zondag 17 oktober 2021

Kunstzinnige voorouders: Petrus Izaaks Overney

Kunstzinnige voorouders: Petrus (Pyter) Izaaks Overney (No 1.050)

Dit artikel is het derde uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie.

Dit derde artikel gaat over Petrus Overney (1). Hij is de zoon van Isaacus Overney. Zijn moeder was Aaltje Pieters de Valck, dochter van de schilder Pieter Jacobs de Valck uit het tweede artikel. Hij is geboren in Suawoude en op 17januari 1636 gedoopt. 

In 1667 is hij kennelijk naar Leeuwarden verhuisd. In 1669 is hij naar Harlingen verhuisd. Vervolgens is hij op 13 juli 1670 weer naar Leeuwarden gegaan. Van 1679 tot 1684 was hij eigenaar van een huis aan de Speelmanstraat. In 1698 woonde hij ''bij 't Klokhuijs", een verbouwde kerk, in de Minnema Espel in Leeuwarden. Hij werd toen aangeslagen voor twee schoorstenen.



Afbeelding 1 Pagina uit het lidmatenregister van de Hervormde kerk Leeuwarden, 15 december 1667



Afbeelding 2 Pagina uit het lidmatenregister van de Hervormde Kerk  Harlingen van 7 augustus 1669 waarin staat dat hij vanaf Leeuwarden kwam


Afbeelding 3 Pagina uit het lidmatenregister van de Hervormde kerk Leeuwarden, 13 juli 1670

Hij was in de periode 1670 tot 1711 werkzaam als klokken-, kanonnen- en vijzelgieter. In die tijd maakte hij overigens vooral klokken. Hij was de opvolger van de Duitser Jurjen Balthasar als bewindvoerder over de gieterij in de oude kerk van Sint Marie van Nijehove, later genoemd "'t Klokhuijs" (2). De meeste Leeuwarder klokken- en kanongieters waren Duitsers. In de zeventiende eeuw waren dat Gregorius Gregori, Hallensis Saxaonie uit Halle in Saksen. 



Afbeelding 4 Jan Abrahamsz Beerstraten schilderde in 1663 de Grote Kerk en omgeving. De voorgrond is fantasie, maar rechts staat de voormalige Mariakerk van Nijehove afgebeeld. Het schilderij is in bezit van de erfgenamen van de Earl of Berkeley in Engeland





Afbeelding 5 Een realistischer weergave van de plek van de Mariakerk van Nijehove, links op de afbeelding.


Afbeelding 6 Zijaanzicht van het klokhuijs

Op 15 januari 1671 trouwt hij met de weduwe van Balthasar, Elske Volrader (Folraets, ook wel Volraet).


Afbeelding 7 Pagina uit het huwelijksboek van de Nederlands Hervormde kerk 15 januari 1571

Zij kwam oorspronkelijk uit Emden. Op 28 april 1669 is zij samen met Jurjen Balthazar lidmaat geworden van de Hervormde Gemeente van Leeuwarden. Op 10 juni 1657 was zij met Jurjen Balthazar getrouwd.


Afbeelding 8 Pagina uit het huwelijksboek van de Nederlands Hervormde kerk 10 juni 1657

Overigens is Hans Falck, (ook wel Hans Valker), afkomstig uit Neurenberg, voorganger van Balthasar en dus ook klokkengieter, een oudoom van Pieter Overneij. Hans Falck was getrouwd met Elisabeth Jacobs Sanders van Os, de zus van Pieter de Valcks opa van moeders kant. In die zin was het wellicht makkelijker voor hem om klokken- en kanongieter te worden. Hans Falck had een huis op de Orangie Eewal. Hij heeft tussen 1617 en 1634 minstens 28 klokken gemaakt. In 1634 kreeg hij het aanbod om in Moskou als kanonnen- en klokkengieter te komen werken. In 1653 overleed hij in Rusland aan de pest. Hij had een aantal belangrijke opdrachten gehad; in 1651 onder andere voor de Goedeboodschap-klok voor het Sawino-Storozjevskij klooster, die een gewicht zou hebben gehad van wel 21.900 kilo. In 1647 heeft hij de Rodionovsky klok van de Grote Klokkentoren van het Kremlin gegoten. Opshrift op een klok van het Danilovklooster in Moskou: "Falck-Duysent sestien hondert acht en twintich"

Op 23 oktober 1685 is Elske Volbraedts (de naam varieert, maar het is zeker dat Elkse Volrader hier bedoeld wordt) getuige van een diefstal van wasgoed.  

