdacht werd van hulp aan de remonstranten werd opgepakt en kreeg een flinke boete. Maar op den duur verminderde de vervolging van de remonstranten. Na Maurits’ overlijden in 1625 worden de remonstranten gedoogd – in de hele Republiek, want soortgelijke tafrelen als in Alkmaar deden zich in andere steden ook voor. De Alkmaarder remonstranten bouwden een schuilkerk aan het Fnidsen, die daar nu nog steeds staat.



Afbeelding 6 Schuilkerk van de Remonstranten in Alkmaar

Cornelis van Hille senior (no 16.328), vluchteling vanwege zijn geloof en predikant

De oudst bekende Hillenius/Van Hille, was Adriaen van Hille (no 65.312). Hij leefde rond 1500 en was poorter (burger) van het West-Vlaamse Ieper. Veel is er over hem niet bekend, maar vermoedelijk was hij niet onbemiddeld, want op 9 september 1505 stond hij borg voor Pieter Poyt (Poot), een koopman in Brugge, getrouwd met jonckvrouwe Katheline Boreels. In 1500 werd Adriaen door de wet van Brugge aangesteld als ‘bewarer van den thonnebaken ter sluus’ tegen een jaarlijkse bezoldiging van 6 pond gr. Een thonnebaken is een gekuipt houten vat dat diende als boei en dat voorzien is van een vast merk dat het vaarwater aanwijst. Adriaen had een zoon, Joost of Jodocus, die rond 1520 in Ieper werd geboren werd geboren en in 1571 overleed.Cornelis van Hille senior (no 16.328) werd op 20 februari 1540 te Ieper geboren als zoon van Joost (Jodocus) Adriaansz.van Hille (no. 32.656) en Catelijne van Comines. Hij was een van de eerste hervormde predikanten. 

Op zaterdag 10 augustus 1566 was hij er bij toen vriend en voorbeeld Sebastiaan Matte, hoedenmaker en predikant uit Ieper zijn bekende toespraak bij het Sint Laurensklooster in Steenvoorde gaf en de menigte inspireerde om hun leven in eigen handen te nemen. De opgezweepte menigte (nou ja, het waren er een stuk of twintig), gingen een klooster binnen en vernielden er beelden.


Afbeelding 7 De beeldenstorm van 10 augustus 1566 in het klooster van Sint Laurentius

Hierna ging Matte naar Poperinge en daarna ging het snel met de Beeldenstorm. Vanaf het Westerkwartier verspreidde het zich naar de Hollandse steden en tenslotte breidde de onrust zich uit naar Friesland en Groningen Men zuiverde de kerk om er weer een tempel van God van te maken. De dienst wilde men zo snel mogelijk weer beginnen in een sober gebouw, waar de gedachten alleen uitgingen naar de Schepper. Beelden werden meegenomen, verkocht, gesloopt, verdeeld of gesmolten alles om de gehate belasting die de Roomse kerk opeiste terug te krijgen. Sommige dorpen en steden die bezocht werden door rondtrekkende protestanten of lokale boze inwoners werden minder rustig en precies ‘gezuiverd’. De doorgaans zeer kleine groepjes mannen, vrouwen en kinderen waren arm en boos, wilde hun geld terug en wilde hun jarenlange haat botvieren op de grootste grondbezitter die er bestaan heeft.

Hij en zijn broer Bartholomeus waren beide een van de 190 ondertekenaars van de overeenkomst die de hervormden in Ieper op 20 september 1566 sloten met het stadsbestuur, met betrekking tot het houden van godsdienstoefeningen. Gezocht in geheel Vlaanderen en de rest van het Spaanse rijk voor zijn aandeel in de onrust onder het volk moest hij vluchten naar Engeland. Zoals vele andere inwoners van zijn geboortestad, week hij uit, waarschijnlijk in 1567, samen met zijn ouders, in elk geval met zijn moeder, naar Engeland. Daar ontving hij op 4 februari 1568 het rechterlijk bevel om in Brussel voor de inquisitie (de Bloedraad) te verschijnen, waar hij, logischerwijs, geen gevolg aan gaf. Deze Bloedraad was door Alva ingesteld in 1567, allereerst om de mensen te vonnissen die hadden deelgenomen aan de Beeldenstorm van 1566. In totaal zijn bijna 1.100 mensen door die Bloedraad ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Ook werden er ruim 11.000 mensen verbannen. Hun bezittingen werden ingepikt. Boekverkoper Cornelis van Hille was één van hen. Volgens een bron was hij bevriend met Willem van Oranje, maar dat heb ik nergens bevestigd gekregen. Maar het is niet onmogelijk dat hij contacten tussen Willem en koningin Elizabeth onderhield. Wel is bewezen dat een brief van hem gericht aan de kerkenraad van Delft en gedateerd 6 januari 1584, toen hij in Gent predikant was en de stad door Parma bedreigd werd, is overhandigd aan de Prins van Oranje. Willem van Oranje reageerde op 15 februari 1584 met een lange brief gericht aan de predikanten van Gent waarin hij inging op het verlies van Aalst, de gevolgen voor Dendermonde en nog een paar zaken. 




