zaterdag 24 oktober 2020

In dienst van Stad en Staat: Gerben Gerbenzon

In dienst van Stad en Staat: Gerben Gerbenzon (No 32)

Dit artikel is het vierde uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

De schutter

Dit vierde artikel gaat over Gerben Gerbenzon. Hij is geboren op 8 oktober 1806, gedoopt op 9 november 1806 en overleden op 15 september 1881. In 1829 was hij een van de uitvoerders van een volkstelling. Hij was op 1 februari 1832 getrouwd met Johanna Margaretha Lodema en had twee dochters, Dieuwke en Catharina Margaretha en een zoon, Johannes Elsertus. Catharina Margaretha is maar 15 maanden oud geworden. Een jaar later kregen ze nog een dochter die dezelfde naam kreeg.

In 1826 zat Gerben bij het depot bataljon (reserve bataljon), zoals uit zijn zakboekje blijkt. Hoe hij bij deze reserve is gekomen zal via de volgende procedure zijn gegaan.

Op basis van een inschrijvingsregister werd een alfabetische lijst opgesteld en van die lijst werd weer een lotingslijst gemaakt. 


Afbeelding 1 Voorblad van het Alfabetische register van de ingeschrevenen voor de dienstdoende schutterij in de Gemeente Leeuwarden



Afbeelding 2 Vermelding van Gerben Gerbenzon in de alfabetische lijst met lotnummer 91. Bij aanmerkingen staat dat hij een rang van officier had.

Een commissie van onderzoek deed uitspraak over een eventuele vrijstelling, waarvan aantekening werd gemaakt op de lijst. Een lotingscommissie stelde daarna een algemene lijst op, waarop de vrijgestelden niet meer voorkwamen. Op deze lijst werden, naar volgorde van lotingsnummer, eerst de ongehuwden en weduwnaars geplaatst, daarna de gehuwden. Tenslotte werd de bijzondere rol opgesteld, waarop zoveel namen werden geplaatst als er nieuwe schutters nodig waren. Als een schutter in de loop van het jaar verhuisde of kwam te overlijden, dan werd de eerstvolgende op de algemene lijst ingelijfd. Het systeem van nummerwisseling werd ook bij de schutterij toegepast. 

Er werd in de Manege in Leeuwarden geoefend. De opleiding duurde een half jaar. Iedere eerste maandag van de maand werd op het schuttersveld tussen het Nieuwe Kanaal en Achter de Hoven geoefend en enkele malen per jaar was er een parade op het Wilhelminaplein. De schietbaan was achter Cambuur. 

Zo wist Leeuwarden een sterkte van ongeveer 700 schutters te behouden, waarvan de helft als reserve. In vredestijd hield de schutterij zich bezig met het ondersteunen van de politie, bijvoorbeeld bij grote branden maar had het vooral een ceremoniële functie. Op hun sjako hadden ze een kokarde met een gele bal met een klein wit balletje, dat door de Leeuwarders “citroentje met suiker” genoemd werd.

Het liedje ‘1, 2, 3, 4, hoedje van papier' is trouwens een spotliedje op de snelle manier van produceren van sjako’s ten behoeve van de Nederlandse Mobiele Schutterij voor de mobilisatie  van 1830-1839. Het binnenwerk van de sjako werd gemaakt van leer, vilt en karton.




Afbeelding 3 Zakboekje van Gerben Gerbenzon

Verderop in het zakboekje staat zijn signalement. Hij was 1 el, 6 palm, 3 duim en 5 streepjes groot. Bij de invoering van het metrieke stelsel in 1820 werd een el gelijkgesteld aan een meter; een palm een decimeter, een duim een centimeter en een streepje een millimeter. Hij was dus afgerond 1 meter 64. 


Afbeelding 4 Signalement in het zakboekje

Zoals in een eerder artikel gezegd konden in tijden van nood de schutters worden opgeroepen om dienst te doen als landstorm. De enige keer dat dit heeft plaatsgevonden was in 1830, tijdens de Belgische Opstand. De dienstdoende en rustende schutterijen werden verenigd tot een korps, genaamd de Vriesche Mobiele Schutterij, die gelegerd werd in Noord-Brabant. Pas toen in 1839 er eindelijk vrede gesloten werd mochten de schutters weer naar huis.