In 1671 wordt Petrus Overney ook burger van Leeuwarden en op 24 februari 1671 krijgt het alleenrecht van de Friese Staten om in de provincie Friesland klokken en kanonnen te gieten. In 1685 werd dat octrooi nogmaals aan hem gegeven. De Friese Staten verleenden vanaf 1617 telkens aan slechts één gieter het recht om binnen de Friese grenzen geschut en klokken te mogen gieten. In 1656 werd daarom de oprichting van een gieterij in Sneek verhinderd. Dat wil echter niet zeggen dat Overneij of zijn voorgangers in Friesland een monopolie hadden. Er werden ook nog wel buiten Friesland besteld. 

Afbeelding 9 Pagina uit het Memoriaal voor de officieren der artillerie en genie, mitsgaders voor de magazynmeesters der artilllerie, de plaatselijke commandanten, plaats-majoors, enz

Op 12 juli 1678 wordt zoon Ysaac in Leeuwarden gedoopt. Isaac is naar grootvader ds. Isaac Overney genoemd. Op 12 juli 1678 wordt ook dochter Aeltie gedoopt.  Aeltie doet op 18 september 1695 in Leeuwarden belijdenis. 

Zoals gezegd heeft hij voornamelijk klokken gegoten, maar het is ook logisch dat klokken wegens het gebruik niet zijn verloren gegaan en kanonnen wel. Met name scheepskanonnen zullen veelal op de bodem van de zee liggen. De derde Engelse oorlog (1672-1674) was tijdens het bewind van Petrus over de klokkengieterij in de oude kerk van Nijehove, het is daarom waarschijnlijk dat hij ook kanonnen voor de admiraliteit van Friesland gemaakt heeft. 

Inzake de defensie waren de provincies zelfstandig. Dit leidde tot de productie van kanonnen met een afwijkend kaliber. Ook in die tijd was dat onhandig. Er was wel een standaardisatie, door prins Maurits ingevoerd, maar daar werd van afgeweken. Een verhouding van 1 kanon per 1000 soldaten was gebruikelijk, waarbij al duidelijk is dat er niet heel veel kanonnen (veldartillerie) geproduceerd zijn. In 1674 had hij samen met Willem Jacobs de Vrije de opdracht van de Provincie Groningen gekregen om twee "slanghwijse lange canonnen" te gieten. Dit gieten gebeurde eerst in de sinds 1594 leegstaande en bouwvallige Jacobijner kerk in de Oude Ebbingestraat in Groningen. Daar waren twee ovens, maar daar werd waar vroeger ook het buskruit opgeslagen. Een bijzondere combinatie van activiteiten waartegen de omwonenden destijds dan ook in opstand kwamen. Na 1674 werd het provinciaal magazijn in het Heilige Geestgasthuis  als giethuis gebruikt. Willem Jacobs de Vrije had zich met een aanbevelingsbrief van de burgermeesters van Deventer in 1638 in Groningen gevestigd en trouwde daar met de weduwe van de overleden klokkengieter Nicolaes Sickmans.

Voor een vooraanstaand adellijk persoon uit Groningen, Georg Wilhelm von Inn- und Kniphausen (1665-1709), goot hij in 1676 in elk geval 4 stukken geschut, waarvan er nog twee in Leek bij het landhuis Nienoord staan. De twee bronzen  kanonnen stonden op het terrein, de 'Nienoord' en de 'Vredewold'. Het waren echter eerder sierkanonnen dan dat ze echt in een oorlog gebruikt zijn. Ze zijn door jonkheer Mr Johan van Panhuys (1884-1907) op affuiten geplaatst. Op de bovenzijde hebben zij van beneden naar boven dezelfde opschriften: P.OVERNEY ME FECIT LEOVARDIAE 1676 (Pieter Overney heeft mij gemaakt Leeuwarden 1676). Het wapen van Inn- und Knyphausen van Nienoord onder een gravenkroon siert bovendien beide kanonnen. In een cartouche is te lezen: G.W.G.V.K.H.V.N.V.D.L.V. (Georg Wilhelm Grave Van Knyphausen Heer Van Nienoord Van Den Lande Vredewold) en DOMINUS PROVIDEBIT (de heer zal erin voorzien). Op één kanon staat het wapen van Nienoord met de tekst NIENORT, op de ander staat het wapen van Vredewold met de tekst VREDWOLT. Ze hebben onder meer saluutschoten gelost in 1898 bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Het verhaal gaat dat één te vroeg af ging waardoor de laadstok door de lucht vloog er losgerukte kledingstukken van de boswachter tussen van de bomen terechtkwamen en hij zijn hand verbrandde:

