vrijdag 4 juli 2025

In dienst van Stad en Staat: Jan Radijs (no. 246)

Jan Radijs (no. 246)

Dit artikel is het negenendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

Jan Radijs is geboren in 1756 en op 28 maart 1782 in Siddeburen getrouwd met Clara Froon, Hij overlijdt in 1831. Clara Froon is geboren in 1760 en in Delfzijl gedoopt op zondag 6 juli 1760. Ze overlijdt op 5 april 1837. Jan Radijs komt uit een roemrijke familie van chirurgijns. 


Afbeelding 1 Uitsnede uit het trouwregister van de kerkelijke gemeente Siddeburen

Ze hebben samen twee dochters. de eerste dochter heet Maria Radijs. Zij is geboren op 24 mei 1788 en overleed op 9 juli 1809.  Ze is begraven te Slochteren. Haar grafsteen staat er nog steeds en er staat het volgende op:

Maria Radys

gebooren d. 24 mei 1788

gestorven d. 9 juli 1809

In leven vrouw van A. Nanning te Slochteren

---------------------

De dood kan wel de band des echts

maar niet den liefde breken


Afbeelding 2 Grafsteen van Maria Radijs

Maria Radijs is redelijk goed terecht gekomen. Ze is op 4 maart 1803 getrouwd met Aries Nanning Dijkhuizen. Aries werd in 1814 benoemd tot schout van Slochteren en was van 1815 tot 1846 burgermeester van Slochteren. Ze hadden een zoon, genaamd Jan Radijs, die was landbouwer maar is al jong, op zijn eenenveertigste, overleden.


Afbeelding 3 Aries Nanning Dijkhuizen, burgermeester van Slochteren 

De tweede dochter heette Anna Eleonara Radijs (no. 123), geboren in Slochteren op 24 april 1785. Ze is overleden in de Kerklaan Juweel in Veendam op 21 januari 1859.

Anna is getrouwd met Martinus Sikkes ten Bruin (no 122) op 9 februari 1806. 

Martinus Sikkes ten Bruin (no. 122), scheepskapitein

Het huwelijkscontract tussen beide is op 26 februari 1806 in Slochteren opgemaakt en bevat de volgende bepalingen:

"Huwelijkscontract tussen de jm. Martinus Sikkes ten Bruin, zoon van Sikke Philippus en Roelfien Martinus, en de jd. Anna Eleonora Radijs, dochter van Jan Radijs en Clara Froon.

Hun gezamentlijke gegoedheid valt in de klasse tussen 1000 en 5000 car gld. Lijfgave respectievelijk alles behalve het lijfgoed lijftochtswijze; bij hertrouwen 1/3 part van eerst verstorvenes aangewonnen goederen behouden."

Interessant is om te zien wie allemaal bij het huwelijk aanwezig waren. "Voor de bruidegom: Sikke Philippus en Roelfien Martinus als ouders, Martinus Gerrits als grootvader, Hindrikje Sikkes en Grietje Sikkes als zusters, Lucas Wijggers als aangetrouwde oom, in desen caverende voor zijn vrouw Hilligjen Martinus, Klaas Hindriks Loerop als aangetrouwde oom, in desen caverende voor zijn vrouw Aaltje Martinus.

Voor de bruid: Jan Radijs en Clara Froon als ouders, Maria Radijs, weduwe van de oud wedman Albert Geerts als grootmoeder, de koopman Aries Nannings en Maria Radijs als volle zuster en aangetrouwde broeder, Christoffer Radijs als volle broer, Jakob A. Luining als aangetrouwde oom, caverende voor zijn vrouw Trijntje Alberts, Cornelis J. Nannings en Harmke Alberts als volle moeij en aangetrouwde oom, Eppo H. Brons en Geesijn Alberts als volle moeij en aangetrouwde oom."

Martinus was koopvaardijkapitein. Martinus is in 1783 in Veendam geboren. Hij had een schip genaamd de vrouw (H)Anna. Martinus is gedoopt in Veendam op 16 maart 1783. Hij is overleden op 26 februari 1858. Het Archief van de Amsterdamse Waterschout op het Stadsarchief te Amsterdam bevat monsterrollen op naam van Martinus Sikkes ten Bruin op de: “Vrouwe (H)anna”” met de data 11 november 1816; 29 juni 1819; 15 maart 1820, 26 juni 1821; 19 april 1822 en 03 september 1822.

In de Rotterdamsche Courant van 25 januari 1817 staat: "Van Rendsburg wordt van den 13 januari gemeld, dat de schepen de VROUW ANNA, kapt. M.S. de Bruin, van Amsterdam naar Dantzig, en de JONGE JAN, kaptein Reindert Jans, van Delfzijl naar Lübeck, ter voortzetting hunner reizen vertrokken waren, doch nog in het kanaal lagen, wordende door de reparatie ener sluis in hunne vaart belet."

De Vrouw Anna was een Tjalk, gebouwd in het jaar 1814. Het was een zeilschip dat vracht vervoerde. Het is op 14 mei 1814 opgeleverd in Hoogezand, Groningen door scheepsbouwer Wicher Hooites Meursing. Het was 69 voet lang (Franse voet); 14 voet breed en had een diepgang van 6 voet. Anna was overigens mede eigenaresse en het schip zal ongetwijfeld naar haar genoemd zijn.


Afbeelding 4 Monsterrol van het schip De Vrouw Anna

Martinus heeft gevaren naar onder andere Rouen (1816) geladen met tarwe, naar Londen (1818) met schors en bonen, naar Ramsgate vanaf Antwerpen in 1819, naar Hull in december 1819, maar bij terugkomst moest hij wegens het ijs door een loodsschuit in de haven van Texel gebracht worden. In 1820 voer hij naar Newcastle, Rostock en Koningsbergen (1821), Kopenhagen (1822), Rouen (1823), Kiel, Rendsburg. In 1815 zat hij in Antwerpen, in 1820 en 1822 in Dantzig. Het schip had altijd 2 man aan boord. De eerste zeebrief dateert van 1814, de laatste van 1822. Het lijkt erop dat hij na 1823 niet meer gevaren heeft.

Helaas liep het schip op gegeven moment zware averij op, getuige de advertentie in de Rotterdamsche Courant van 23 september 1823: "Het schip (opm: tjalk) VROUW HANNA, kapt. M.S. ten Bruin, van Rouaan en Havre-de-Grace met stukgoederen naar Elseneur en Petersburg gedestineerd, is in de nacht van den 18 dezer bij de Galloper (opm: in de Thamesmonding; pos. 51º 49’ N.B. 01º 58’ O.L.) door een zware storm en donderbui overvallen, waardoor dezelve zware schade en lekkaatje bekomen heeft, de boot, nachthuis (behuizing voor het magnetisch kompas) en boord weggeslagen zijn, de grote mast gebroken is en een zwaard, enige zeilen, benevens een anker en touw, verloren heeft; zijnde door hulp van de loodsschuit DE COMMERCE, waarvan enige manschappen overgezet waren om te pompen, op het sleeptouw genomen en hedennacht in de haven van Texel gebracht; zal lossen om te repareren."

En een week later in de Amsterdamsche Courant van 30 september 1823: "Advertentie. Publieke verkoping. Men presenteert op maandag den 6 oktober aanstaande, des morgens ten 10 ure, aan het Oude Schild op Texel, door een daartoe bevoegde beambte, om contant geld publiek te verkopen: 94 kistjes champagnewijn, 2 kistjes drukletters, 5 balen saffranium, 2 kisten reukwaren, 2 vaatjes snuif, 2 kisten meubelgoederen, 2 dito waskaarsen, 3 kistjes geconfijte vruchten, 1 dito pastillen, 2 kisten gaas, zijde, fluweel en valse bloemen, alsmede diverse boeken en printwerken, benevens enige stukken blauw laken, alles beschadigd gelost uit het in de haven van Texel met zware zeeschade en lekkage binnengebrachte tjalkschip de VROUW HANNA, kapt. M.S. ten Bruin, van Rouen en Havre-de-Grace naar Elseneur en Petersburg gedestineerd. Nadere informatie bij T. Christiaans & Co op Texel."

Tjalk

De tjalk is het meest verbreide vrachtvarende zeilschip in Holland en Friesland geweest. Het schip kon zowel de brede als de nauwe en ondiepe wateren bevaren. Al in de zeventiende eeuw voeren er schepen waarin trekken van de huidige tjalken te herkennen zijn. Tot in de vorige eeuw werden de schepen in hout gebouwd, daarna werden ze van ijzer gebouwd. Het zal, gezien het feit dat het schip in Hoogezand gebouwd is, een Groninger tjalk zijn geweest. Daarvan zijn er een aantal varianten. Het feit dat Martinus met het schip naar Engeland en Duitsland voer doet me vermoeden dat het een Groninger zeetjalk moet zijn geweest.



Afbeelding 5 Voorbeelden van Groninger tjalken



Afbeelding 6 Voorbeeld van een tjalk onder zeil.

Martinus is op 26 februari 1858 in Veendam overleden.

Verder hadden Jan Radijs en Clara nog een zoon, genaamd Christoffer Radijs, gedoopt op 22 juli 1787 in Slochteren. Christoffer was later van beroep landbouwer. En nog een tweede zoon, genaamd Gijsbert Hermen Radijs, geboren op 27 augustus 1797 in Slochteren. Gijsbert was ook landbouwer.    

Wedman

Jan was collector, dus hij mocht mee bepalen wie er predikant werd. Jan Radijs was landbouwer. Hij was ook wedman. Een wedman assisteerte de redger, het eqivalent van een grietman, maar dan in de Ommelanden. 