De grenadier

Gerben is als vrijwilliger in oktober 1830 bij de grenadiers in dienst getreden. De eenheidsnaam Garde Grenadiers bestaat in velen landen en werd in de middeleeuwen al toegekend aan Franse elite troepen. Het woord Grenadier is dan ook afgeleid van het Franse woord "Grenade" wat "Granaat" betekent. Deze "handgranaten" waren destijds het belangrijkste wapentuig van de Grenadiers. 

Dit was in de tijd dat bataljons op linie tot op een meter of 50 van de vijand afmarcheerden. De Grenadiers stonden vooraan. Gereed met hun handgranaten, om deze op bevel op de vijand te mikken. Grenadiers moesten dan ook lange mannen zijn met lange armen om de granaten zover mogelijk te gooien. Het waren militairen van wie meer verwacht en geëist werd dan van de gemiddelde militair. Zij vingen als voorste linie de zwaarste klappen op. Zo zijn ook de berenmutsen te verklaren waaraan de Grenadiers te herkennen zijn. Bij charges van de vijandelijke cavalerie ving deze muts (hopelijk) de sabelslagen op. 



Afbeelding 5 Regiment Grenadiers 

Onder het oog des Konings

Het huidige Nederlandse Garderegiment Grenadiers is opgericht op 7 juli 1829 tijdens de regering van Koning Willem I. Omdat het Garderegiment toen belast was met de zorg voor de veiligheid van de vorst dienden de grenadiers aanvankelijk in Brussel. Later werd de Koning in Den Haag beveiligd "onder het oog des Konings".

De Grenadiers vormden een afzonderlijk keurkorps. De eisen om Grenadier te worden waren in 1830 streng: de minimale lengte was 1.72 meter en verder dienstijver en goed gedrag. Later, in 1866, daalde de lengte eis naar 1.67 meter. Volgens het zakboekje van Gerben was hij echter bijna 1 meter 64 groot. Wellicht nam men het tijdens de opstand van België iets minder nauw met deze regel. Als wapen hadden de Grenadiers een sabel en een lange buks.

Na de overwinning op Napoleon bij Waterloo in 1815 is het in Europa nog steeds onrustig. Dit geldt ook voor het Koninkrijk der Nederlanden dat toen uit het huidige België, Nederland en Luxemburg bestond. het noordelijke en het zuidelijke deel blijken politiek en cultureel uit elkaar te zijn gegroeid. In 1830 broeit het in België waar de katholieken en liberalen het niet eens zijn met het beleid van koning Willem I en velen aansluiting met Frankrijk zoeken. Het komt tot een oproer in Brussel die uitgroeit tot een nationale opstand. Met steun van Engeland wordt Prins Leopold van Saxen-Coburg koning der Belgen en een jaar later helpt Frankrijk België zich definitief los te maken van Nederland. 

Het Regiment Grenadiers bestond uit drie bataljons van elk vier compagnieën en het kreeg in 1830 te maken met het oproer in Brussel. De eerste openlijke uitbarsting van het oproer vond in augustus 1830 plaats na de operavoorstelling "De stomme van Portici" in de Muntschouwburg. Wapenwinkels werden geplunderd en kort daarna hoorde men de eerste schoten in de straten van Brussel.

Op 23 september 1830 trok op bevel van Koning Willem I, een legerkorps van 14.000 man Brussel binnen, onder aanvoering van de Grenadiers en Jagers. Men stuitte op heftige tegenstand. Huis na huis, barricade na barricade moest worden veroverd. Pas tegen de avond luwde de strijd. Er moest tenslotte ook gegeten worden en als het donker is zie je niet veel. De volgende ochtend werd een rood-geel-zwarte vlag op de opstandelingen veroverd, deze vlag bevindt zich nu nog in het Historisch Museum van Grenadiers en Jagers.

Gerben Gerbenzon heeft deze strijd om Brussel niet meegemaakt. Hij was immers pas in vanaf 5 oktober 1830, als vrijwilliger, bij de Grenadiers in dienst getreden. Daarvoor zat hij, zoals hierboven in zijn zakboekje te lezen viel, bij het reserve bataljon. Aan de tiendaagse veldtocht heeft hij wel meegedaan. In 1832 heeft hij daarvoor het metalen kruis ontvangen.