"Zo stond 's ochtends buiten de poort een klein gezelschap: de burgemeester met zijn vierjarig zoontje, de gemeentesecretaris, de koetsier en de boswachter Gerrit Pruim. Pruim was oud-kanonnier, en wist precies hoe hij met de laadstok kardoezen kruit in de loop moest schuiven. Beurtelings klonk uit beide kanonnen een luide knal. Na het vijfde schot duwde de kanonnier een kardoes in een nog rokend kanon. Jonkheer Hobbe waarschuwde nog: "Pas op Gerrit, dat kanon rookt nog, er zal nog vuur in den loop zijn!" Maar Gerrit zette voort met de woorden "als het afgaat kom ik door het schot nooit verder dan de boerderij van Hylke van der Veen". Hij bedoelde Oosterheerdt achter het hertenkamp. Maar plots ging het schot af en vloog de laadstok door de lucht, mét stukken van Gerrits broek, vest en jas. Die kwamen inderdaad bij Van der Veen op het land en in de bomen terecht. Gehavend en met verbrande hand lag de kanonnier kermend op de grond. Snel werd een emmer water gehaald om de hand te koelen, en een paar borrels om de geest te sterken. Toen Pruim opstond, kwam er nog rook uit zijn ondergoed. "Man, je staat van onderen in brand!" zei de verschrikte jonkheer. De gemeentesecretaris pakte subiet de emmer en gooide het water tegen het slachtoffer. Uiteindelijk viel de verwonding mee en na een paar weken was de boswachter weer in functie. Maar kanonnen heeft hij nooit meer afgevuurd."

Victoria and Albert Museum

Tot kort geleden stonden de 'Nienoord' en de 'Vredewold' nog gewoon buiten de poort. Maar ze zijn kennelijk zo bijzonder, dat een derde exemplaar zelfs het Victoria and Albert Museum in Londen siert. Dit lichte kanon is 118 cm lang, voorzien van het wapen van Georg Wilhelm Graaf von Inn- und Kniphausen, de spreuk  DOMINUS PROVIDEBIT en het jaartal 1681. Ook deze is dus gegoten door Petrus Overney. Het zou in Engeland gekomen zijn als een geschenk aan Willem III van Oranje-Nassau, die in 1689 de Engelse troon besteeg als echtgenoot van Koningin Mary Stuart. Dit lijkt echter op fantasie te berusten. In 2009 antwoordde een conservator van het Victoria and Albert Museum op een vraag over de herkomst van het kanon dat zij niet één, maar twee van dergelijke kanonnen in bezit hadden. Beide kanonnen werden in 1887 van een Londense handelaar genaamd Lee and Saxton gekocht voor 30 respectievelijk 33 Engelse ponden. Deze handelaar had de kanonnen verkocht namens een mevrouw genaamd Mrs. Somes. 


Afbeelding 10 Bronzen kanon uit 1676 gemaakt door Petrus Overney geplaatst voor Nienoord op affuit uit negentiende eeuw




Afbeelding 11 Tekening van bronzen kanon van P. Overney, 1675

Een vijfde kanon is in de herfst van 2014 voor het leuke bedrag van $ 80.500,00 op een veiling aangeboden. Volgens de begeleidende tekst behoorden de kanonnen van Overney in de 17e eeuw tot de beste ter wereld. Dit kanon was in een prachtige staat met fantastische bronzen patina die nooit gepolijst lijkt te zijn. Het kanon draagt ​​het wapen van graaf Knyphausen, fabricagedatum 1681 en een ongebreidelde leeuw in reliëf met "EXUNGUELEONEM" wat vrij vertaald kan worden naar "de leeuw is bekend door zijn klauwen". Ook in dit kanon staat het motto "Dominus Provedebit".