Een redger was een plaatselijke bestuurder in Hunsingo en Fivelgo, die tot 1795 als plattelandsrechter en notaris optrad. Het woord is afgeleid van het Oudfriese rêdjeva dat  'raadgever' betekent. De redgers werden oorspronkelijk uit de kring van grootgrondbezitters gekozen. De redger was aansprakelijk voor het oordeel dat hij velde en de voltrekking daarvan, zodat hij over voldoende bezittingen en relaties moest beschikken. Het gebied waarin de redger opereerde (de rechtstoel) was verdeeld in ommegangen. De gerechtigden hadden verder een financieel belang bij hun ambt, omdat ze daaruit inkomsten verwierven via bijvoorbeeld het opleggen van boetes. Een wedman assisteerde dus bij de rechtszittingen, maar hij arresteerde ook delinquenten, stelde boedelinventarissen op en verrichte andere administratieve werkzaamheden.

Bronnen en Literatuur:

- https://rutgersvanderloeff.nl/stamboom/generated/radijs_jan.html

- https://www.kareldegrote.nl/Reeksen/ToonReeks.php?Reeks=205

- AlleGroningers te Groningen, DTB Dopen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 419..., Kerkelijke gemeente Slochteren, archief 124, inventaris­num­mer 419, 22 juli 1787, Doop- en trouwboek 1722-1811

https://www.marhisdata.nl/gezagvoerder&id=2055

- Rotterdamsche Courant, 25 januari 1817, 23 september 1823; 16 november 1822; 12 juli 1821; 23 mei 1825; 27 mei 1815, 4 november 1819; 23 juli 1822; 17 november 1821; 22 juli 1817; 25 juli 1820; 21 november 1820; 16 december 1819

-  Amsterdamsche Courant, 30 september 1823

- GRONINGER ARCHIEVEN Archiefnummer Veendam 144.383.1820.50 DVD XLIII-0933 BIJLBRIEF; Notaris mr. W. Hora Siccama te Hoogezand, toegang 105, inv. nr. 17, aktenummer 78, 14 mei 1814

- https://boekenplank.ssrp.nl/beschrijving-van-de-oude-scheepstypes/typebeschrijvingen-tjalkachtigen

- Overlijdensregister 1859, aktenummer 11 Gemeente: Veendam Periode: 1859

- Opregte Haarlemsche Courant, 30 september 1823, 12 juni 1823, 18 september 1823, 30 november 1820, 23 september 1823

- Middelburgsche Courant, 3 november 1818, 21 mei 1816, 2 september 1818

- https://www.marhisdata.nl/schip&id=13181

- Leydse Courant, 28 mei 1821

- https://www.jacobboerema.nl/bronnen/Slochteren-huwelijkscontracten-1803-1810.htm

- AlleGroningers te Groningen, DTB Trouwen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 417..., Kerkelijke gemeente Siddeburen, archief 124, inventaris­num­mer 417, 28 maart 1782, Doop- en trouwboek 1684-1811, folio 111

- https://www.greetsgenealogie.nl/gezinskaart-van-aries-nanning-dijkhuizen-1773-1850/

- http://www.lidmatengroningen.nl/Slochteren.htm#Henk

- Groninger Courant, 21 maart 1848

- AlleGroningers te Groningen, BS Overlijden Bron: boek, Periode: 1858, Veendam, 27 februari 1858, Overlijdensregister 1858, aktenummer 49

- https://www.genealogieonline.nl/stamboom-oving/I46646.php

- https://www.groningerkerken.nl/nl/kennisbank/grafzerken/persoonsnamen/R/4463/radys-maria

vrijdag 20 juni 2025

In dienst van Stad en Staat: Diederick Sonoy (no 31.718)

Diederick Sonoy (no. 31.718) 

Dit artikel is het zevenendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

Diederick (Diederik) van Sonoy (Snoey) is geboren in Kalkar aan de Nederrijn in het hertogdom Kleef (dicht bij Nijmegen) in 1529. Hij overleed op 2 juni 1597 in Pieterburen. Houwdegen, rauwdouwer, meedogenloos, maar met groot strategiesch inzicht.


Afbeelding 1 Gravure van Diederick van Sonoy in 1614

Hij is de zoon van Lambrecht van Sonoy (No. 63.436), geboren in 1485 en overleden op 11 september 1529 en van Emarantia Pauw van Darthuizen, geboren in 1510, overleden op 7 september 1550. Hij vocht als ruiter in dienst van Karel V en na diens dood was hij in dienst van Philips II. Al snel bekeerde Diederick zich tot het calvinisme, terwijl zijn oudere broer Josse het katholieke geloof trouw bleef en zich vestigde in Mechelen. In 1566 was hij een van de ondertekenaars van het Smeekschrift der Edelen aan landvoogdes Margaretha van Parma. Hierin wordt gevraagd om godsdienstvrijheid. Op 5 april bieden ze het haar aan, maar de edelen worden weggezet als "des guex", bedelaars. Geuzen werd vervolgens hun "nom de guerre". Diederick werd een van de bekendste geuzenleiders, maar werd als koppig en eigenwijs gezien en was voorstander van de harde lijn en daardoor is hij ook omstreden. Zijn tegenstander, de Spaanse kolonel Francisco Verdugo, was echter van hetzelfde gehalte. Verdugo betekent overigens beul in het Spaans en dat zegt genoeg. 

In januari 1566 sluit een aantal protestantse edelen een verbond, het Compromis, met als doel: opheffing van de inquisitie en verzachting van de wetten en maatregelen die genomen zijn (de plakkaten). Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode tekenen als eerste twee. Zelfs katholieke edelen sloten zich aan, in totaal zo'n 300 edelen. In augustus 1566, kort na het begin van de Beeldenstorm, sluit het Compromis een akkoord met Margaretha van Parma, de landvoogdes.

Na het akkoord kunnen de calvinisten op verschillende plaatsen hun godsdienst beoefenen. Ze leggen hun wapens neer. In 1567 stuurt de Spaanse koning, ondanks protesten van Margaretha, de gevreesde hertog van Alva naar de Nederlanden. Alle 'onruststokers' in de Nederlanden krijgen straf. Verschillende edelen onder wie de prins Van Oranje en Hendrik van Brederode, de "Grote Geus", worden opgeroepen voor de "Raad van Beroerten" beter bekend als de Bloedraad, te verschijnen. 

In 1567 weigert Diederick om de eed van trouw aan de Spaanse koning af te leggen. In januari 1568 ondertekent hij met van Brederode en zeven andere opstandige edelen een tweede Compromis als reactie op de onderdrukking van Alva met als doel de Spanjaarden met geweld uit de Nederlanden te verdrijven. Maar na de dood van Brederode, nog datzelfde jaar, lijkt ook dit verbond een stille dood te sterven. Door de raad van Beroerten (Alva's Bloedraad) wordt hij veroordeeld en hij vlucht met zijn vrouw Maria van Malsen naar Emmerik in Duitsland. Daar wilde Alva hem laten arresteren maar Maria wist hem op tijd te waarschuwen en hij ontkwam. Na zijn bezittingen te hebben verkocht, koopt hij schepen in Duitsland, Denemarken en Zweden voor de opstand. Op 1 juli 1568 ontvangt hij en de Amsterdamse kapitein Hendrik Thomasz Laers de eerste kaperbrieven van Lodewijk van Nassau. Dit gebeurt tijdens het beleg van Groningen, vlak na de slag bij Heiligerlee. Diederick vecht op 10 en 11 juli 1568 als leider van 700 watergeuzen in zestien schepen tegen François van Boschuyzen bij Delfzijl (de zeeslag op de Eems). 

In het voorjaar van 1571 leidde hij het gezantschap van Oranje naar Zweden en Denemarken met het doel om Elfsburg als vluchthaven voor de Watergeuzen te verkrijgen, wat echter geweigerd werd. Hij bleef in Emden, Hamburg, Bremen en elders werkzaam, totdat Enkhuizen op 21 Mei 1572 na de inneming van den Briel zich voor Oranje verklaarde

In 1572 wordt Diederick stadhouder van onder meer Enkhuizen en in datzelfde jaar benoemt Willem van Oranje hem tot gouverneur van het Noorderkwartier (het tegenwoordige Noord-Holland) een functie die hij van 1572 tot 1588 vervulde. Diederick was berucht wgens zijn medogenloze optreden. Ook richting zijn eigen mannen was hij streng. Op 12 juli 1572 laat hij hopman Wybe Sjoerds ophangen wegen plundering.

Schansen

Tussen 1575 en 1580 verovert hij Kampen en Deventer. Verder is hij begonnen met de aanleg van de schans bij Bourtange en die van Coevorden.


Afbeelding 2 De moerassige omgeving van Bourtange uit 1617 (Bron: Groninger archieven
)

Prins Willem van Oranje gaf opdracht tot het bouwen van een vesting waarmee de tange (een zandrug uit de ijstijd) gecontroleerd kon worden. Diederick nam het werk in 1580 ter hand, maar het aantal Westerwoldse boeren dat hem wilde helpen bij de graafwerkzaamheden was erg laag. Toen hij ook nog eens zonder geld kwam te zitten, was de vesting Bourtange gauw verlaten: wat kuilen en heuvels in de ruwe vorm van een vijfpuntige ster was alles wat er toen was bewerkstelligd. Het wordt aangeduid met de naam Snoeyschans. Pas 13 jaar later werd de schans voltooid. Bourtange was belangrijk om de stad Groningen te isoleren, toen nog in Spaanse hande.

