Op 12 januari 1782 verschijnt er een advertentie in de Leeuwarder Courant waarin hij droog bereide geneesmiddelen aanbiedt, vanuit een pand op de Nieuwestad, tweede huis vanaf de Burmaniastraat. Op 13 april 1782 wordt er nogmaals een advertentie gezet, waarbij de aanduiding Vrouwenpoort nog wordt toegevoegd. Het pand, tegenwoordig Nieuwestad Noordzijde 29 had als naam "Het Rood Laken".
Op 6 augustus 1785 vraagt hij om een leerling apotheker. Datzelfde gebeurt in het jaar 1789.
Afbeelding 2. Advertentie in de Leeuwarder Courant, 31 januari 1789
Op 6 maart 1784 werd door een groot aantal burgers het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden ondertekend. Johannes E. Lodema is een van de ondertekenaars, net als Gerben O. Gerbenzon (zie het eerste artikel uit deze reeks). Hieruit blijkt dat Lodema al vroeg belangstelling had voor het patriottische gedachtengoed.
Afbeelding 3. Titelpagina van het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden ondertekend door Johannes E. Lodema
Afbeelding 4. Handtekening van Joh. E. Lodema onder het Reglement voor het Excercitie-genoodschap of Vrijcorps te Leeuwarden (derde vanaf linksonder)
Johannes Lodema was net als Gerben Gerbenzon ook lid van de Fraterniteit voor de schutterijen en de gelegaliseerde Vrij-corps of excercitie-genootschappen in Friesland.
Afbeelding 5. Het reglement der Fraterniteit voor de schutterijen en de gelegaliseerde Vrij-corps of excercitie-genootschappen in Friesland.
Afbeelding 6. Joh. E. Lodema tekende als 33e en staat op dezelfde pagina vermeld als Wopke Wopkens, de voorman van de sociëteit Door Vrijheid en IJver.
Op 14 augustus 1786 schrijft hij iets in het Grieks en in het Latijn in een album Amicorum (een soort antieke versie van linked in) van Eelco Tinga, een leeftijdsgenoot en waarschijnlijk studievriend, Eelco Tinga werd later hoogleraar theologie in Groningen en Franeker. Dit is interessant, omdat het een inzicht oplevert van het sociale leven van Johannes en zijn vriendengroep.
Afbeelding 7. Pagina door Johannes Lodema geschreven in het album Amicorum van Eelco Tinga
Zelf had Johannes Lodema ook een album Amicorum. Het beslaat de periode van 1792 tot 1811. Er zijn bijdragen van een collega apotheker, Hette Bakker, uit 1793, van studievrienden, uit zijn tijd in Dokkum, maar ook een nieuwjaarswens van Gerben Gerbenzon.
Afbeelding 8. Bijdrage van Hette Bakker, apotheker, in het album Amicorum van Johannes Lodema
Afbeelding 9. Bijdrage door Gerbenzon in het album Amicorum van Johannes Lodema gedateerd 14 januari 1811 Afbeelding 10. Een tweede gedicht in het Album Amicorum van Johannes Lodema, getekend met Gerbenzon
Johannes Lodema is op 2 oktober 1791 naar Gouda vertrokken. Volgens het naamregister der rectoren, prorectoren en praeceptoren was hij in 1791 conrector in Gouda en in 1792 lid van de kamer van rhetorica, genaamd "de Goudsbloemen". Dit is een interessant feit, omdat er in die jaren allerlei geheime "leesgezelschappen" waren opgericht, welke een dekmantel waren voor revolutionaire activiteiten. In 1794 kwamen deze leesclubs de straat op en richtten revolutionaire comités op die de macht in de steden overnamen. De Goudasche Courant vermeldde " 's Namiddags zijn de leesclubs op de been gekomen, allen voorzien met het bovengem. teeken" (de Franse Nationale kokarde). Het is onbekend of de Goudse rederijkerskamer "De Goudsbloemen", waar Johannes Lodema honorair lid van was, ook als zo'n leesclub fungeerde, maar het is wel duidelijk dat veel van zijn leden zitting namen in het nieuwe stadsbestuur. Zo was de bekende patriot De Lange van Wijngaarden, onder wiens leiding in 1787 Wilhelmina van Pruisen bij Goejanverwelleshuis werd aangehouden, beschermheer van de rederijkerskamer. De ‘Goudsbloemen’ waren in elk geval vooruitstrevend. In artikel XIX van hun wetten wordt geëxpliciteerd dat ‘Leden van Verdiensten van beide Sexe zullen verkieslyk zyn tot eenigen post van Eere of van Werk: en toegang hebben tot de Boeken en Papieren der Kamer, staende de Vergadering. "De Goudsbloemen was misschien niet een mantelorganisatie met als doel de revolutie te prediken, maar naast dichten werd het wel degelijk voor propaganda gebruikt. Hoe dan ook, Johannes Lodema zal er zeker door beïnvloed zijn geweest.