Afbeelding 12 Wilhelm Reichsfrieherr von Innhausen und Knyphausen

Wilhelm Knyphausen (1716-1800), een neef van Georg Wilhelm, was generaal in Amerika tijdens de Amerikaanse revolutie. Toen Wilhelm Knyphausen het bevel voerde over Hessische troepen en in 1776 Fort Washington op Manhattan Island veroverde, werd het omgedoopt tot Fort Knyphausen, De plaats  van Fort Knyphausen wordt tegenwoordig gemarkeerd door Bennett Park op Fort Washington Ave, tussen West 183rd en West 185th Streets in de sectie Washington Heights van New York City. Het park ligt een paar straten ten noorden van de George Washington Bridge. Lang na de dood van Wilhelm Knyphausen werden de twee kanonnen overgenomen door Joseph Somes, een directeur van de geachte Oost-Indische Compagnie. 



Afbeelding 13 Joseph Somes, scheepseigenaar en nauw betrokken bij Lloyd's register

Hij liet affuiten voor hen bouwen door C.A. & T. Ferguson uit Londen. Hij liet ook een elegante koperen tompion (houten afsluitplug) maken met zijn wapen dat nog steeds aanwezig is. De familie Somes zou een van de twee kanonnen aan het Victoria and Albert Museum hebben geschonken, waar het nu nog staat. Echter, het blijkt nu dat ze twee kanonnen verkocht hebben aan het museum in plaats van dat ze één exemplaar hebben geschonken. Het vijfde kanon is op de veiling uiteindelijk voor $ 70.000,00 verkocht. Het kanon weegt ongeveer 158 kilo en is ongeveer 120 cm lang.




Afbeelding 14 Het kanon op de veiling in 2014 in Pennsylvania, USA



Afbeelding 15 Detail van het kanon




Afbeelding 16 Nog een detail van het kanon

Overigens heeft Petrus in 1679 ook de klok voor de borg gemaakt. 


Afbeelding 17 De klok op de Borg Nienoord

In 1684 goot Petrus nog twee halve kartouwen (24 ponders) bestemd voor de stad Groningen. Een halve kartouw woog 2.021 kilo. Inclusief de voorwagen en affuit woog het bijna 3.900 kilo en waren er 17 tot 19 paarden nodig om het gevaarte te verplaatsen. Deze halve kartouwen werden ook wel kamerstukken of draakstukken genoemd. Hier werd vaak schroot mee afgevuurd, op korte afstand van de vijand. Overigens is een hele kartouw (een 48 ponder), te zwaar om als veldgeschut te dienen. De twee halve kartouwen zijn trouwens later omgesmolten. 

Misschien heeft Petrus Overney ook het enige bronzen kanon dat nog resteert van de Admiraliteit van Friesland gegoten. Het is waarschijnlijk vermoedelijk een draakstuk, opgedoken bij Noord-Portugal, en verkeert in slechte staat. In de cartouche is het woord "Friesland" nog net te lezen. Het stuk staat in de hal van een jachthaven in Povoa de Varzim in Portugal.

De behoefte aan geschut was onvoorspelbaar. Niet alleen in vredestijd, maar ook in oorlogstijd. Zo werden kanonnen ook buitgemaakt of in het buitenland gekocht. Daarom maakte hij naast kanonnen en klokken ook vijzels. In het Princessehof in Leeuwarden staat een bronzen vijzel van hem uit 1692 met inschrift: "PETRUS OVERNEY ME FECIT ANNO 1692". Deze vijzel is ooit aangekocht door notaris Nanne Ottema in een Leeuwarder antiekwinkel (misschien wel die van P. Gerbenzon & Zn). Tevens staat er een vijzel van Petrus in museum Martena uit 1692 en een vijzel van Ellerus de Witt, gemaakt door Petrus in het Fries museum. Tenslotte heeft ook het Historisch Centrum Leeuwarden een vijzel van Petrus, gemaakt in 1688 (OKS 2020-007). Volgens een artikel in de Leeuwarder Courant van 30 december 1980 zijn er maar weinig vijzels van Petrus bekend.