Ook de schans Blokzijl is door toedoen van Diederick ontstaan. In 1580 weet hij het plaatsje in te nemen, nadat hij eerst Vollenhove in had genomen. Op 28 januari 1581 kreeg Diederick van Willem van Oranje de opdracht om Blokzijl te versterken. Vanuit Blokzijl zou de waterweg naar Steenwijk gecontroleerd kunnen worden, belangrijk voor de doorvoer van turf, en het fungeerde als bruggenhoofd voor de troepen uit Holland. Er werd een garnizoen gelegerd. De schans die werd aangelegd is zelfs nog vanuit de ruimte te herkennen.



Afbeelding 3 Gevelsteen met de afbeelding van Diederick Sonoy in Blokzijl


Afbeelding 4 De vestigingwerken van Blokzijl in de 17e eeuw. De schans uit 1581is duidelijk herkenbaar, bovenin het dichtbebouwde gebied.

Op 19 juli 1581 weet hij de Spanjaarden bij Visvliet te verslaan, maar hij wordt op 30 september 1581 door diezelfde Verdugo vernietigend verslagen bij Noordhorn. Hij wist Amsterdam niet in te nemen maar hij versloeg wel het leger van Rennenberg bij Grijpskerk op 19 Juli 1581. Vlak daarna overlijdt Rennenberg en wordt opgevolgd door Verdugo. Op 30 september 1581 volgt dan de slag bij Nordhorn. Nordhorn lag als een stuk niemandsland tussen het bevrijde Friesland en het Spaansgezinde Groningen in. Graaf Willem Lodewijk van Nassau stond samen met de Engelse veldheer Norris en Diederick aan het hoofd van het Staatse leger. Sir John Norris was een man met veel krijgservaring en had Engelse en Schotse soldaten en artillerie meegebracht. Hoeveel soldaten er precies met elkaar streden is onduidelijk. Verdugo kon volgens eigen zeggen over 24 vendels met in totaal ongeveer 5.000 man voetvolk en vier 'bereden afdelingen', ruiterij dus, beschikken. Hij schatte de aantallen aan Staatse zijde  op ruim 30 tot 40 vendels (6.000 tot 8.000 man) en telde daar ongeveer 500 ruiters bij. De aantallen zijn waarschijnlijk overdreven, maar dat het forse legers waren staat wel vast. De Staatse troepen waren dus in de meerderheid. Verdugo leidde zijn troepen vanuit de versterking van Nordhorn. Aanvankelijk leken de Staatsen de overhand te hebben, maar toen Verdugo kanonnen inzette, keerde het tij. Beide zijden leden zware verliezen, maar Verdugo leek te gaan winnen. Diederick en de zijnen moesten zich al vechtend terugtrekken. Willem Lodewijk werd tijdens de veldslag een aantal keren in zijn harnas geraakt door kogels, maar overleefde de strijd. 

De overgebleven Staatse troepen trokken zich na de nederlaag bij Nordhorn terug op de Bomsterschans bij Niezijl. Verdugo kwam hen achterna, maar moest zijn beleg van Niezijl na drie weken opgeven. Een noordwesterstorm en de komst van een groep watergeuzen dwongen hem de aftocht te blazen. Zo wisselden succes en nederlaag elkaar af. 

In Alkmaar begint te Victorie

Ondertussen was een geuzenlegertje bij Alkmaar verzameld en eiste de stad Alkmaar binnengelaten te worden. Het stadsbestuur voelde daar weinig voor want soldaten in de stad betekende altijd ellende. Maar de geuzen weten toch de stad binnen te komen. Ondertussen naderen de Spanjaarden de stad en vragen de  Alkmaarders hulp van andere steden. Die komt er niet. Op 21 augustus 1573 komen de Spanjaarden aan bij de Koedijker sluis. Ze slaan hun tenten op in Oudorp, Huiswaard, Sint Pancras, Koedijk en Bergen. Alkmaar wordt omsingeld. Een dag later is al de eerste Spaanse aanval bij de Runmolens aan het Zeglis om de toevoer naar de stad af te sluiten. Er sneuvelen Alkmaarse burgers. Een Spaanse aanvoerder wordt dodelijk gewond. De Spanjaarden bestormen de schans tussen Zeglis en de Schermer. Vele Spanjaarden verdrinken. De Alkmaarders wachten op hulp van de rest van de geuzen en weten een briefje verstopt de polsstok van de Alkmaarse sradstimmerman Maerten Pietersz. van der Meij de stad uit te krijgen. 


Afbeelding 5 Polsstokbriefje (Bron: Regionaal Archief Alkmaar)

Het later beroemd geworden briefje is aan Diederick Sonoy gericht en weer wordt om hulp gevraagd. Uiteindelijk zetten de geuzen onder leiding van Diederick de sluizen open en steken de dijken door waardoor de omgeving van Alkmaar onder water zal komen te staan. Maar ondertussen vindt er een grote Spaanse aanval plaats. Het gedonder van de kanonnen is tot in Amsterdam te horen. Er is grote schade aan huizen en vestingwerken. De vijand valt aan alle kanten aan: de Friese Poort wordt bestormd. Met een stormbrug proberen de Spanjaarden de gracht bij de Rode Toren over te steken. Ook bij de Kennemerpoort wordt een stormbrug aangevoerd. Bij de Zoutketen naderen schepen met soldaten. Het is nu erop of eronder! Vanaf de wallen wordt op de aanvallers geschoten. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes smijten met stenen, pek, kalkwater en hete pekel naar de soldaten. Dit schrikt de Spanjaarden niet af. Driemaal wordt de Friese Poort bestormd. iedere aanval wordt afgeslagen. Ook de bestorming van de Rode Toren mislukt; ze krijgen de zware stormbrug niet over de gracht. Dan komt het water. De Spanjaarden komen in de modder vast te zitten en zien in dat verder aanvallen onmogelijk wordt. Ze druipen af.

In Alkmaar begint de victorie, zo leerden we bij de geschiedenisles op de lagere school. 


Afbeelding 6 Het beleg van Alkmaar in 1573 (bron: Rijksmuseum Amsterdam)

Nadat de laatste Spanjaard op 8 oktober 1573 is verjaagd neemt Diederik zijn intrek in het pand dat nu nog zijn naam draagt, het Hof van Sonoy aan de gedempte Nieuwesloot in Alkmaar. In 1574 koopt Diederick het pand, dat ook wel "Het Witte Hof" werd genoemd, naar de kleding van de nonnen die eerst in dit voormalige klooster zaten. De officiële naam was het Sint Maria Magdalena klooster. Het pand is in de loop der jaren behoorlijk gewijzigd. Hij past rondom Alkmaar de tactiek van de verschroeide aarde toe en laat alles in de omgeving van de stad afbranden. Op 21 februari 1574 wordt bijvoorbeeld de kerk van Bergen kerk geplunderd en in brand gestoken als deel van het plan om de Spanjaarden te beletten het Beleg van Alkmaar weer te hervatten. Hierbij ging een groot deel van de kerk, waaronder de toren, verloren. Ook plunderden ze kerken in de Westfriese dorpen Opmeer en Twisk. Dorpelingen moesten de geuzen proviand en onderdak geven, ongeacht of ze dat nu wilden of niet.


Afbeelding 7 Het voormalige klooster, Hof van Sonoy in Alkmaar

Verder steken zijn soldaten op 7 juni 1573 het kasteel en de abdij van Egmond in de brand, zodat de Spaanse troepen ze niet konden bezetten. Willem van Oranje had echter aan de abt van de Abdij van Egmond beloofd dat de Abdij ongeschonden zou blijven. Het zoveelste bewijs van de eigengereidheid van Diederick, maar Diederick zag het strategisch goed. Het kasteel en de abdij zouden door de Spanjaarden als uitvalsbasis tegen Alkmaar gebruikt kunnen worden.


Afbeelding 8 Ruïne van het kasteel van Egmond 

Van het klooster in Egmond laat hij metalen daken en goten slopen om er kogels en kanonnen van te gieten. De stenen worden later gebruikt voor de versteviging van de stadsmuur van Alkmaar. De graaf van Egmond was in 1568 op bevel van Philips onthoofd. In Oterleek, Noord-Holland, gaan huizen in vlammen op, omdat de bewoners de Spanjaarden zouden hebben geholpen. 

Slag op de Zuiderzee

Kort daarna verliezen de Spanjaarden ook nog de Slag op de Zuiderzee en komt het Noorderkwartier in het kamp van Oranje.

Sinds november 1572 heerst er een strenge vorst in de Nederlanden. Op de Zuiderzee ligt een Geuzenvloot, die de haven van Amsterdam blokkeert. Maar nu waren ze ingevroren en zouden ze voor de Spanjaarden een makkelijke prooi zijn. Gelukkig steekt er een storm op, waardoor het ijs breekt en de Geuzenvloot ontsnappen kan. Dat gaf hen wat respijt, maar Alva en het Spaans gezinde Amsterdam waren de blokkade zat en op 11 oktober komen de Spanjaarden met hun schepen voor Hoorn om de strijd met de watergeuzen aan te gaan. De Spaanse vloot is veel groter en het admiraliteitsschip  genaamd Inquisitie van bevelhebber Bossu is uitgerust met wel 32 kanonnen en lijkt onoverwinnelijk. Toch vechten de Westfriezen met alles wat ze hebben, tot aan roeiboten toe. Een van de matrozen aan boord van een Hoorns schip heet Jan Haring, een geharde vechtjas. Hij weet op het admiraliteitsschip te komen en klimt in de mast. Hij rukt de admiraliteitsvlag van de mast af. Hij wordt direct doodgeschoten en stort met vlag en al neer. Maar de schade is al gedaan: de andere Spaanse schepen denken dat de admiraal zich heeft overgegeven en maken zich uit de voeten. Een dag later geven de resterende schepen, waaronder de Inquisitie, zich over onder voorwaarde dat hun leven gespaard wordt. Bossu en de overgebleven Spanjaarden worden gevangen genomen en later tegen gevangen genomen Haarlemmers geruild. Bossu heeft drie jaar opgesloten gezeten in het weeshuis van Hoorn aan de Korte Achterstaat voordat ook hij uitgewisseld werd. Hij wordt geruild tegen Philips van Marnix van St Aldegonde, de schrijver van het Wilhemus.



