zaterdag 31 oktober 2020

In dienst van Stad en Staat: Johannes Elzertus Gerbenzon

In dienst van Stad en Staat: Johannes Elzertus Gerbenzon (No 4)

Dit artikel is het achtste uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

De antiquair

Dit achtste artikel gaat over Johannes Elzertus Gerbenzon, zoon van Pieter Gerbenzon. Hij is geboren op 27 februari 1892 en overleden op 17 mei 1969. Hij was ook van beroep meubelmaker en antiquair.

Vanwege de oorlogsdreiging die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog vaardigde de minister van Oorlog H. Colijn op 7 maart 1913 een nieuwe legerwet uit. De Landstorm werd oorspronkelijk opgericht als reserve voor leger en Landweer. Tot de Landstorm behoorde volgens artikel 2 van deze wet diegenen die vrijgesteld of uitgeloot waren van dienst bij de militie en, tot de leeftijd van 40 jaar, landweerplichtigen na het vervullen van de diensttijd. Ter uitvoering van de Landstormwet werd op 12 juni 1913 het Landstorm-besluit vastgesteld. Hierin werd in artikel 53 de mogelijkheid geopend tot een vrijwillige verbintenis. De wet kwam op het juiste moment: een jaar later zou de Eerste Wereldoorlog uitbreken. 

Een  grote stroom vrijwilligers (circa 20.000) wilde Nederland  helpen beschermen bij het uitbreken van de oorlog. Deze vrijwilligers werden ingedeeld in de Vrijwillige Landstorm en trainden in hun vrije tijd. Ze kregen wapens en militaire uitrusting uitgereikt. Ook na de oorlog bleef de Vrijwillige Landstorm bestaan. In 1918 werd het aangevuld met de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. Deze BVL was een aparte categorie van bijzondere vrijwilligers binnen de Vrijwillige Landstorm. Het waren dienstplichtige militairen zonder mobilisatiebestemming die in november 1918, toen ook in Nederland een revolutie driegde, als bijzondere vrijwilliger onder de wapenen kwamen om de overheid te hulp te komen bij het handhaven van de binnenlandse orde en rust.

Johannes Elzertus was in 1911 ingeloot bij de Nationale militie onder nummer 215*. Het sterretje achter het nummer betekent dat er, volgens eigen opgaaf, een reden tot vrijstelling is doorgegeven. Een detail is dat de naam fout is geschreven, Gerbenzen in plaats van Gerbenzon.



Afbeelding 1 De loting van 7 augustus in Hepkema's Courant van 9 augustus 1911

Johannes Elzertus hoefde echter niet bij de Landstorm toe te treden. Hij was volgens het militieregister 1 meter 76 lang en vrijgesteld wegens gebreken aan de ogen. Hij was waarschijnlijk kleurenblind.


Afbeelding 2 Pagina uit het militieregister

In 1914 behaalde hij een akte van bekwaamheid in het lager onderwijs voor het vak tekenen. 


Afbeelding 3 Mededeling in de Maasbode van 31 juli 1914


Afbeelding 4 Cijferlijst voor handtekenen


Hoewel hij het leraarschap niet heeft uitgeoefend kwam de kennis hem goed van pas bij het ontwerpen van meubels. Op 10 augustus 1915 haalde hij het diploma voor meubelmakersgezel. 


Afbeelding 5 Diploma Meubelmakersgezel

Hij is op 20 mei 1916 getrouwd met Eke Visser, nadat hij op 6 mei 1916 in ondertrouw was gegaan.


Afbeelding 6 Mededeling in de Leeuwarder Courant van 20 mei 1916

Ze kregen 4 kinderen. Pieter, Jitske, Andries en Dirk. Meer over de geschiedenis van de Firma P. Gerbenzon & zonen is te vinden op de website www.gerbenzon.com.