Afbeelding 18 Vijzel uit 1692 in museum Martena, gemaakt door Petrus Overney, diameter24,3 cm, hoogte 18,8 cm


Afbeelding 19 Vijzel in het Princessehof, gemaakt door Petrus Overney in 1692


Afbeelding 20 Bronzen vijzel van P. Overney uit 1677, geveild bij Christie's in 2011 voor EUR 6.250,00 met opschrift "DOOR ORDER VAN IONNIS FABER 1677"

Op 30 september 1678 heeft hij zestien ijzeren vijzels verkocht aan apotheker Jan Faber voor 250 gulden. De vijzel van Ellerus de Witt is in 1980 door de Leeuwarder apothekers aan het Fries museum geschonken. De Witt vestigde zich in 1686 als apotheker in Leeuwarden. De vijzel is 9,6 cm hoog. Er is nog een vijzel gemaakt door Petrus Overneij voor Ellerus de Witt. Deze staat zoals hier boven genoemd in het Historisch Centrum Leeuwarden en heeft een in relief gegoten familiewapen van Ellerus de Witt en zijn echtgenote Fennichje Nijenholt. Deze vijzel is 30 cm hoog. 



Afbeelding 22 Bronzen vijzel van Petrus Overney uit 1688 voor Ellerus de Witt en zijn echtgenote Fennichje Nijenholt, Historisch Centrum Leeuwarden

Verder is er nog een vijzel uit 1687 bekend, afkomstig van de Leeuwarder apotheek Swalue Asman, gevestigd op de Tuinen, maar deze met het stadswapen van Leeuwarden versierde vijzel is spoorloos verdwenen. Tevens is er nog een vijzel bekend uit 1693 met een hoogte van 19,5 cm en een diameter van 25 cm, met het opschrift Petrus Overney me fecit door ordre van 't V Marsum 1693. Deze is in 1900 geveild bij een veiling in Den Haag. In een Gids voor de bezoekers der historische tentoonstelling van Friesland, gehouden in Z.M. Paleis te Leeuwarden in de zomer van 1877 is er nog sprake van een koperen apothekersvijzel met het opschrift P. Overney me fecit in Levwar 1671. Hoewel er sprake is van koper lijkt het waarschijnlijker dat het een bronzen vijzel was.

Verder heeft hij in 40 jaar tijd onder meer de volgende klokken gemaakt:



Afbeelding 23 Tabel met de meeste van de klokken door Petrus Overney gemaakt

De klok in de kerk van Jelsum is zoals hierboven vermeld van P. Overney. Het is frappant dat dit  dezelfde kerk als waar de avondmaalbeker van Jacob de Valck staat (zie het eerste artikel uit deze reeks). De klok heeft als opschrift: "P. Overneij me fecit in Leoverdia door last van de Kerckvoogden van 't dorp Jelsum 1671". De klok in Warga is waarschijnlijk niet voor deze kerk gemaakt, want hij is in 1862 in Heiligerlee gekocht. Hij weegt 715 Nederlandse Ponden.

De hierboven vermeldde klokken van Harich werden gegoten uit de specie van de oude klokken die respectievelijk 1905 en 1190 pond "oud gewicht" waren. De nieuw gegoten klokken waren 1158 en 742 "oud gewicht". De vorm van de grote klok zou bij het gieten gebroken zijn waardoor deze klok pas in 1683 gereed was. Daarna hebben beide klokken 24 uur achtereen proef geluid. 

De klok werd in de jaren 1942/43 gevorderd door de Duitsers, maar teruggevonden.





Afbeelding 24 Klok van Harich, gefotografeerd in Meppel, 1943 tijdens de klokkenvordering.  Gietjaar is 1682, diameter 81 cm, gewicht 370 kg. Opschrift: P.OVERNEY ME FECIT LEOVARDIAE ANNO DOM.NOST.I .Ci. 1682 






Afbeelding 25 De klokkenstoel van Hoornsterzwaag De klok van Mildam, in 1688 gegoten door Petrus Overney te Leeuwarden, verhuisde naar de nieuwe stoel van Hoornsterzwaag,

In 1689 werd de fis2 klok van het carillon van het Leeuwarder Stadhuis door Petrus hergoten. In 1694 liet Petrus de klokkengieterij aanmerkelijk vergroten en voorzien van een molen (katrol) om "de swaere klocken ende geschutten daermede uyt den damkuuyll te winden."


Afbeelding 26 Foto van de koepel van het Leeuwarder stadhuis met een klok van Petrus Overney, zie verderop voor de foto van het klokje

Afbeelding 27 Overzicht van alle klokken in Leeuwarden, inclusief die van Petrus Overney in de Grote kerk en in het stadhuis.