Afbeelding 11. Het blazoen van de rederijkerskamer de Goudsbloem van Gouda
Afbeelding 12. Getuigschrift verkiezing tot honorair lid van de kamer van Rhetorica de Goudsbloemen
Johannes Lodema was in 1792 preaceptor aan de Latijnse scholen in Gouda. De Latijnse school was vóór de 19e eeuw een wijdverbreid schooltype, dat jongens, afkomstig uit de hogere en midden klasse voorbereidde op een religieus ambt of een studie aan een universiteit. Het Latijn was de taal van de wetenschap en de colleges op de universiteit werden in het Latijn gegeven. De school waar Johannes Lodema les aan gaf zat destijds aan wat nu Groeneweg 33 is in Gouda.
Boven de ingang van de Latijnse school is een Latijnse spreuk te lezen: "Praesidium atque decus quae sunt et gaudia vitae = Formant hic aniomos Graeca Larina rudes", wat ongeveer betekent: "Om eens tot steun, sieraad en bron van vreugde in het leven te zijn, vormen Grieks en Latijn hier de nog ruwe geest."
Afbeelding 13. De ingang van de Latijnse school in Gouda waar Johannes Elsertus Lodema les gaf
Afbeelding 14. Bladzijde uit de naamlijst der leden van de kamer der Rhetorica
In 1793 was Johannes Lodema tevens lid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Ook daarin waren patriotten actief, die geloofden dat men door een betere opleiding zou kunnen delen in de vooruitgang. De Maatschappij van Konsten en Wetenschappen, tot nut van 't Algemeen werd op 16 november 1784 te Edam gesticht door zes personen, waaronder Jan Nieuwenhuyzen, een doopsgezind leraar en predikant uit Monnickendam. Het doel was om mensen die daartoe zelf niet de mogelijkheid hadden te helpen door hen (school)boeken te geven, zodat ze zichzelf konden verheffen. Besloten werd tot oprichting van een "Genoodschap van Konsten en Wetenschappen, onder de zinspreuk: Tot Nut van 't Algemeen". Ter verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking werd sinds de oprichting van het Nut gestreefd naar bereikbaarheid van onderwijs voor iedereen door het stichten van kleuter- en lagere scholen, de uitgave van schoolboeken, het stichten van onderwijzersopleidingen en andere vormen van beroepsonderwijs. Verder werden vele voor de samenleving nuttige initiatieven genomen, zoals het stichten van bibliotheken, spaarbanken en verzekeringen en initiatieven op het gebied van maatschappelijke zorg en het geven van cursussen. Later zijn veel door het Nut genomen initiatieven door de overheid en andere organisaties overgenomen en voortgezet.
In Leeuwarden kwam de afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen overigens in het gebouw van de Fraterniteit bijeen. Dit gebouw staat rechts van de Waag op de Nieuwestad nummer 150. Vanaf 1795 was de Fraterniteit ook het onderkomen van de radicale patriotten in Leeuwarden en waar het vrijcorps bijeenkwam.
Tijdens het politieke conflict tussen de prinsgezinden en patriotten kwam het prinsgezinde stadsbestuur van Edam in conflict met de Maatschappij waarvan de meeste leden met de patriotten sympathiseerden. Daarom werd in Amsterdam een nieuw hoofdbestuur gevestigd en werden de algemene vergaderingen in Amsterdam gehouden.