Afbeelding 7 Kennisgeving in Leeuwarder Courant van geboorte dochter


Op 22 januari 1920 staat in de Leeuwarder Courant de volgende advertentie:

Bekendmaking. Bij acte 20 Januari 1920 verleden voor den notaris NANNE OTTEMA te Leeuwarden, is door dc heeren PIEI ER GERBENZON. JOHANNES ELZERTÜS GERBENZON en MEINE GERBENZON. allen meubelmaker, wonende le Leeuwarden, aangegaan eene OVEREENKOMST VAN VENNOOTSCHAP onder eene firma tot het gemeenschappelijk voortzetten van de tot den aanvang der vennootschap door den heer PIETER GERBENZON voornoemd uitgeoefende meubelmakersaffaire. met inbegrip van den door hem gedreven handel in meubelen, antiquiteiten, koper, tin en aanverwante artikelen in den meest uitgebreiden zin en van het doen van taxatiën en andere soortgelijke werkzaamheden. De vennootschap is_ gevestigd te Leeuwarden onder de Firma P. GERBENZON en ZONEN. Zij is aangegaan voor 5 jaren, ingegaan 1 Januari 1920 en alzoö eindigende 31 December 1924, onder bepaling, dat, wanneer geen der vennooten voor 1 Juli 1924 aan de anderen schriftelijk heeft verklaard de vennootschap met 31 December d.a.v. te willen doen eindigen, de vennootschap daarna voor onbepaalden tijd zal voortduren, behoudens opzegging 6 maanden tevoren tegen het einde van elk boekjaar (van 1 Januari lot en met 31 December van ieder jaar). leder der vennooten is bevoegd voor de vennootschap te handelen, wissels en ander handelspapier uit te geven, te accepteeren en te endosseeren. met den naam der firma te teekenen en de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden, alsook om gelden voor de firma te ontvangen er» uit te geven. Tot het ter leen opnemen van gelden, anders dan van den kassier, door wier! aan de firma een crediet en rekeningcourant zal worden geopend, het openen van rekening-courant bii een kassier, het beschikken over grootere bedragen dan ƒ 4000 ineens in rekening-courant bij den betrokken kassier, het ier leen «even van fondsen ter vennootschap aan derden, het aangaan van borgtochten en daarmede in effect gelijkstaande verbintenissen, het doen van aankoopen en verkoopen voor een hooger bedrag dan ƒ 4000 ineens, hel teekenen van wissels en accepten boven gemeld bedrag, en hel nuren en verhuren en ontbinden van huur van vaste* goederen worden echter de medewerking en liandleekcning van minstens twee vennootenen in ieder geval die van den vennoot PIETER GERBENZON vereischt: terwijl tot hot verkrijgen, bezwaren en vervreemden van vaste goederen, en het aangaan van dadingen en tot alle handelingen, niet betreffende het onderwerp der vennootschap, de medewerking en handteekening van alle vennooten worden vereischt. Geschiedende deze bekendmaking ler voldoening aan het voorschrift van art. 28 Wetboek van Koophandel. Namens de vennooten. 
NANNE OTTEMA. notaris.

Johannes is dan vennoot. 

In de Leeuwarder Courant van 25 maart 1927 werd om een dienstmeisje gevraagd. Op 2 december 1929 werd nogmaals een dergelijke advertentie gezet voor de uren van 8 tot 12.


Afbeelding 8 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 25 maart 1927

In de Leeuwarder Courant stond op 18 september 1933 de onderstaande advertentie waarin een woning aan de Pieterseliestraat 13 te Leeuwarden te koop werd aangeboden.



Afbeelding 9 Advertentie in de Leeuwarder Courant van 18 september 1933

Op 21 april 1941 werden zowel Meine als Johannes Elzertus Gerbenzon beëdigd tot makelaar in roerende goederen.