Afbeelding 9 De slag op de Zuiderzee, 11 oktober 1573

Diederick weet op 20 juni 1572 ook Hoorn in het kamp van oranje te krijgen. Hij is van 1572 tot 1588 kolonel van het in 1572 opgerichte Noord-Hollands regiment. In juni 1572 probeert Diederick om met twee compagnieën geuzen en twee compagnieën prinsgezinde troepen uit Enkhuizen Medemblik in te nemen. Cornelis van Rijswijk moet de stad Medemblik na de eerste aanval al prijsgeven. De spaansgezinde mannen trokken zich namelijk terug in het onneembaar geachte kasteel Radboud en openden het vuur op de aanvallers. Maar Diederick stuurt de in de stad achtergebleven vrouwen en kinderen als een levend schild voor zijn aanvallende troepen uit. De belegerden in het kasteel kunnen niets doen. Van Rijswijk geeft het kasteel zonder slag of stoot over. 

Al snel volgt er een brief van Diederick aan het stadsbestuur van Medemblik waarin hij vraagt om vrijwilligers te werven in de omgeving. Deze moeten zich dan melden in Bovenkarspel en Enkhuizen en zelf een bijl of een ander wapen meenemen. Hij wilde zoveel mogelijk mannen ronselen om de Spanjaarden te verdrijven uit Noord-Holland.

Kasteel Radboud

Diederick is dan ook enige tijd als kasteelheer van kasteel Radboud. Kasteel Radboud is ooit in opdracht van Floris V gebouwd om enerzijds de door hem onderworpen West-Friezen onder de duim te houden en anderzijds aanvallen van de Friezen de van de andere kant van de Zuiderzee kwam af te slaan. De naam Radboud komt van de legende dat het kasteel op de fundamenten staat van de voormalige burcht van de Friese koning Radboud (Redbad). In 1517 werd het kasteel belegerd door de befaamde rebellenleider "Grutte Pier" (Pier Gerlofs Donia). 



Afbeelding 10 Kasteel Medemblik of Radboud

In 1572 vragen de Friezen hulp aan Diederick om ook in Friesland steden te veroveren. Diederick heeft inmiddels ook Edam, Monnikendam en Purmerend onder controle en kan maar amper een vendel manschappen missen. Dat blijkt echter genoeg om het slot van Stavoren te bemachtigen.

Diederick heeft na zijn vertrek uit Alkmaar ook enige tijd zijn hoofdkwartier in het kasteel van Schagen gehad en had daar zijn eigen bloedraad gevestigd.


Afbeelding 11 Het kasteel van Schagen

Van daaruit voert Diederick een waar schrikbewind ten opzichte van katholieken waarbij hij verantwoordelijk was voor de dood van een aantal katholieke monniken. Ze zouden vrij komen als ze het katholieke geloof af zouden zweren. Ze deden dat niet en werden ter dood gebracht. Oog om oog tand om tand. Het zal een reactie zijn geweest om de moordpartijen door Spanjaarden in Zutphen op 16 november en Naarden.

Het bloedbad van Naarden

Het bloedbad van Naarden werd later door de geuzen als propagandamiddel ingezet en net zoals bij elke oorlog, en zeker bij een burgeroorlog die het toen nog was, sneuvelt de waarheid als eerste. Op 1 december 1572  was een afvaardiging van de stad naar het Spaanse kamp gestuurd om over overgave te spreken, op voorwaarde dat de stedelingen gespaard zouden worden. De Spaanse luitenant kolonel Juliano Romero gaf zijn woord maar bijna 900 mannelijke burgers werden afgeslacht. Bijna drie weken lagen de lijken van de mannen langs de straten en pas toen mochten ze begraven worden. De gruwelen waren al erg genoeg maar werden in pamfletten nog wat overdreven. Er waren inderdaad vrouwen en kinderen omgekomen maar veel minder dan in de pamfletten werd beschreven. wel werd de stad inderdaad systematisch in brand gezet om als afschrikwekkend voorbeeld te dienen. Een van de overlevenden van de slachting van Naarden sloot zich aan bij het leger van Diederick en zal ongetwijfeld verslag van het bloedbad hebben gedaan. Zie daar de verklaring voor het gedrag van de mannen van Diederick die wraak namen op andere onschuldigen, maar nu van de katholieke zijde. Maar Willem van Oranje had geloofsvrijheid beloofd en deze zinloze moordpartij druiste in tegen hoe hij de toekomst zag. De verhouding tussen Diederick en Willem van Oranje was echter nooit goed. Hij accepteerde de leiding van Willem van Oranje alleen omdat ze hetzelfde doel hadden. Hij geloofde na de moord op Willem van Oranje meer in een Engelse graaf, Robert Dudley van Leicester. Naarden werd overigens een jaar later door de geuzen heroverd.


Afbeelding 12 Robert Dudley van Leicester, landvoogd van 1585 tot 1587

Dit wetende is het eigenaardig om te lezen dat Willem van Oranje en Diederik hebben gecorrespondeerd over een mogelijk huwelijk tussen zijn zoon, Justinus van Nassau en Diederiks enige dochter Emarantia. Het meisje was toen overigens pas 14.


Afbeelding 13 Brief van Willem I van Oranje aan Diederick Sonoy inzake huwelijksvoorstel Justinus en Emarantia

Aanzoek van prins Willem I van Oranje ons de hand der dochter van Diederik Sonoy voor zijnen natuurlijken zoon Justinus van Nassau.

Aen Diederich Snoy.

De prince van Oraignen, graue van Nassau, marg. vander Vere ende Vlissingen.

Edele , erentfeste , lieue , bijsundere. Achtervolgende t'geene lestmael verhaelt is aengaende het houwelick tusschen onsen Zoone Justin van Nassau ende uwe dochter, hebben wij hein belastet v te tomen besoecken, omme dat beyde parthijen heur sien ende spreken mogen, ende ghij ende vrouwe van Snoye v 1. des te beter mogen resolueren , nae dien ghij hem gesien sult hebben. Is Baeromme ons versoeck om v 1. ins v aduijs den aengaende te willen ouerscrijuen, op dat men, ingeval het alsoo sal
goet gevonden worden , voirts dairinne mach procederen.

Den heere graue van Laual heeft hem lijn guydon gemeet, waeromme van noode is, dat hij hem corts te
gemoete come, want het volck van oorloge begint op de frontieren te tomen, t welek wij v 1. wet hebben willen aduerteren, om dat ghij niet vreempt en vynt, dat hij niet lange daer en mach blijuen. Hiermede, eedele, erentfeste, frome, lieue, bijsundere, sijt Godt bevolen. Gescreuen te Vlissingen den 16°° Julij 1582.

V seer goede vrundt,
Guille de Nassau.

Antwoord van Diederik Sonoy aan den prins van Oranje

Doorluchtige, hoochgeboren furst ende Meere.

Ick gebiede mij in alder onderdanicheden aen uwe f. g. ende hebbe door uwen f. g. soon Justinus van Nassau uwe f. g. missyf vinden XVI deser ontfangen ende als uwe f. g. goetwillich dienaer op het inhouden derseluer missiuen sulcx gehandelt, als mij onder reuerentie van uwer f. g. bedunct in sulcke saecken der redenen gelije te sijn, of ick mij al wel (mijns afairens haluen) sulcker aliance
niet gelijck en can achten; doch dwijle sulcx meest haerluyder beyder personen aengait , als eewich verbont (hier beyder lenen geduyrende) betreffende, die van tselue nu wel eerst sijn gesproken, is niet onbillick, dat sulcx in vorder bedencken voor als noch sij gestelt, het welck uwe 1. g. voor ra jn aduys in dese mij priue saecke dan sal gelieuen in alder onderdanicheyt int goede aff te nemen, die in alles als ouer sijn onderdanich dienaer heeft te gebieden.


Afbeelding 14 Handtekening van Diederick Sonoy

Justinus van Nassau is geboren in 1559 in Delft en was de buitenechtelijke zoon van Willem van Oranje en Eva Elincx, een vrouw vanuit de burgerij, volgens sommige bronnen de dochter van de burgermeester van Emmerik. Ondanks zijn onwettige geboorte werd hij erkend door Willem van Oranje en kreeg hij een goede opvoeding, waaronder een militaire opleiding. Hij diende in het Staatse leger en werd admiraal van Zeeland en gouverneur van Breda. 



Afbeelding 15 Justinus van Nassau (Bron: Rijksmuseum)

Diederik houdt in deze beleefd de boot af. Waarmee enerzijds is aangegeven dat hij toch bevriend is met Willem van Oranje, maar kennelijk zijn dochter niet aan die vriendschap wil wagen en wellicht vond hij een buitenechtelijke zoon beneden zijn stand. Emarantia trouwt in dat zelfde jaar met Luirt Manninga. Vanuit Willem van Oranje was het misschien een poging om de eigenwijze Diederick meer aan zich te binden. Overigens is bovenstaande brief maar een van de vele brieven die Diederick aan Willem van Oranje schreef. Meestal ging het over de aanstelling van personen in militaire functies en verslagen van activiteiten en te ondernemen acties in verschillende door Diederick veroverde steden, waarbij dan bijvoorbeeld het oude bestuur en ambtenaren vervangen werden.