Afbeelding 15. Getuigschrift lid van Maatschappij tot nut van 't Algemeen
Op 27 december 1795 vertrekt hij uit Gouda naar Dokkum om daar conrector te worden. Hij krijgt een paar fraaie getuigschriften mee van de rector en van de curatoren.
Afbeelding 16. Aanbeveling uit 1793 door de rector van de Latijnse School van Gouda, G.C.G. Vatebender
De rector van de Latijnse School van Gouda, de heer Gerard Carel Coenraad Vatebender was een patriot, onderwijsvernieuwer en voorstander van het scheppen van gelijke kansen voor iedereen. Hij was ook lid van de Goudsbloemen en zal met zijn ideeën ook invloed hebben gehad op Johannes Lodema.
Afbeelding 17. Aanbeveling door de curatoren van de Latijnse School van Gouda
Op 9 augustus 1796 heeft hij in de Gereformeerde kerk in Dokkum, omdat de Rector ziek was, een redevoering gehouden en prijzen uitgereikt aan de beste leerlingen.
De Latijnse school was de vooropleiding voor een universitaire studie en duurde meestal 4 jaar. Als de leerlingen voldoende basisvaardigheden hadden in lezen, schrijven en rekenen konden ze via een examen toegelaten worden. De jongens kregen les in Grieks, Latijn en retorica. Onder retorica, welsprekendheid, vielen ook logica en filosofie. Ook leerden de jongens beleefdheid en goede manieren. Latijn bleef de hoofdzaak. De leerlingen moesten vertalingen kunnen maken van het Nederlands naar Latijn. Ze moesten met de onderwijzers en onderling Latijn spreken. Aan het eind van het schooljaar hield de rector een toespraak in het Latijn. Eén van de leerlingen bedankte ook in het Latijn. De beste leerlingen kregen een beloning, een premium. Meestal waren dat boeken. Johannes Lodema is tot 1798 conrector geweest.
Afbeelding 18. Het vertrek van Johannes Lodema uit Gouda
Het pand aan de Nieuwestad is in 1796 kennelijk nog steeds van Johannes, getuige een advertentie waarin verwezen wordt naar het Rood Laken, het tweede huis vanaf de Burmaniastraat. Het wordt pas in 1799 verkocht aan L. Jansma.
Afbeelding 19. Advertentie in Leeuwarder Courant van 18 mei 1796
Op 3 februari 1796 is hij ingeschreven in het lidmatenregister van de Hervormde Kerk in Dokkum
Afbeelding 20. Inschrijving in het lidmatenregister van de Hervormde Kerk in Dokkum
In Dokkum was het admiraliteitshuis tot 1879 in gebruik als Latijnse school.
Afbeelding 21. Ingang van admiraliteitshuis in Dokkum, waar vroeger de Latijnse school gevestigd was
In de 18e eeuw begon in Nederland de animo voor de Latijnse scholen af te nemen, onder meer door de opkomst van de Franse school. De Franse school was meer praktijkgericht met vakken zoals boekhouden. Toen in 1838 in Nederland een onderwijshervorming werd doorgevoerd ontstond naast de Latijnse school het gymnasium. Het Latijn was bij dat schooltype nog altijd het belangrijkste vak, maar er werd meer tijd uitgetrokken voor de moderne talen en wiskunde en natuurwetenschappen. In de jaren na 1838 werden zeer geleidelijk alle Latijnse scholen omgezet in gymnasia. Toen kwam er ook een geheel nieuw type school; de hogereburgerschool (H.B.S.).
In 1798 was Johannes Lodema mede-ondertekenaar van een stuk waarin de hoop en verwachting werd uitgesproken dat een constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd. 17.392 mensen hadden dit ondertekend. Hij was dus een unitariër. Ongetwijfeld was dit gevoed door de patriottische ideeën die hij had opgedaan in zijn tijd in Gouda.