In de oorlog moesten de Nederlanders van de Duitse bezetter alle metalen inleveren waarmee kogels en granaten gemaakt konden worden. Er was een uitzondering voor waardevolle voorwerpen. J.E. Gerbenzon en zijn broer Meine waren bevoegd om te bepalen wat een waardevol voorwerp was en gespaard werd voor omsmelting of een hogere vergoeding dan de metaalprijs zou krijgen. Overigens werd lang niet alles ingeleverd maar veelal in tuinen en dergelijke begraven. Deze praktijk was overigens niet nieuw. In veel oorlogen werden kerklokken omgesmeed tot kanonnen. 


Afbeelding 10 Aankonding in de Leeuwarder Courant van 18 juli 1941





Afbeelding 11 Voor en achterkant van een briefkaart gericht aan een metaalwarenfabriek waarmee de Firma Gerbenzon zaken deed.

Op 4 augustus 1961 werd hij door de Leeuwarder Courant bevraagd over het vak van taxateur. 


Afbeelding 12 Interview in de Leeuwarder Courant van 4 augustus 1961

„Ons vak is eigenlijk niet te leren", zei taxateur J. E. Gerbenzon. „Men moet er „feeling" voor hebben en wanneer men dat heeft, leert men door de praktijk, die men in de loop der jaren opdoet. Boekenkennis is natuurlijk belangrijk, maar de praktijk vormt de taxateur." En de 69-jarige heer J. E. Gerbenzon heeft er in de loop der jaren kijk op gekregen, want op vijftienjarige leeftijd kwam hij al bij zijn vader in de antiekhandel. „Eigenlijk is alles toevallig zo gelopen", vertelde hij. „Mijn vader had de meubelzaak van zijn baas overgenomen: hij was gediplomeerd meubelmaker en hij kreeg toen opdracht voor een klant een antiek schrijfbureau te kopen. Hij liep toen eens met mijn moeder te wandelen op de Nieuweburen en daar zag hij een Joodse koopman die op een kar twee van die dingen vervoerde. Enfin, de koop werd gesloten, de klant kreeg het bureau en mijn Vader zag nieuwe handelsmogelijkheden.

Want dit kleine voorval namelijk had hem enthousiast gemaakt voor de handel in antiek en sedert dat ogenblik werd de zaak gecombineerd. Dat is al heel wat jaartjes geleden en aan die tijd heeft de heer Gerbenzon jr., die nu al weer sr. is, bijzonder aardige herinneringen. Moeten handelaars in antiek nu vaak zelf op zoek naar dingen van hun gading, vroeger kwamen kooplui, die „met het pak" het platteland op gingen, met antieke spullen naar de stad. Toen immers werd er nog veel aan ruilhandel gedaan en de kooplui zorgden er wel voor, dat zij een goede ruil deden. Deze goederen werden vrijdags per beurtschipper naar de stad gebracht en werden dan verder verhandeld. Men moet niet vergeten, dat vroeger veel oud goed werd verkocht, omdat de eigenaars er financieel niet zo goed voor stonden. Nu is dat alles veranderd en dit heeft tot gevolg gehad, dat de markt niet zo ruim meer is. Men verkoopt nu niet zo gauw meer antieke goederen, omdat men weet wat zij waard zijn."

Een klein voorbeeldje uit die tijd van vroeger gaf de heer Gerbenzon en dit voorbeeld demonstreert de handige kooptechniek. „Het is waar gebeurd," vertelde hij, „hoe ongeloofwaardig het ook klinkt. Op het erf bij een boerderij zag een koopman kippen graan pikken uit een prachtige Delftse schotel. Vakman als hij was, ging hij met de boer onderhandelen over het toom kippen en men kon het niet eens worden over de prijs. De koopman bood vijf gulden minder dan de boer en om dan toch maar tot de koop te komen, zei hij toen: „Goed, je krijgt die vijf gulden erbij, maar dan moet ik die schotel hebben want de kippen zijn gewend uit dat ding te pikken." De koop ging door en de koopman schonk de boer toen met een breed gebaar de kippen. Aan de schotel had hij wel genoeg,"