In 1574 wordt op zijn bevel de Zaanse schans aan de Zaanoever opgeworpen als bolwerk tegen de Spanjaarden.

Diederick weigert om een eed van trouw aan Maurits te zweren. Het was ook helemaal geen vanzelfsprekende zaak dat Maurits in plaats kwam van zijn vader na diens overlijden. Zijn oudste zoon  Prins Filips Willem van Oranje was ontvoerd naar Spanje, maar was wel wettig erfgenaam. Diederick zag zoals gezegd meer in de Engelse graaf en vertrouweling van koningin Elizabeth van Engeland Leicester. Deze bakt er echter militair gezien weinig van en prins Maurits dwingt Diederick in 1588 om zijn macht op te geven. Daar was wel een beleg van 7 weken van Medemblik voor nodig. Hij neemt afscheid op 15  augustus 1588 onder dank van bewezen diensten. Omdat Leicester officieel nog landvoogd was en Diederick aan hem trouw had gezworen had Diederick in feite juridisch gezien niets fout gedaan. En vanwege eerdere verdiensten en na bemiddeling door koningin Elizabeth I van Engeland krijgt hij een jaarlijks "pensioen" van 1.000 pond van de Staten van Holland. Toen Leicester afstand deed van zijn landvoogdijschap was Diederick niet meer aan zijn eed van trouw gebonden en gaf hij zich over aan Maurits. Hij zou verder  in functie kunnen blijven maar de inwoners van Medemblik zijn Diederick duidelijk zat. Hij wordt uitgescholden en zelfs gemolesteerd. Dat zal ongetwijfeld ook te maken hebben gehad met de belastingen die hij eerder had ingevoerd om de krijgsverrichtingen te kunnen bekostigen. In februari 1573 had hij de honderdste penning heringevoerd. dat was een eenmalige belasting van 1 % op alle bezittingen van roerende en onroerende goederen. Deze gehate belasting was onder Alva ingevoerd en Diederick wist dat hij hier vijanden mee had gemaakt. Maar oorlog voeren is duur en hij had geen keus. Hij verhuist tijdelijk naar Engeland waar hij een stuk land van koningin Elizabeth I kreeg. Toch keert hij al snel terug naar het vaderland, het stuk land dat hij van de koningin van Engeland kreeg was overstroomd en ondanks de hulp van kolonisten uit Noord Holland niet droog te krijgen. Eerst woont hij enige tijd in Norden, in Oost-Friesland, later gaat hij naar de borg Dijksterhuis bij Pieterburen.

De Borg Dijksterhuis (huis ten Dycke)

Uit zijn huwelijk met Maria van Malsen had hij een dochter genaamd Emmerantia. Maria van Malsen is in 1584 in Enkhuizen overleden. Later hertrouwt Diederick op 25 november 1584 met jonkvrouw Johanna de Mepsche en in 1594 trekken ze in bij Emmerantia die sinds 1582 getrouwd was met Luiert Manninga, heer van Dijksterhuis. Op 2 juni 1597 sterft Diederik op de borg Dijksterhuis ten noorden van Pieterburen aan de gevolgen van een beroerte. Hij wordt begraven in de grafkelder in de Petruskerk van Pieterburen. Het grafschrift luidt: "Anno 1597 den 2 iunij starft de Edele Gestrenge Manhaffte Diderich Sonoy Governoer van Nordt Hollandt Overste ende is alhier begraven". Het wapen bij het graf heeft 8 kwartieren: Sonoy, Paue van Darthuisen, Drakenborch, Sasse, Broekhuysen van Boerelam, Achte(r)velt, Hamersvelt, Coman. Stadhouder Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg woont de begrafenis bij. In de kerk bevindt zich aan de noordermuur een rouwbord met het jaartal 1613. Helaas is het bord niet geheel origineel, in 1903 werd het niet al te professioneel overgeschilderd.



Afbeelding 16 Rouwbord in de Petruskerk in Pieterburen met het jaartal 1613 (1)

Emarantia sterft in 1652. Zijn en Luirt hadden een dochter genaamd Maria, geboren in Den Haag. Emarantia wordt in de negentiende eeuw opgevoerd in een boek door Geertuida Bosboom-Toussaint, negentiende eeuwse schrijfster van historische romans. 

De borg werd in de veertiende eeuw gebouwd op een buitendijkse zandplaat in de Waddenzee. Wanneer precies de borg binnendijks is komen te liggen door een inpoldering is onbekend. Ooit stonden er 200 borgen in Groningen, maar ook de borg Dijksterhuis bestaat niet meer. In 1902 wordt de borg op afbraak voor slechts 2.575 gulden verkocht aan iemand uit Tilburg. Ook deze borg was slachtoffer van het feit dat veel noorderlingen met adellijk bloed naar de randstad vertrokken en hun bezit in het Noorden eerst verwaarloosden en daarna verkochten omdat de kosten te hoog waren. Aan monumentenzorg werd toen nog niet gedacht.



Afbeelding 17 De bord Dijksterhuis vanaf de achterkant gezien, vlak voor de sloop rond 1900

Crime Passionel

Het Dijksterhuis is tijdens het verblijf van Diederick het toneel geweest van een moord. Waarschijnlijk heeft  Diederick op één van zijn reizen een ‘Moriaan’ meegenomen als slaaf. Een ‘Moriaan’ of Moor was een getint persoon, vaak van Arabische afkomst. Het verhaal gaat dat deze Moor een zoon van een koning was, maar daar is geen enkel bewijs voor. Volgens de overlevering werd hij ‘Zwarte Pier’ genoemd, Zwarte Pier was al twintig jaar in dienst van Diederick toen hij verliefd werd op het dienstmeisje van de borg, maar toen die hem afwees, vermoordde hij haar door haar dood te steken. Ook de blanke knecht, wie wel in de gunst lag van de dienstmeid, ging eraan. Deze crime passionnel zorgde ervoor dat 'Zwarte Pier' op 20 oktober 1596 werd onthoofd, achter de dijk, even ten noorden van de borg. Zijn geest heeft er de volgende eeuwen rondgewaard. Een onuitwisbare bloedvlek op de vloer van de ‘Morjaanenkamer’ in het Dijksterhuis herinnerde nog eeuwenlang aan deze moorden: zelfs in de twintigste eeuw verklaarden oudere omwonenden dat zij de vlek ooit hadden gezien. Zelfs na het vervangen van de vloerplanken kwam de vlek terug. Er is ooit, na de sloop van de borg en de bomen eromheen nog een geraamte gevonden met een gebroken zwaard erbij, onder een boom begraven. Zou dat Zwarte Pier geweest zijn? Of is hij in de dijk begraven, zoals wel meer gebeurde bij misdadigers? We weten het niet en in dei tijd werden dergelijke vondsten niet goed gedocumenteerd  De borg is weg, maar zou de geest er nog rondspoken?

Noten, bronnen en Literatuur:

(1) Rouwbord, boven: ‘SONOY (wapen) Ao 1630’; Midden: 16 wapens met namen. V.l.n.r, v.b.n.b: Sonoy, Pave, Malsen
van.dart.hvisen., Camp, Drakenborch, Sasse, Pol, Blesvick, Broeckhvisen, Van Boerrelam Achtevelt, Polanen,
Teilinghe, Hamers.velt, Coman, Hemert,Ameÿde.; Daaronder: tekst in twee kolommen.
Kolom I: ‘Anno 1597 den.z.ivnÿ-straft .deedele.gestrenge Manhaffte. Diderich.Sonoy. governoer
van nordt.hollandt overste.unde.is al-hÿr begraven’
Kolom II: ‘Anno 1584 de(.) jz septe(.)bris starff de(.).edele.erentriche.Ivffrow Maria van Malsem.
des oeversten ehelighe hvsfrow.wiens gebeente.van.enckhvisen.ghebracht.unde.is.alhÿr begraven’
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Diederik_Sonoy
- https://kasteelradboud.nl/diederik-van-sonoy/
- https://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Borgen/Pieterburen/De%20borg%20Dyksterhuis%20te%20Pieterburen.html
- https://www.absolutefacts.nl/kastelen/data/dijksterhuis.htm
- https://noorderland.nl/artikel/633997/vergeten-groninger-borg-het-verhaal-van-het-dijksterhuis
- https://sannemeijeronderweg.nl/van-lauwerszee-tot-dollard-tou-deel-4-pauze-in-pieterburen/
- https://www.groningerkerken.nl/downloads/ROUWBORDEN_IN_PIETERBUREN.pdf
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/diederik-sonoy-1529-1597-wel-geus-maar-niet-voor-oranje
- https://www.frieseregimenten.nl/officier/diederik-sonoy/
- http://www.marceltettero.nl/tettero/ZuidHolland/Sonoy.htm
- https://www.dwangburchten.nl/artikel/sonoy-kok.htm
- https://www.dodenakkers.nl/algemeen/sonoy.html
- https://westfriesmuseum.nl/ontdek-het-verhaal-van-hoorn/
- https://www.hvalkmaar.nl/wp-content/uploads/20150929-AC-Baron-Bernard-Snoy.pdf
- https://resources.huygens.knaw.nl/media/wvo/images/edities/KHG/10284_ed.pdf
- https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Malsen
Aa, J.A. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. 14 dln. (Gorinchem 1839-1851).‘Aanzoek van prins Willem I van Oranje om de hand der dochter van Diederik Sonoy voor zijnen natuurlijken zoon Justinus van Nassau’, Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht 7 (1851) 147-148.
‘Antwoord van Diederik Sonoy aan den prins van Oranje’, Kronijk van het Historisch Gezelschap te Utrecht 7 (1851) 148-149
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu01_01/molh003nieu01_01_2064.php
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu05_01/molh003nieu05_01_0995.php
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/een-klein-schansje-als-onneembare-vesting
- https://ruinekerk.nl/historie/
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-slag-bij-noordhorn-30-september-1581
- https://resources.huygens.knaw.nl/media/wvo/images/07000-07999/07808.pdf
- https://geschiedenislokaalwestfriesland.nl/bronnen/de-trommel-omslaan
- https://www.vestingmuseum.nl/spaanse-furie-legt-naarden-in-de-as/
- https://www.erfgoedalkmaar.nl/bouwhistorie-3/detail-op-dinsdag/polsstokbriefjes/
- https://8october.nl/over-alkmaar-ontzet/#de-belegering
- https://dutchrevolt.library.universiteitleiden.nl/nederlands/geografie/n/dutch_geografie_n_naarden/
- https://okv-medenblick.nl/wp-content/uploads/De-brieven-van-Diederik-Sonoy-1572-1578.pdf
- https://www.kistemaker.nl/diversen/medemblik_jaartallen/medemblik_jaartallen_1551-1600.php
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu05_01/molh003nieu05_01_0995.php
- Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886) 