Afbeelding 8 De ziekentroost, een korte onderwijzing in het ware geloof en in de weg der zaligheid, om gewillig te sterven, door Cornelis van Hille (senior) te Norwich (Engeland) in 1571. 

In Norwich (1) aangekomen werd hij daar ouderling. Norwich was door de komst van de vreemdelingen welvarend geworden. Men ging er netjes gekleed. De levensmiddelen waren er goedkoop, en gemakkelijk kon men er zijn brood verdienen. De Hollanders leefden samen aangenaam en de Engelsen waren over 't algemeen zeer vriendelijk. “Vriesland", schrijft een der ballingen, en hij bedoelt er natuurlijk Emden, Oost-Friesland mee, „Vriesland is veel ongeriever dan Noordwijk" (Norwich), ... ik verdien zoveel dat ik met een gezin van drie kinderen er gemakkelijk van rondkomen kan. Een lotgenoot van hem meldt: Te Norwich is het lievelic, vredelick om 't Woort te horen en om voor die gerne werken de kost te krijgen." De kerk die aan de vluchtelingen beschikbaar gesteld was, was de kerk der Black Friars Preachers en werd genoemd Strangers Hall.


Afbeelding 9 De Strangers Hall in de Blackfriars Hall



Afbeelding 10 The Blackriars Hall in Norwich

Cornelis senior is de schrijver van "De Ziekentroost". Het zijn met name Bijbelteksten. Het gaat in 23 hoofdstukjes over de ellende die door Adam over alle mensen kwam, over de tijd dat ieder moet sterven, over verlangen naar de dood, over de noodzakelijkheid van te sterven, over de opstanding en over het eeuwige leven. Je vindt hier de gereformeerde leer in een notendop, waarbij de nadruk ligt op het levenseinde. Het is duidelijk bedoeld voor mensen met een ernstige ziekte en voor zieken met de dood dichtbij. Geen lichte kost, maar in die tijd gaf het een houvast. De eerste druk rolt in 1571 van de persen in Norwich bij Anthony de Solen of Solemne, een in 1567 uit Brabant gevluchte drukker. Latere drukken zijn uit 1574 en 1576 te Dordt, in 1577 te Kleef en in 1578 te Leiden. Ziekentroost blijkt in een behoefte te voorzien. Het was de zestiende eeuw met oorlogen en geruchten van oorlogen, met pestepidemieën, kraamvrouwensterfte, vervolgingen, met slechte hygiëne, chirurgijnen en kwakzalvers die van weinig wisten, met een gemiddelde leeftijd van onder de dertig jaar. 

Wegens het succes schrijft Van Hille in 1579 een grote Ziekentroost. Dat werk verschilt aanmerkelijk van de kleine Ziekentroost. Cornelis van Hille is overigens dezelfde als Cornelis Hillenius. Vaak werden namen in het latijn vertaald, of iets wat er op moest lijken. Op 1 november 1575 werd hij predikant in de vluchtelingenkerk van Great Yarmouth en verhuisde in dezelfde hoedanigheid in 1576 naar Haamstede op Schouwen  (Zeeland) waar hij een paar maanden predikant was. Hij deed zijn intrede op 1 september 1577 en maakte zich los nog in dat zelfde jaar om naar Oudenaerde te gaan.


Afbeelding 11 De hervormde kerk in Haamstede waar Cornelis van Hille een aar maanden predikant was

In 1577 verhuisde hij opnieuw, ditmaal naar de Zuidelijke Nederlanden, waar hij zich als predikant vestigde in Oudenaarde. Op 29 juli 1577 was hij predikant van de Vlaamsche Olijfberg. Op 29 juli 1578 nam hij deel aan de klassikale vergadering in Gent en wat later werd hij er predikant. Hij bleef predikant totdat de stad op 17 september 1584 door hertog van Parma werd ingenomen. Dit betekende het einde van de calvinistische republiek daar en op 25 en 26 september verlieten de gereformeerde predikanten gezamenlijk de stad. 

Cornelius kon onmiddellijk in dienst treden in Rotterdam tegen en werd door de burgerlijke overheid van een wedde van 300 gulden per jaar voorzien. In 1588 nam hij deel aan de Zuid-Hollandsche synode in Schiedam en in september 1598 woonde hij de synode in Dordrecht bij. Hij overleed in september 1600 in Rotterdam en daar is hij ook begraven.

Er is een familiewapen van Van Hille bekend. Antoine de Hille werd in 1549 te Gent in de adelstand verheven. De familie Van Hille in Sluis verkrijgt familiewapen met gouden waterlelie door gunst van de Hertog van Bourgondië. Volgens de heraldiek van vóór de Gouden Eeuw is te zien aan het wapen dat de familie geridderd is, zie de ridderring aan de ketting en de getraliede helm. Zover bekend, verheven als ongetitelde adel. De Lelie op de helm, als helmteken, geeft een extra band met het Bourgondische huis aan. 