Afbeelding 28 Klok uit de Grote Kerk, diameter 86 cm, gewicht 400 kg. Opschrift: PETRUS OVERNEY HEEFT MY GEGOOTEN IN LEEUWARDEN 1680.  Op de mantel: IOHANNES MAMMYNGA EN / ALBERT VAN DER LEY DE E HEr / BOUMEISTERS EN KERCKVOOGH / DEN DER STADT LEUWARDEN / ME FIERI FECIT en Figuurreliëfs: tweemaal het gekroonde wapen van Leeuwarden.


Afbeelding 29 Foto van een klok gemaakt door Petrus Overney in de Pauluskerk van Oudkerk

Ook een kerkklok in Gauw is door Petrus Overney gemaakt. Deze heeft als opschrift: "Petrus Overney me fecit Leovardiae anno 1698 jr S.G. van Burmania grietman E. Gladthayr pastor, g.g.o. Feicke Ypes kerkvooght". 

Een klok in Huizum: "Anno 1688 Petrus Overney fecit Leovardiae". Verder een op, in de in 1883 gesloopte, Sixma state te Huizum: "P. Overney me fecit 1675". En een klok in Ternaard: "Petrus Overney heeft mij gegoten in Leeuwarden Anno 1675". 

Een klok uit 1670 in Scharnegoutum (Loënga) waar Abraham Overney predikant was  met het volgende opschrift: "Anno 1670 Petrus Overney heeft mij gegooten in Lerwaerden De heer Cornelis Haubois Ridder tegenwoordich rekenmeees en kerckvooght tot Loyenga 1670 AO Abrahamus Overney eccles in hoc et annexo pago Simen Doedes kerckvooghten"

Verder nog een klok in Wartena: "Petrus Overneij heeft mij gegoten 1680 in Leeuwarden". En een klok in Wierum: "Petrus Overney heeft mij gegoten in Leeuwarden anno 1675."

Een klok in Wijns: "Petrus Overney me fecit Leovardiae 1711 Symen Gerrits kerkvoogt Johannes van Glinstra grytman over Tietierksteradeel mede gecommitteerde raet in de reekenkamer". Helaas is deze klok in 1943 door de Duitsers meegenomen en niet meer teruggekomen. In Workum werd in 1706 een overeenkomst met Petrus Overney gesloten om de klok van 390 pond te vergieten en er een zwaarder exemplaar van te maken. En in 1676 werd Petrus Overney betaald voor 'klokspannen en wijsen' in de toren van de kerk van Ferwerd.

In het jaar 1696 werd op het Doezumer kerkhof de nieuwe klok in ontvangst genomen door de karspellieden. Het opschrift vermeldt, dat toen Kerkvoogden waren, Johan Clant van Aduard (Ees), prof. Gerhard Lammers en Marten Hermens. De klok werd gegoten door Petrus Overney uit Leeuwarden. Letterlijke tekst: "A° AERAE CHRIST. MDCXCVI, ALS DE HOOGHEDL. GEB. HEER JOHAN CLANT VAN ADEWERT, DE EDL. HEER PROFESSOR GERHARD LAMMERS EN DE E. MARTEN HERMENS KERCKVOOGDEN EN DE EERW. D. AJOLDUS VREESE PASTOR WAREN, HEEFT MY MR. PETRUS OVERNEY OP GOETVINDEN VAN DE CARSPELLUYDEN TOT DOESUM OP 'T KERCKHOF GEGOTEN. DE E. ALBERT MENELS EN ... DE E. JAN HARMENS EN DE E. KLAES FOCKES, ALLE DORPSTERS". 

In Borgercompagnie is nog een gebarsten klokje met opschrift: "1688, Petrus Overney Leovardiae". Wellicht werd hier een klokje van de veenborg Welgelegen in Sappemeer bedoeld. Het klokje dat op het binnenplein staat is echter van latere datum en door een andere klokkengieter gegoten, namelijk door F.M. Bergholtz uit Stockholm in 1866. 


Afbeelding 30 Tussenplein tussen hoofd- en bijgebouw veenborg Welgelegen met klokje, niet van Petrus Overney maar van F.M. Bergholtz.

Ook in Ulrum hangt in de Hervormde kerk een klok van Petrus Overney, uit 1698. In de nieuwe kerk aan het Nieuwe kerkhof In Groningen heeft ook ook klok van hem gehangen, met een diameter van 103 cm, gemaakt in 1674 en met de tekst: "Lucas van Hulten Johan Cluivinghe Hendrick Pott Voogden in der tijdt van de Nooder Kerck tot Groningen Petrus Overney met Fecit Leovardiae anno 1674". Vermoedelijk is deze in de tweede wereldoorlog weggehaald.