Afbeelding 6 Het metalen kruis


Afbeelding 7 Certificaat metalen kruis

Toen op 21 juni 1831 Koning Leopold, zoals dat zo mooi heet, in zijn nieuwe waardigheid werd bevestigd, beloofde hij Limburg bij België te voegen. Koning Willem I besloot hierop opnieuw de wapens op te pakken, wat leidde tot de Tiendaagse Veldtocht.

In augustus 1831 doorbraken de Nederlandse troepen de eerste Belgische weerstanden. Over drie assen werd België binnengevallen. Het aanvalsplan bestond uit een tangbeweging: één rechtstreeks naar Antwerpen en Brussel en de andere via Limburg naar Brussel.

De afdeling Grenadiers hoorde bij de eerste brigade van de eerste divisie en, bestond uit twee bataljons, ieder met vier compagnieën, en een depot van twee compagnieën.  Een compagnie van de grenadiers was als volgt opgebouwd: een kapitein, een 1e luitenant, twee 2e luitenants, een sergeant-majoor, ze sergeanten, een foerier, acht korporaals, vier tamboers/hoornblazers, vijfentachtig vrijwilligers, dertig dienstplichtigen met een diensttijd van 12 maanden en vijfenzestig dienstplichtigen met een diensttijd van een maand en veertig mobilisabele dienstplichtigen. In totaal 249 man. (1)

De 1e divisie, viel aan over de westelijk as. Na vijf dagen werd de plaats Diest bezet, het doel was om het Maasleger van het Scheldeleger te scheiden was bereikt. Het Maasleger vluchtte in een chaotische terugtocht. Het tweede bataljon Grenadiers heeft zich bij de opmars naar Leuven uitzonderlijk onderscheiden. Op 12 augustus wilde de 1e Divisie de aanval op Leuven openen, maar Frankrijk en Engeland stonden niet toe dat de Nederlandse aanval voortgezet zou worden. 

Er volgde een patstelling. Koning Willem I wilde niet toegeven en het gevolg was dat een grote gewapende macht lange tijd in het Zuiden van  Nederland gelegerd werd. In Tilburg, dat toen 12.000 inwoners telde, werden duizenden soldaten ingekwartierd bij burgers. Vrijwel alle Tilburgse gezinnen kregen daarmee te maken. Ze ontvingen daarvoor een vergoeding van 35 cent per soldaat voor kost in inwoning, Dat was weinig. Een volwassen textiel arbeider verdiende bijvoorbeeld 50 tot 80 cent per dag. 

Op 10 juni 1831 werd het kamp Rijen door de militairen van de eerste divisie in gebruik genomen die vanuit hun inkwartieringen in Breda en Tilburg naar Rijen marcheerden. Een van de eerste dingen die de manschappen deden was hun tenten op te hogen om te voorkomen dat ze onder water liepen. Het kamp bood plaats aan 10.000 man. 


Afbeelding 8 Kamp Rijen

Gerben zal hier ook hebben rondgelopen. Rijen ligt tegenover de huidige vliegbasis en nu vindt men nog steeds voorwerpen uit die tijd. Het kamp was 1670 bij 212 meter groot. 


Afbeelding 9 Een officiersstent in kamp Rijen

Vanuit 104 houten kantines verkochten kooplui, marketentsters en wasvrouwen hun diensten. desondanks was het soldatenleven er hard. De soldaten sliepen op stro.


Afbeelding 10 Kantine in Rijen

De trom gaf het ritme van de dag aan. Opstaan, tent opruimen, eten. Het eten bestond uit gort met boter of rapen-ratjetoe. Wie genoeg geld had ging echter liever eten bij de kantines. Tussendoor waren er oefeningen, appel en inspectie.

De verveling werd verdreven met drank en kaarten. Een enkeling las de krant, want de meeste soldaten waren analfabeet. Van overheidswege kreeg elke soldaat een dop jenever. Verder was er een schouwburg: de Groote Tent Concordia. Daar werden voorstellingen gehouden, maar ook de mis op zondag.