Afbeelding 12 Familiewapen Hillenius


Literatuur en bronnen:

(1) Norwich was een centrum van textielindustrie en verkeerde rond het midden van de zestiende eeuw in een crisis. In 1565 zonden de autoriteiten van de stad daarom vertegenwoordigers naar koningin Elisabeth I met het verzoek om immigranten zich te laten vestigen in de stad. De koningin stond via een koninklijke ‘letters patent’ toe dat dertig Hollanders met hun familie (maximaal 300 personen) zich in Norwich zouden vestigen. De gezinnen mochten overigens niet meer dan tien personen tellen. Vierentwintig van deze families kwamen uit Vlaanderen, de overige uit Wallonië. Zij werden Elizabethan Strangers of kortweg Strangers genoemd. Uiteindelijk vormden zij een derde van de bevolking. Begin 1568 ware er al 1132 Vlaams-sprekenden in de stad. In 1582 zaten er bijna 5.000 vreemdelingen in Norwich op een bevolking van 16.000.

- Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Cornelius_van_Hille

- https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:Terdege,20010620:newsml_d8bde43b004349810f92763c3b2cd891

- https://www.hogerhoning.nl/bs15.htm

- https://www.kunstbus.nl/cultuur/Cornelis+Hillenius.html

- https://histoforum.net/predikanten/Cornelis%20Hillenius.pdf

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_deelnemers_aan_de_Synode_van_Dordrecht

- https://historiek.net/synode-van-dordrecht-1618-1619/5364/

- https://hilleniusblog.wordpress.com/stambomen/

- https://www.groningerkerken.nl/downloads/usquert_kerkbeschrijving_2021_herz_versie.pdf

- https://www.vanderkaap.org/artikelen/Margaretha%20Brongersma%20en%20Esaias%20Hillenius.pdf

- https://www.canonvannederland.nl/nl/noord-holland/alkmaar/venster-16

Stadsarchief Rotterdam te Rotterdam, DTB Trouwen Doopregisters, Trouwregisters, Begraafregisters Rotterdam (DTB), archief 1-02, inventaris­num­mer 56, 03-12-1589, Trouw gereformeerd

https://www.dominees.nl/search.php?srt=g&id=10075

- 16.268 Registers overledenen Weeskamer, Stadsarchief Rotterdam

- 251 huwelijksvoorwaarden 30-nov-1589, Stadsarchief Rotterdam

Onze gouden eeuw.; de Republiek der Vereenigde Nederlanden in haar bloeitijd 1908

Van strijd en overwinning, de groote Synode van 1618 op '19, en wat aan haar voorafging 1909, p. 296

Geschiedenis en oorsprong der oudste protestantsche kerk in België, 1885, p. 58

- Bescheiden, aangaande de Kerkhervorming in Vlaanderen, 1877 p. 52

- Geschiedenis van Uitgeest. 1925, p. 247

Oud-Holland = publ. by the Netherlands Institute for Art History ; onder red. van A.D. de Vries ... [et al.]; nieuwe bijdragen voor de geschiedenis der Nederlandsche kunst, letterkunde, nijverheid, enz., jrg 38, 1920, 1920, p. 148

- Alle Groningers, Ondertrouwboek 1639-1640 Soort registratie: trouwakte (tot 1811)(Akte)datum: 31-08-1639Plaats: Kerkelijke gemeente GroningenSoort akte: registratie

- https://theologienet.nl/bestanden/schelven-vluchtelingenkerken.pdf

- https://www.the-low-countries.com/article/the-strangers-in-norwich/

- https://www.regionaalarchiefalkmaar.nl/verdieping/blog/570-opstandige-remonstranten

- https://alkmaar.remonstranten.nl/schuilkerk-en-orgel/

- https://theologienet.nl/bestanden/water-historie-gent.pdf

- http://www.engelfriet.net/Alie/Aad/synode.htm

Regionaal Archief Alkmaar te Alkmaar, DTB Trouwen Oude Kerkelijke Doop-, Trouw- en Doden- (Begraaf-) boeken te Alkmaar, Bron: Ondertro..., Alkmaar, archief 10.3.001, inventaris­num­mer 20, 15 mei 1606, Ondertrouwen, trouwen (Grote kerk), aktenummer 5487

- Ondertrouwboek Groningen 1639-1640 Collectie DTB (toegang 124) Inventarisnummer 162, folio 36v

- https://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Kerken/'t%20Zand/De%20Mariakerk%20van%20't%20Zand.html

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Mariakerk_(%27t_Zandt)

- https://www.vanderkaap.org/artikelen/Kinderen%20Brongersma%20Margaretha%20Brongersma%20en%20Esaias%20Hillenius%202022.pdf

- https://www.heimat-und-kulturverein-jemgum.de/historisches/familienforschung/w%C3%BCbbens-enno/

- https://www.dominees.nl/search.php?srt=g&id=11289

In dienst van Stad en Staat: baron Unico III Ripperda (no 29.296)

In dienst van Stad en Staat: baron Unico III Ripperda (no. 29.296) Dit artikel is het veertigste uit een serie over burgers die zich inzette...