Afbeelding 22. Naamlyst der geenen welke hunne hoop en verwagting, dat eene constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd, vermelding van Johs E. Lodema uit Dokkum
Er was op 21 januari 1798 een coup voor nodig om deze constitutie in de Nationale Vergadering erdoor te krijgen. Maar vanaf dat jaar was het land een en ondeelbaar en werd de autonomie van de provincies opgeheven. In datzelfde jaar trouwt hij met Eeke Kreeft in Dokkum, om precies te zijn op 25 december 1798. De eerste huwelijks afkondiging was op zondag 10 december 1798, de tweede op zondag 16 december.
Afbeelding 23. Aankondiging van het huwelijk tussen Johs. E. Lodema en Eeke Kreeft.
In 1799 woont hij aan de Wortelhaven in Leeuwarden. Hij adverteert dan in de Leeuwarder Courant dat hij onderwijs geeft in de Latijnse taal en verdere wetenschappen.
Op 29 november 1800 is hij gedwongen om een advertentie te zetten waarin hij ontkent Leeuwarden te gaan verlaten. Kennelijk was de concurrentie in het onderwijs dusdanig groot dat kwade tongen dat hadden beweerd. Hij woont dan inmiddels in de Groote Hoogstraat. Hij zou daar lang blijven wonen. In dezelfde advertentie staat dat hij Rappe verkocht, net als zijn vader Harmanus Lodema. Harmanus woonde in de "Grauwe Hengst", aan de Lange Pijp, tegenover de Waag, tegenwoordig Nieuwestad ZZ 140. Rappe is een soort snuiftabak, gemaakt van fijngemalen tabaksblad. In de achttiende eeuw zeer populair.
Afbeelding 24. Advertentie in de Leeuwarder Courant van 29 november 1800
Afbeelding 25. Advertentie in de Leeuwarder Courant van 14 augustus 1802
Op 19 december 1803 legt Johannes Lodema de burgereed af. Dit was een poging van de overheid om het burgerschap weer nieuw leven in te blazen. Maar in feite stond het burgerschap van de stad op gespannen voet met het burger zijn zoals dat in de Franse en Bataafse revolutie ervaren werd. Hij moet dan voldaan hebben aan de eisen die bij het burgerschap horen, dus hij moet ook aan zijn militieplicht hebben voldaan.
Afbeelding 26. Bewijs van burgerschap van de stad Leeuwarden
In 1806 heeft hij het pand aan de Grote Hoogstraat H 120 gekocht van H. Wijgersma. Op 7 maart van dat jaar gaan Johannes en zijn vrouw Eeke een lening aan met Anna Botes Winia voor een bedrag van Fl. 3.506,00, waarschijnlijk om de koop van het pand te financieren.
Afbeelding 27. Obligatie (lening) van FL 3.506,00
Op 13 september 1806 zet hij een advertentie waarin hij vraagt of er iemand genegen is om 388 extra mooie witte marmeren stenen van ongeveer een voet vierkant te willen kopen. Kennelijk is hij aan het verbouwen. Verder maakt hij van de gelegenheid gebruik om aan te geven dat hij nog steeds les geeft zowel overdag als 's avonds en dat leerlingen ook een kostschool biedt. Het pand is er kennelijk groot genoeg voor.
Op 1 oktober 1808 zet hij een advertentie waarin hij aanbiedt om Philantropijns (filantropisch) onderwijs te geven in lezen, schrijven, rekenen en Vaderlandse en Bijbelse geschiedenis. Hij vermeldt daarin ook dat hij conrector aan de Latijnse school in Dokkum is geweest.
In 1810 laat Johannes Lodema bij de notaris aantekenen dat een leerling van hem, de koopman Gerhardus Heuveldop een paar jaar les heeft gehad. Kennelijk was dat bij gebrek aan diploma een manier om aan te geven dat hij les had gekregen in de Nederduitse taal.
Afbeelding 28. Verklaring 26 januari (louwmaand) 1810 dat Gerardus Heuveldop in 1809 en 1810 les heeft gehad van Johannes Elzert Lodema
Hij was in 1811 betrokken als boekhouder bij het opzetten van een weduwenfonds genaamd "zorg voor de vrouwen".
Afbeelding 29. Aankondiging oprichting Fonds voor Weduwen
Op 1 maart 1812 waren er 100 deelnemers en trad het fonds ingevolge art. 11 van het reglement in werking.