In 1839 volgde de definitieve afscheiding van België. Tijdens de acties in 1830 en 1831 waren er bij de Afdeling Grenadiers en de Jagersbataljons in totaal 61 doden gevallen. Alle deelnemers aan de gevechten te Brussel en de Tiendaagse Veldtocht ontvingen als herinnering het 'Metalen Kruis', vervaardigd uit vijf op de Belgen veroverde kanonnen, die voor dit doel werden omgesmolten. Uit erkenning voor de prestaties in 1830-1831 bevestigt koning Willem III in 1849 het Metalen Kruis (2) van zijn gestorven vader koning Willem II aan het vaandel, terwijl in 1896 het opschrift ‘Tiendaagse Veldtocht 1831' aan het vaandel van het Regiment Grenadiers en Jagers wordt toegekend. 

In 1831 woonde Gerben Gerbenzon in wijk H. Grote Hoogstraat no 19, in de binnenstad van Leeuwarden en was hij zaakwaarnemer. Op 25 februari 1843 was hij, net als zijn opa voor hem, stadsbode. Daarvoor was hij klerk 1e klasse bij de Griffie van de provincie: “Gerbenzon G. Johz. hij zweere getrouwheid aan den Koning en gehoorzaamheid aan de wetten van den staat, alsmede dat ik om te bekomen mijne bediening als klerk enz. zal ik dit document ondertekenen enz. jaar 1839”. Men kan dan wel vaststellen dat ook Gerben zich in dienst heeft gesteld van zowel stad als staat, net als zijn grootvader, vader en broer. 


Afbeelding 11 Uittreksel uit het huwelijksregister van 1832

Verder is hij nog klerk geweest bij notaris Jan Hzn Albarda te Huizum. 

Op het moment dat hij met Johanna Margaretha Lodema trouwde, op 1 februari 1832, was hij nog grenadier bij het eerste bataljon en zat hij in garnizoen in Tilburg. Hij had toestemming van zijn commandant van de Grenadiers nodig om te kunnen trouwen, welke hij ook kreeg (zie hieronder).



Afbeelding 12 Toestemming commandant van de Grenadiers

Verder kon hij het certificaat overleggen ten bewijs van het dienen bij de militie. Hieruit blijkt dat hij bij de loting van 1825 het nummer 92 (3) had en was ingelijfd bij de achtste afdeling van de infanterie en 5 jaar had gediend. Leuk detail is ook het signalement op het certificaat. Het zou moeten overeenkomen met dat van zijn zakboekje, maar doet dat niet helemaal. Het lijkt erop alsof hij 16 centimeter is gegroeid, maar dat kan ook te maken hebben met het gerommel met de benamingen van de lengtematen in die tijd. Een lengte van 1 meter 80 is echter wel weer in overeenstemming met de lengte eis die de grenadiers stelden en komt ook overeen met die van zijn broer, Jan Hendrik, die 1 meter 78 lang was. 


Afbeelding 13 Certificaat van de Nationale Militie Provincie Vriesland

Gerben Gerbenzon is later tweede luitenant geworden bij de Friese schutterij. De benoeming tot tweede luitenant stond in de Nederlandse Staatscourant van 28 augustus 1833 en in de Leeuwarder Courant van 29 augutus 1833


Afbeelding 14 Artikel in Leeuwarder Courant van 29 augustus 1833 met daarin de vermelding van benoeming tot 2e Luitenant bij de tweede afdeling van het eerste bataljon

Op 24 maart 1834 zat hij als tweede luitenant nog steeds in Noord-Brabant. Dat was hij nog steeds toen zijn dochtertje werd geboren.

Afbeelding 15 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 6 mei 1834 met de aankondiging van de geboorte van zijn dochter.

Volgens de Provinciaal Almanak van Vriesland van het schrikkeljaar 1836 was Gerben Gerbenzon, Obbezn, klerk 1e klasse en was hij nog steeds tweede luitenant van “de tweede kompagnie van het eerste batallion van de tweede afdeling van de mobiele Vriesche Schutterij”. 

Een bataljon bestond toen uit zes compagnieën en een depot compagnie. Het uniform van de mobiele schutterij in 1831 bestond uit een donkerblauwe jas met een dubbele rij knopen en een staande kraag; rode kraagpatten en rode manchetten bij de mouwopslagen. Witte bies om de kraag en bij de taille. Verder een blauwe broek afgezet met een witte bies. En een grijze of bruine overjas.