dinsdag 17 juni 2025

In dienst van Stad en Staat: Osebrandus Egberts Clant (No 7.928)

Osebrandus Egberts Clant (No 7.928)

Dit artikel is het zesendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

Osebrandus (Oesebrandt) Egberts Clant is geboren in 1575 op de Menkemaborg. Hij is overleden in 1624 en is de zoon van Egbert Clant en Reneke Renica Fraeylema.




Afbeelding 1 Osebrand Egberts Clant. In het oog springen de drie massief gouden schakelkettingen. Aan het uiteinde daarvan hangen een set ringen, een zegelstempel en een gouden tandenstoker. Verder is hij opgesierd met een molensteenkraag en kanten manchetten. Om zijn middel draagt hij een zilveren gordel, waar zijn sabel aan hangt. Osebrandts rechterhand rust op een rijkversierde hoed met gouden accessoires, edelstenen en gekleurde veren. (Bron: collectie Groningen)

Osebrand is op 3 maart 1610 getrouwd met Josina Manninga tot Dijksterhuis (tho Lutzborg). Josina is geboren in 1590 en overleed al in 1622. Zij was de dochter van Luirt Manninga tot Dijksterhuis en Emerantania van Sonoy. Emerantia was de dochter van Diederick van Sonoy, de bekende geuzenleider en een van de ondertekenaars van het smeekschrift der edelen aan landvoogdes Margaretha van Parma.



Afbeelding 2 Uitsnede ui het trouwboek van de Kerkelijke gemeente Groningen met de datum 17 maart 1610 en de namen Oesebrandt Clandt van Menkema en Josina Manninga van Dijksterhuis


In 1593 erfde Osebrandus de Menkemaborg in Uithuizen en liet het, tijdens zijn huwelijk met Josina in 1614 restaureren:  "ANNO 1400 IS MENCKEMA HUES VORNELT. ANNO 1614 DORCH GOTS GNADE GEREPARERT", staat op noordoostelijke vleugel van het gebouw. In hetzelfde jaar wordt hij aangesteld als redger. Een redger was een plaatselijke bestuurder in de provincie Groningen, met name in Hunsingo en Fivelgo, die als plattelandsrechter en notaris optrad, een praktijk die tot 1795 duurde. Osebrants familie bleef deels katholiek, hij zelf ging over naar het protestantse geloof, maar waarschijnlijk meer uit lijfsbehoud dan uit overtuiging.

De Menkemaborg

De Menkemaborg is een steenhuis, een rechthoekige toren, waar in de loop der tijd delen zijn aangebouwd. ligt in het Groningse dorp Uithuizen (gemeente Het Hogeland ), in de provincie Groningen , gebouwd in zijn huidige vorm in de 17e eeuw, maar waarvan de oorsprong teruggaat tot de 14e eeuw. en was de residentie van de familie Menkema.




Afbeelding 2 Gevelsteen aan de oostzijde van de Menkemaborg met de wapens van Clant en Manninga. Hier staat: “Anno 1400 is Menckemahues vornelt Anno 1614 dorch Gots gnade gereparert E Sendet S De Doot”.





Afbeelding 3 De Menkemaborg op een oude tekening


Afbeelding 4 De Menkemaborg met tuin in de moderne tijd

In de eetkamer van de Menkemaborg hangen de zeventiende-eeuwse beeltenissen van Osebrandt Clant van Menkema (zie hierboven) en zijn vrouw Josina Manninga tho Lutzborg (1590-1622). Deze portretten zijn in 1947 door het Groninger Museum aangekocht. De portretten werden gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk van hen. 



Afbeelding 5 Josina Manninga (bron: collectie Groningen)

Osebrand is eerder getrouwd geweest met Margaretha Lewe., namelijk op 23 januari 1603 in Peize. Op een grafzerk inde kerk van Uithuizen staat: "ANNO 1606, DEN 1 FEBRUARII, IS IN DEN HEREN ENTSLAPEN DIE EDELE, EER ENDE DOEGENTRYCHE VROUWE MARGARETHA LEWE GENANDT CLANT, VROUWE TOE WTHUISEN OP MENCKEMA.". 

Op 9 oktober 1622 trouwt Osebrant voor de derde keer. Nu met Anna Amalia van Zanten.

Osebrand en Josina hadden drie kinderen: zoon Alard Joost Clant (no. 3.964),  geboren in  1620 en overleden in 1652 en dochter Margaretha Clant van Menkema, geboren in  1619 en overleden in 1642. De oudste zoon, Luirdt Egbert Clant van Menkema, geboren in 1614 in Groningen trouwde met Helena Maria Clant tot Breede. Hij overleed in 1665.

Bronnen en literatuur:

- https://rijksmonumenten.nl/monument/512292/menkemaborg-01-menkemaborg-hoofdgebouw/uithuizen/

- https://collectiegroningen.nl/bladeren/?type=&cg%5Boid%5D=1447&cHash=878869ff902b02fbf49a9b735848a40a

- https://dagvanhetkasteel.nl/bezoek-kastelen/listing/menkemaborg/

- https://www.redmeralma.nl/uithuizen.htm

- https://histoforum.net/borgen/Clant%20en%20de%20Menkemaborg.pdf

AlleGroningers te Groningen, DTB Trouwen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 158..., Kerkelijke gemeente Groningen, archief 124, inventaris­num­mer 158, 17 maart 1610, Ondertrouwboek 1603-1611, folio 89

AlleGroningers te Groningen, DTB Trouwen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 159..., Kerkelijke gemeente Groningen, archief 124, inventaris­num­mer 159, 9 oktober 1622, Ondertrouwboek 1611-1623, folio 152a

vrijdag 13 juni 2025

Lucas Allerts Clant van Ayckema (no.1.982)

Lucas Allerts Clant (no 1.982)

Dit artikel is het vijfendertigste. uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat. 

Lucas Allerts Clant van Ayckema tot Grijpskerk werd als telg van het bekende Ommelander geslacht Clant geboren in Warfhuizen in 1647. Hij is gedoopt op 21 december 1647 in Groningen. Hij overleed op de borg Ayckema in Grijpskerk in 1705. 

Lucas Clant van Ayckema tot Grijpskerk, zoon van Allard Joest Clant van Lulema en Maria Helena Clant, trouwde ook met een Clant, Geertruida Clant (Truida), dochter van Jan Remmert Clant en Ulcia Maria Auwema. Truida stamde net als Lucas af van Allard Clant en Margaretha Lewe. Truida is in 1654 geboren en is op 11 juni 1654 in de kerk in Grijpskerk gedoopt. In de zestiende en zeventiende eeuw trouwde men wel vaker binnen de familie om zo het familiekapitaal in stand te houden. Truida was een achternicht van Lucas.

Monopolie of een potje schaken? Een verhaal van eer, macht en kapitaal

Het verhaal omtrent dit wat eigenaardige huwelijk doet nu wereldvreemd aan, maar was, zoals gezegd, in de zestiende en zeventiende eeuw niet ongebruikelijk. Truida was vanwege haar rijkdom een gewilde huwelijkskandidaat. Truida Clant werd in 1654 geboren en was enig kind. Haar ouders bezaten de Aykemaborg bij Grijpskerk. Ze waren schatrijk maar stierven al snel na de geboorte van Truida. Jan Remmert sterft in 1655, zijn vrouw Ulcia een jaar later. Truida werd dus wees op op driejarige leeftijd. En was dus steenrijk. Ze kon in elk geval een bedrag van 30.000 gulden verwachten. In die tijd een kapitaal. Ze kreeg toen drie voogden en kwam te wonen in de Haddingestraat in Groningen bij haar grootvader Iwo Auwema van Tolbert (no 7.934) en zijn tweede vrouw Etta Coenders en hun acht kinderen. 



Afbeelding 1 De Aykemaborg (ook wel blauwe borg genoemd) was een borg een kilometer ten westen van het Groningse dorp Grijpskerk. De borg zelf is gesloopt in 1768, maar de plaats waar de borg stond is nog vaag te herkennen in het landschap. De borg bevond zich op een vierkant, omgrachte borgstee van zo'n 90 bij 90 meter en had een oprijlaan naar de Heere Weg van zo'n 250 meter. De gracht is inmiddels wel gedempt.