Afbeelding 30. Aankondiging van het in werking treden van het Weduwenfonds
Hij is tot het december 1815 boekhouder van het fonds gebleven.
In 1815 was hij lid van de tweede afdeling het onderwijzers gezelschap van Friesland, opgericht bij Koninklijk Besluit van 12 juni 1815.
In 1817 komt hij voor in de Almanak voor het Lager Onderwijs en de opvoeding. Hij valt onder het eerste schooldistrict.
Op 15 januari 1822 zet hij een advertentie dat hij in de Grote Hoogstraat H120 in Leeuwarden blijft wonen. Hij had zijn oog laten vallen op een ander pand, maar de verkoper zag daarvan af. Omdat hij aan huis les gaf in de Nederlandse en Latijnse taal was het belangrijk dat zijn leerlingen dat wisten.
Afbeelding 31. Advertentie in Leeuwarder Courant van 15 januari 1822
Bij de volkstelling van 1824 vinden wij hem terug, toevallig onder de naam van Gerke Gerbenzon, zijn buurman. Hij heeft aan de eisen met betrekking tot de militie voldaan. Er staat ook dat hij altijd in Leeuwarden heeft gewoond, maar dat is dus niet waar.
Afbeelding 32. pagina uit het register van Leeuwarder stemgerechtigden
In 1827 treedt hij op als curator voor wijlen Klaas Feij. Johannes Elzert Lodema overlijdt op 24 juni 1829 op 68-jarige leeftijd.
Afbeelding 33. Rouwadvertentie in de Leeuwarder Courant
Zijn enige dochter heette Johanna Margaretha Lodema en zij trouwde op 1 februari 1832 met Gerben Gerbenzon. Zij gingen in het pand aan de Grote Hoogstraat H120 wonen. Gerke Gerbenzon woont met zijn vrouw Yfke en hun twee dochters Suzanne en Anna Maria naast hen op nr 119.
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
- Leeuwarder Courant 15 januari 1822; 29 november 1800; 23 november 1799; 15 december 1798; 31 januari 1789; 13 april 1782
- Naamlyst der geenen welke hunne hoop en verwagting, dat eene constitutie op gronden van een- en ondeelbaarheid gebouwd, aan het Bataafsche volk zal aangeboden worden, by requeste aan de eerste nationale vergadering representeerende het gemelde volk, hebben te kennen gegeeven. Den Haag, 's Lands Drukkery, 1798
- Stads- en dorpskroniek van Friesland over de jaren 1798-1808
- Naamregister der rectoren, prorectoren en praeceptoren, p. 219
- Naamlijst der leden van de kamer van Rhetroica, W. Verblaauw, Gouda, 1792
- Leeuwarder Courant 30 januari 1796 en 13 september 1806
- Goudasche Courant 28 december 1795 en 19 januari 1795, no 8
- https://historischcentrumleeuwarden.nl/stad/straatnaamgeving/huisnamenoverzicht-april-2005
- Journal du departement de la Frise, 23 augustus 1811
- Almanak voor het lager onderwijs en de opvoeding, uitgegeven door leden van de commissie van onderwijs in Vriesland voor het jaar 1817, Sneek, F.W.v.B. Smallenburg
- http://www.mpaginae.nl/PvT/LatSchFrl.htm
- Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, Deel: 3675, Periode:..., Leeuwarden, archief 1001, inventarisnummer 3675, 1806, Groot-Consentboek, aktenummer 17102, folio 152
- http://www.mpaginae.nl/RD/1808AtmK.htm
- Maandelijkse uittreksels of boekzaal der geleerde waereld voor januari 1796 en 1774.
- Relaas van meester Bruno Lieuwes van Albada.
- Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, Deel: 3671, Periode:..., Leeuwarden, archief 1001, inventarisnummer 3671, 1799, Groot-Consentboek, aktenummer 16339, folio 171
- Historisch Centrum Leeuwarden 3.2.12.1.2 Het Vrijcorps
- Tresoar. Toegang ABK 319, inv. nr. 2636
- https://facsimile.ub.rug.nl/digital/collection/manuscripts/id/15754/rec/3
- Bataafsche Courant, 8 december 1798
- Tresoar Toegang 1768, inv. 1