En wat zeggen de vakmensen nu wel van de klanten? Na de oorlog werd er gekocht wat er te koop was. Antiek? Best, verkocht, mooi of niet mooi, als het maar antiek was. Nu is dat wel anders. De echte liefhebbers willen beslist iets goeds, iets gaafs hebben en ze hebben er dan ook wel iets voor over. Aan de andere kant heeft de verkoper ook wel eens heimelijk plezier om de klant die het toch zo goed meent te weten. Antiek herkent zo'n klant dadelijk: „Dat kun je toch zien?" De heer Gerbenzon vertrouwde ons lachend toe, dat hij zich wel eens vergist. „Maar och, van de stroppen die men koopt, leert men want die vergeet men niet," zei hij. Hij voegde hier nog aan toe, dat er zeer veel mensen zijn, die de winkel binnenkomen en dan zeggen dat zij iets antieks willen hebben. Ze stuiven op iets moois af, en wanneer dan blijkt, dat het wel oud, maar niet antiek is, dan is het ook ineens niet meer mooi. „Dergelijke mensen vragen erom bedrogen te worden", aldus de heer Gerbenzon, „en het is bekend dat dit ook meermalen gebeurt". Verder legt de heer Gerbenzon er de nadruk op, dat het bij de handel niet gaat om de finesses van antiek, omdat dit het werk voor deskundigen is.

Samen met zijn beide zoons, de heren A. en D. Gerbenzon drijft hij in de Weerd zijn zaak in een pand, dat als het ware voor deze handel gemaakt is*. Nog altijd wordt er een gecombineerde handel gedreven; klassieke meubels en antieke goederen. Men waant zich in een klein museumpje waar alle oude dingen hun eigen verhaal vertellen. Men ziet er meubels uit verschillende landen, porselein, zilverwerk, aardewerk, schilderijen en oosterse tapijten, allemaal keurig gerangschikt. Zelfs in de grote kasten zit nog kleingoed opgeborgen. Wat de meubels betreft, houdt de firma er rekening mee, dat zij met de antieke goederen een harmoniërend geheel vormen. Een rondgang door het grote huis met de verschillende kamers heeft ons ervan overtuigd, dat deze handel niet alleen het overgeven en betalen is, maar dat zelfs de verkoper soms met enige weemoed terugdenkt aan die prachtige kast, die hij nooit weer krijgt, maar die gelukkig zo goed terecht gekomen is. En dat terwijl het eigenlijk een keihard vak is.

Men raakt niet uitgekeken in de sfeervolle zaak van de firma Gerbenzon.





Afbeelding 13 Vermelding van overlijden van J.E, Gerbenzon op 17 mei 1969


Afbeelding 14 Vermelding in de Leeuwarder Courant van 20 mei 1969


Afbeelding 15 Overlijdensadvertentie in de Leeuwarder Courant van 19 mei 1969

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

-  www.allefriezen.nl

-  Hepkema;s Courant 9 augustus 1911

- Leeuwarder Courant 18 september 1933; 25 mart 1927; 20 mei 1969; 2 december 1929; 9 januari 1922; 18 juli 1941; 25 juli 1941; 16 juli 1941;11 juli 1941; 6 mei 1916; 21 april 1941; 19 mei 1969; 22 januari 1920

- Nieuwsblad van het Noorden 24 april 1941; 19 mei 1969

- Alle Friezen

- Maasbode 31 juli 1914

- De Courant 31 juli 1914

- De Avondpost 31 juli 1914

- De Haagsche Courant 31 juli 1914

- De Standaard 31 juli 1914

- De Nieuwe Courant 30 juli 1914

- Nederlandsche staatscourant 26 januari 1920

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

In dienst van Stad en Staat: Andries Yntes Visser (No 10)

In dienst van Stad en Staat Andries Yntes Visser (No 10) Dit artikel is het zevenentwintigste uit een serie over burgers die zich inzetten v...