Afbeelding 2 Kadastrale kaart uit 1832 met de vierkante omtrek van de Aykemaborg

Toen Truida 13 jaar werd had Etta Coenders al een huwelijkskandidaat voor Truida op het oog: een  neef genaamd Mello Coenders. En dat terwijl in het contract tussen de voogden en Etta juist bepaald was dat "goede opsicht ende sorge draagen voor dese haere pupille, ten einde deselve van d’eene off ander persoon niet mooge werden misleidet ende vervoert.", Oftewel de boze stief grootmoeder had niet echt het beste met het meisje voor. Maar een huwelijk van de minderjarige Truida moest nog wel worden goedgekeurd door haar voogden. En twee van de drie voogden behoorden tot de familie Clant. En die zagen het niet zitten dat Truda door een huwelijk al dat geld richting de familie Coenders zou laten vloeien. Daarom zochten ze snel een geschikte kandidaat uit de eigen "clan" en dat werd Lucas Clant, een achterneef van Truida.

Op 18 juli 1667 schaakte Lucas samen met zijn oom Willem de 13-jarige Truida en haar 17-jarige tante Bouwina bij een uitje naar de uitspanning de Roode Haan bij een overzetveer aan het Reitdiep in Groningen.. De dames werden meegenomen naar Spijk in Oost-Groningen., met het slappe excuus dat de stadspoort van Groningen al dicht was en er geen goede herberg in de buurt was. In Spijk woonde de stiefvader van Lucas Clant, Reint Ubbena, een van de voogden van Truida. De familie van Coenders was woedend en sprak van een criminele ontvoering en het Groninger stadsbestuur stuurde een gerechtsdienaar met zeven ruiters en twee soldaten naar Spijk om de meisjes te halen. Maar Truida zat inmiddels al in Godlinze op een andere borg en tante Bouwina ging gewoon terug naar haar ouders in Groningen. Maar Bouwina koos uiteindelijk toch voor Willem Clant en liet zich in maart 1668 opnieuw door hem schaken. Er volgde een hooglopende ruzie tussen het stel en de  familie Coenders. Bouwina werd door haar moeder onterfd. Ondertussen had Willem een lid van de Coenders familie tot een duel uitgedaagd. Nu zat de stad Groningen niet te wachten op dit soort heethoofden en Willem werd verbannen, iets dat later weer werd teruggedraaid: het begon aardig uit de hand te lopen. Er volgden rechtszaken en allerlei instanties werden er bij gehaald. Ludolph Coenders, de broer van Etta was namelijk raadsheer in de Stad Groningen en kende veel juridische wegen.

Daarbij kwam ook nog een politiek conflict. Want de familie Coenders was op de hand van de stad Groningen, terwijl de familie Clant voor de Ommelander zaak streed.

De familie Coenders vonden het verlies van Bouwina vervelend maar de rijke Truida was voor hen veel belangrijker. Met haar zou immers de Aykemaborg en al haar andere bezit verloren gaan. Ondanks fikse tegenwerking trouwden Truida en Lucas uiteindelijk in het Oost-Friese Loga.

Ook het stadsbestuur van Groningen realiseerde zich inmiddels dat ze voor het karretje van Coenders waren gespannen en kwam tot het inzicht dat er wel heel veel eigenbelang bij Coenders speelde.
En toen Lucas Clant op 15 oktober 1668 om de zeggenschap over Truida’s goederen vroeg kreeg hij die. Hij woonde toen al op de Aykemaborg in Grijpskerk. Truida nam pas op 3 juni 1669 haar intrek op Aykemaborg. Dat zal met haar leeftijd te maken hebben, het stadsboek van Groningen uit 1425 eiste dat een bruid minstens 15 jaar was. Wellicht wilde Clant zich in die zin toch nog enigzins aan de wet houden of vond hijzelf 13 jaar toch ook wel wat jong. Of ze lang en gelukkig leefden? Misschien. Ze kregen in elk geval wel 18 (!) kinderen. Elders wordt het getal van 13 genoemd, ook nog een respectabel getal.

De kinderen, voorzover bekend:

1. Osebrand Lucasz Clant  ????-1736 
2. Allard Joost (Joest) Lucasz Clant  1670-1722, gedoopt op 10 maart 1670 in de Nieuwe Kerk in Groningen, geboren in de Boteringestraat, Groningen, Grietman van Westerdeel-Langewolt, Visvliet en de Ruigwaarden in 1720
3. Jan Remmert Lucasz Clant  1671-????, gedoopt op 14 april 1671 in de A-kerk, Groningen, overleden voor 1672
4. Johan Remmert Lucasz Clant  1672-<1685, geboren in de Boteringestraat in Groningen, gedoopt op 13 oktober 1672 in de A-Kerk, Groningen, overleden voor 1685
5. Reint Lucasz Clant  1674-< 1681, geboren in de Boteringestraat in Groningen, gedoopt op 20 februari 1674 in de Nieuwe Kerk, Groningen
6. Otte Lucas van Clant  ± 1675-1739
7. Lucas Lucasz Clant  1675-???? Gedoopt in de Nieuwe Kerk, Groningen op 8 oktober 1675
8. Ulcia Maria Lucas Clant  1679-1711, gedoopt op 8 mei 1679 in de Martinikerk, Groningen. Ze deed belijdenis op 6 september 1697. Ze is met Unico Michiel de Herthoge van Feringa getrouwd op 28 december 1698 in Grijpskerk. Ze hadden twee zonen. Ze overleed op 30 januari 1709,
9.Reint Lucasz Clant  1681-< 1687, gedoopt in te Martinikerk, Groningen op 3 mei 1681
10.Jan Rimmert Clant, gedoopt op 27 juni 1686 te Grijpskerk, overleden voor 1686
11.Reint Lucasz Clant  1687-????, gedoopt op 18 december 1687 in Grijpskerk
12.Gesina Elisabeth Lucasd Clant  1689-????, gedoopt op 8 maart 1689 in Grijpskerk
13.Josina Elisabeth (Jesina) Lucasd. Clant van Aikema 1691-1731. Geboren in de Boteringestraat in Groningen, Gedoopt op 11 december 1691 in de Martinikerk in Groningen. Zij trouwt met Gijsbert Herman Jarges, ritmeester.
14.Jan Remmert Lucasz Clant  1695-1726, doop op 2 juni 1695 te Grijpskerk, geboren bij de Poel (is het brede gedeelte van het diep in het dorp Grijpskerk)

Lucas was jonker, hoveling en grietman (een functie die de ambten van bestuurder en rechter combineerde) van Westerdeel-Langewold van 1682 tot 1694, Visvliet in 1689 en de Ruigewaarden, in 1689. Verder wordt hij genoemd als lid van de Generaliteits-Rekenkamer (alhoewel dit eerder een naamgenoot zou kunnen zijn, gezien de datum die in een bron genoemd wordt - 1626 tot 1628) en in 1692 lid van de Staten-Generaal. Daarnaast was hij in 1697, 1698 en 1705 curator van de Groninger Academie. 

Het beleg van Groningen in 1672

Tijdens het beleg van Groningen in het rampjaar 1672 werd op 20 juli Lucas Clant namens de Ommelanden als raadgever aan luitenantgeneraal Rabenhaupt toegevoegd. Hij kwam in de plaats van Eiso Jarges. Andere leden van de raad waren Oesebrandt Johan Rengers, ook namens de Ommelanden en Johan Isbrandts namens de stad Groningen en Johan van Julsinga (een van de burgemeesters). Deze "commissie van defensie" had volmacht om alle maatregelen te nemen die zij voor een krachtige verdediging nodig achtten. Op dat moment werd de stad gebombardeerd met bommen en granaten. Het beleg werd uiteindelijk beëindigd en nog altijd wordt dat gevierd op "Bommenberend", genoemd naar de bisschop van Münster, Christoph Bernard von Galen. Hij was met 24.000 man naar Groningen getrokken om de stad te veroveren.

Rabenhaupt

Carel Rabenhaupt of Karel Robmhap ze Suché, geboren in Bohemen op 6 januari 1602 en dus al 70 jaar oud, was baron van Suchá, erfheer in Lichnice en Třemošnice, heer van Crumbach. Hij behoorde tot de zogenaamde Moravische Broederschap, een stroming die bestond uit volgelingen van onder andere Jan Hus.die in 1620 uit Bohemen werden verdreven. Voorafgaande aan het rampjaar 1672 werd hij voor 4.000 rijksdaalders als legercommandant ingehuurd door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden om de stad Groningen te verdedigen. Op 7 maart 1671 trad hij als kolonel in dienst van het Staatse leger en kreeg bevel over een regiment dat zijn naam voerde. Op 31 maart 1672 werd hij bevorderd tot luitenant-generaal. Rabenhaupt had een deel van het gebied rond de stad echter onder water laten zetten en had bruggen aan de zuidkant van de stad laten afbreken. Verder was er flink wat munitie en voedsel ingeslagen. Dus ondanks dat het een maand lang bommen en granaten regende en de zuidkant van de stad aan puin werd geschoten hield de stad stand. Wat verder meespeelt is dat versterking voor de bisschop uitblijft en er na enkele flinke regenbuien ziekten uitbreken. Op 27 augustus trekt Bommenberend zich terug.

Nadat hij de Groningers had geholpen bevrijdde hij  Coevorden. Hij wist de troepen van Bommenberend in april 1674 terug te drijven tot Nordhorn en Neuenhaus in het Graafschap
Bentheim. Zijn laatste actie als militair was in 1674 bij Grave, dat door de Franse troepen werd bezet
gehouden. Rabenhaupt overleed op 12 augustus 1675 in Coevorden en werd op 3 september
1675 in de kerk aldaar begraven.