Afbeelding 16 Voorbeeld van uniform van de mobiele Friese schutterij

Het oproepen van de compagnieën Schutters in de Landstorm, in geval van een mobilisatie, vond plaats volgens de volgorde van de bannen. Tot de eerste ban behoorden de compagnieën bestaande uit Schutters die ongehuwd of gehuwd waren maar geen kinderen hadden. De tweede ban bestond uit Schutters die niet voor hun familie hoefde te zorgen en de derde ban bestond uit Schutters die door hun familie wel moeilijk konden worden gemist.

De Leeuwarder Schutterij vormde het 4e Bataljon van het 1e District Friesland en bestond uit vier dienstdoende en twee zogenaamde rustende compagnieën. Een dienstdoende compagnie bestond uit ongeveer 50 tot 100 man. Gedurende de mobilisatiejaren 1830-1839 vormde Leeuwarden het 15e Bataljon Reserve Schutterij. 



Afbeelding 17 Benoeming tot tweede luitenant bij de Mobiele Vriesche Schutterij.


Afbeelding 18 Pagina uit het stamboek met onder ander de vermelding van toekenning van het metalen kruis.



Afbeelding 19 Pagina uit register stemgerechtigden waaruit blijkt dat Gerben Gerbenzon aan de militieplicht heeft voldaan

In 1839 werd de vrede getekend. Toen kregen de deelnemers aan de tiendaagse veldtocht nogmaals een bewijs van erkentelijkheid voor hun inzet.



Afbeelding 20 Verklaring uit 1839 deelname tiendaagse veldtocht

In 1851 woonde hij nog steeds in de Grote Hoogstraat (H 120) Privé gaat het echter niet geweldig: Zijn dochter, Dieuwke, overlijdt op 17-jarige leeftijd op 13 juni 1851. 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Volgens de toelichting op het Koninklijk Besluit nr 104 van 7 juli 1829

(2) Het metalen kruis was laatstelijk in het bezit van mevrouw J.A. Gerbenzon-Adema, weduwe van Prof. mr. P. Gerbenzon te Haren. Detail: De naam op het certificaat is fout geschreven: er staat G. Gerberzon. Zie ook: Ministerie van Oorlog: Naamindex voorgedragenen Metalen Kruizen en Bronzen Medailles, 1832-1834, Den Haag, archief 2.13.13.03inventaris­num­mer 79, folio 79

(3) In de alfabetische naamlijst staat dat hij lotnummer 91 had. 

- www.friezen-in-de –tiendaagse-veldtocht.nl en

- NL-HaNA 2.13.09 Registratienummer 2358, Registratiedatum 1829, Akteplaats

 ’s-Gravenhage, Collectie Regiment Grenadiers en Jagers - 1829-1831, Stamboek 37.

-  Zakboekje van Gerben Gerbenzon

- https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/46252293 (registratienummer 2358, stamboek 37).

- Slagorde tiendaagse veldtocht: De tiendaagse veldtocht, 2 tot 12 augustus 1831. Een relativering na anderhalve eeuw. W. Walthuis in de Militaire Spectator

- Provinciaal almanak van Vriesland voor het schrikkeljaar 1836, p.9

- http://altijdstrijdvaardig.nl, register van Leeuwarder stemgerechtigden

-  De Nederlandsche Staatscourant woensdag 28 augustus 1833, no 204; tevens te vinden in de naam en ranglijst der officieren van de schutterijen in het Koninkrijk der Nederlanden bij Jacobus Noordduin, 1833. Tevens Nieuwe Amsterdam Courant en Algemeen Handelsblad 29-08-1933

- Memoires van successie, Tressoar

- Invent 8214 1036/14 10-10-1839 http://altijstrijdvaardig.nl

- Staatsblad 1832, nr. 49

- Nieuwsblad van het Noorden 4-10-1974

- Register Stemgerechtigden Gemeente Leeuwarden

- Tressoar toegang 1038, inv 214

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Kunstzinnige voorouders: Dirk Gerbenzon

Dirk Gerbenzon Dit artikel is  er een uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman, handelaar of kunstenaar actief zijn geweest en...