Afbeelding 3 Carel Rabenhaupt, baron van Sucha (bron: Groninger museum)





Afbeelding 4 "Bommenberend" Bernard van Galen, bisschop van Münster


Afbeelding 5 Het beleg van Groningen, gezien vanaf het zuiden, juli 1672


Lucas zette zich verder in voor de komst van een veerdienst tussen Grijpskerk en Groningen, welke ook gerealiseerd werd in 1674. Op 28 februari van dat jaar gaven de Provinciale Staten er toestemming voor. De bewoners van Grijpskerk werd vrij vervoer gegund. In 1701 koopt hij samen met Carel Ferdinand van In- en Kniphuisen de Borg Reitsema. Ook deze borg wordt later gesloopt.

Lulemaborg 




Afbeelding 6 De Lulemaborg in Warfhuizen. 

De familie Clant woonde tot 1654 in de Lulemaborg in Warfhuizen. De borg stond even ten zuiden van het Hogelandster dorp Warfhuizen aan de oostzijde van de weg. Het is niet bekend wanneer de borg is gebouwd, maar waarschijnlijk rond 1600. In 1822 werd de Lulemaborg in een van de plaatselijke kroegen op afbraak verkocht en in 1823 daadwerkelijk afgebroken. De laatste fundamenten werden in 1841 uitgegraven. De zuidelijke borggracht werd in de jaren 1920 of 1930 dichtgegooid. Een dikke boom midden in de weilanden herinnerde nog lange tijd aan de Lulemaborg, maar ook die sneuvelde toen de bevolking tijdens de laatste winter in de Tweede Wereldoorlog gebrek kreeg aan brandhout. Oftewel er is niets meer van over. Een weiland in Burum is nog aan te wijzen als de plek waar de borg ooit heeft gestaan.


Afbeelding 7 De plaats waarde Lulemaborg ooit heeft gestaan

Alleen de windvaan in de vorm van een vierpotige draak met de snavel van een adelaar (een griffioen dus) herinnert in Warfhuizen nog aan de familie Clant. Ook in Zuidborn is nog zo'n windvaan. Zowel in Warfhuizen als in Zuidhorn waren leden van de familie Clant collatoren (= iemand die het recht heeft om een predikant aan te stellen). In Warfhuizen zijn de drie vissen uit het familiewapen van Clant uit de vleugel van de draak/griffioen gezaagd. Helaas is dat vanaf de grond niet echt mogelijk om te zien.




Afbeelding 8 Kerk met de windvaan in de vorm van een draak in Warfhuizen


Afbeelding 9 Een detailfoto van de windvaan in de vorm van een draak in Warfhuizen

Wat verder nog resteert is een haardplaat en twee wapenleeuwen. Destijds werd alles te gelde gemaakt dus het is niet uitgesloten dat elders nog relieken van het gebouw zijn terug te vinden.
 

Afbeelding 10 Haardplaat afkomstig uit de Lulemaborg. De tekst gaat waarschijnlijk over Maurits van Nassau in Brazilie, maar wat de link dan met de Lulemaborg is, is onduidelijk


Afbeelding 11 Twee wapenleeuwen afkomstig uit de Lulemaborg, nu bij een boerderij in Zuurdijk

In de veertiende eeuw, te weten in 1377, wordt het geslacht Clant voor het eerst vermeld; de oudst bekende stamvader is Hendrik Clant. Leden van het geslacht speelden een grote rol in de geschiedenis van Groningen. Een aantal leden werd burgemeester van de stad Groningen, sommige waren lid van de Staten van het gewest Stad en Lande en lid van de Staten-Generaal. Zo  was er ook een Otto Clant die in 1586 tijdens de Tachtigjarige Oorlog toen de Spanjaarden Friesland aanvielen, weigerde om zich over te geven. Hij had zich in de kerk van Boksum verschanst. De Spanjaarden boden hem genade (kwartier) aan, maar hij hield vol met strijden. Hij wikkelde zich in zijn vaandel om het zo beter te kunnen verdedigen en zijn zwaard te kunnen hanteren maar werd uiteindelijk overweldigd en doorstoken. Er is later een school in Boksum naar hem vernoemd en er is een lied over zijn heldendaad geschreven:

Slechts een nog houdt er vechtend stand,
Hoe luid de moordkreet tier,
Hij zwaait zijn kling met d'eene hand,
Met de and're 's Lands banier.
Wie is hij, die zoo lang zich weert,
Schoon 't alles om hem blaakt?
Die neerstoot wie te dicht hem naakt,
Van lijken zich een borstweer maakt
En duizend dod'n braveert?
Nog is zijn voorhoofd onverzengd
van 's levens zonnebrand;
Wie is hij, die noch zwicht of zwenkt?
't Is Jonker Otto Clant.



Afbeelding 12 Familiewapen van de familie Clant.

Op 13 maart 1706 werd de nalatenschap van Lucas Clant en Trudea (Truida) Clant verdeeld. In de kerk van Grijpskerk ligt een grafzerk van hen met de tekst "ALS AERDE IN AERDE SAL WORDS GESET EN AERDE IET AERDE SAL WORDS NEDECT EN AERDE (JUT AERDE SAL WORDE VERWECT EN AERDE OP AERDE SAL STAERVEN EN HAER OORDEL SAL ONTFAEN, HEEFT AERDE OP AERDE DOG EN DEUCHT GEDAEN. OCH WAT LOON SAL AERDE DU VA GOD ONTFAEN."

Slechts zes van de achttien kinderen leefden toen nog. Eerst kreeg hun oudste zoon, Allard Joost, de blauwe borg. Hij stierf er als vrijgezel, in 1722.  Daarna nam de tweede zoon, Jan Remmert, de borg over, maar die ging vier jaar later al dood, ook als vrijgezel.  En zo kwam de borg Aikema in handen van de derde zoon, Osebrand, die wèl getrouwd was en kinderen had, Osebrand, niet te verwarren met Osebrand Egertsz Clant (no 7.928) was majoor bij het regiment infanterie en was getrouwd met Sybilla Johanna Tamminge. Hun oudste zoon Lucas erfde na het overlijden van Osebrand in 1736 de Aikemaborg. Met hem ging het ook niet goed, hij werd in 1752 onder curatele gesteld. Om de schulden te betalen werd de borg door de bewindvoerders verkocht. In 1768 werd de borg afgebroken.

Bronnen en literatuur:

- https://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Borgen/Warfhuizen/Lulema/De%20Lulemaborg%20bij%20Warfhuizen.html
- https://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw/#source=3&page=119&view=imagePane
- https://www.frieseregimenten.nl/officier/otto-clant/ 
https://www.oogtv.nl/uitzending-gemist/tv/truda-clant-een-17e-eeuwse-schaking-en-het-bezit-van-de-aykemaborg-benos-stad-43-10-11-1999/
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Aykemaborg
- https://www.databankschakingen.nl/etta-coenders-tegen-de-voogden-van-haar-kleindochter-truda-clant/
AlleGroningers te Groningen, DTB Dopen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 147..., Kerkelijke gemeente Groningen, archief 124, inventaris­num­mer 147, 10 maart 1670, Algemeen doopboek 1658-1676
AlleGroningers te Groningen, DTB Dopen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 148..., Kerkelijke gemeente Groningen, archief 124, inventaris­num­mer 148, 8 mei 1679, Algemeen doopboek 1676-1705
AlleGroningers te Groningen, DTB Dopen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 210..., Kerkelijke gemeente Grijpskerk, archief 124, inventaris­num­mer 210, 2 juni 1695, Doop- en trouwboek 1683-1811
AlleGroningers te Groningen, DTB Dopen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 210..., Kerkelijke gemeente Grijpskerk, archief 124, inventaris­num­mer 210, 27 juni 1686, Doop- en trouwboek 1683-1811
https://www.redmeralma.nl/grijpskerk.htm
- https://groninganus.wordpress.com/2018/11/12/schiere-stee-dat-aikema/
- http://www.lidmatengroningen.nl/grijpskerk.htm
- https://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Borgen/Verdwenen%20borgen%20in%20Groningen/Verdwenen%20borgen%20in%20Groningen.html
- https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu03_01/molh003nieu03_01_0389.php
- Nieuwsblad van het Noorden, 25 april 1977; 29 juni 1991; 30 september 1977; 19 juli 1972
- Onze toekomst, 20 september 1922
- https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/bommen-berend-in-1672-groningens-ontzet
- Voor vrijheydt ende vaderlandt, stad en lande in 1672, 1922, p. 38
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_grietmannen_van_de_Drie_Waarden
- https://resources.huygens.knaw.nl/BesluitenStaten-generaal1626-1651/silva/sg/functies/322881
- https://www.windgenealogie.org/re/re-000088.htm#BM211117
- https://www.groningerkerken.nl/downloads/Windwijzers_op_Groninger_torens_en_kerken_I.pdf
AlleGroningers te Groningen, DTB Dopen Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, Bron: boek, Deel: 210..., Kerkelijke gemeente Grijpskerk, archief 124, inventaris­num­mer 210, 18 december 1687, Doop- en trouwboek 1683-1811
https://www.oorlogsbronnen.nl/bron/http%3A%2F%2Fbeeldbank.cultureelerfgoed.nl%2Falle-afbeeldingen%2Fdetail%2F74554a1f-6323-ec36-6199-d87672d9bacd%2Fmedia%2Fa5b53d27-4a60-b139-b850-44946fed8db4



In dienst van Stad en Staat: Gijsbert Harmen Jarghes (No. 990)

Gijsbert Harmen Jarghes (no. 990) Dit artikel is het negenendertigste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en g...