In 2011 kreeg museum van Haren in Heerenveen een bronzen klok geschonken die gebruikt was in Nieuw Friesburg aan de Burgermeerster Falkenaweg in Heerenveen. Waarschijnlijk is de klok, met als opschrift "Petrus Overney me fecit Leavardiae" afkomstig van de Stins Friesburg te Nijeholtpade. Naar deze stins zou jonkheer mr Georg Wolfgang Franciscus Lycklama a Nijeholt zijn Nieuw Friesburg hebben genoemd.





Afbeelding 31 Het inmiddels afgebroken Friesburg te Nijeholtpade

Al met al dus ruim veertig klokken waarvan een groot deel bewaard is. Het beperkt zich wel tot Friesland en een deel van Groningen. Daarbuiten zijn geen klokken bekend.

Petrus Overney overleed in 1712. Er is geen gieter bekend die na 1712 in Friesland was gevestigd.

Klokkenroof

Ook over de klok die Petrus in 1700 goot voor de Mauritiuskerk in IJlst is een verhaal te vertellen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is deze klok naar Hamburg afgevoerd om daar ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie te worden omgegoten. Deze klokkenroof vloeide voort uit de zogeheten Metaalverordening die rijkscommissaris Seyss-Inquart op 23 juli 1942 had uitgevaardigd. Want de Duitsers zaten te springen om metaal en sleepte dat overal vandaan, dus ook uit de kerken.

De grote klok van de Paulus kerk in Oudkerk, met een diameter van 125 centimeter, ook door Petrus Overney in Leeuwarden gegoten met een gewicht van 1010 kilo is op 23 maart 1943 in opdracht van de bezetter uit de toren verwijderd en op transport gesteld. Bij het weghalen stonden de schoolkinderen verbaasd op het schoolplein tegenover de kerk te kijken. Gelukkig zijn ze in 1946 in Harlingen teruggevonden. Daar stonden meerdere klokken klaar om verscheept te worden. De klok is later weer in de toren teruggehangen.

De kleine klok van de Grutte Tsjerke in Sloten heeft de oorlog overleefd. De Duitsers kenden de letters ‘P’ voor Prüfung en ‘M’ voor Monument toe aan klokken. Klokken zonder merktekens werden weggevoerd om omgesmolten te worden. Klokken met een ‘M’ werden vooreerst apart gezet en klokken met een ‘P’ werden nader bekeken in verband met de cultuurhistorische waarde. Het kleine klokje van ongeveer 60 kilo kreeg de letter ‘P’. Zoals hierboven aangegeven is het klokje in 1681 door Petrus Overney gemaakt. Het schijnt zo te zijn dat vorm en klank in al die honderden jaren niet veranderd is. Petrus Overney hoorde in 1681 waarschijnlijk dezelfde klanken als de Slotenaren nu.


Afbeelding 32 Klok gemaakt door Petrus Overney, diameter 69 cm, gewicht 210 kg Opschrift: PETRUS OVERNEY ME FECIT LEOVARDIENSIS 1681, met Figuurreliëfs: tweemaal het gekroonde wapen van Sloten met opschrift: DOOR ORDER VAN DE / MAGESTRAEDT VAN / SLOTEN BEN ICK GEGOT., gefotografeerd in Meppel tijdens de klokkenroof

Verder werd nog een klok uit Hempens geroofd met als opschrift: "Petrus Overneij me fecit Leovardiensis 1681Ds Johannes Mol pastor Oege Sijbrens Claes Hansen als kerckvooghden in Hempens". De klok had een diameter van 68 cm en een gewicht van 185 kg. Hij is gestolen uit de Martinuskerk aan de Skoalledyk 40 te Hempens op 2 april 1943. Al wat resteert is een foto.


Afbeelding 33 Foto van geroofde klok van de kerk in Hempens, wachtend op transport in Meppel


Afbeelding 34 Klok uit Hindeloopen gemaakt door Petrus Overney, diameter 120 cm, gewicht: 1.150 kg.  Opschrift: PETRUS OVERNEY ME FECIT LEOVARDIAE ANNO 1685. - Op de mantel: DOOR DE BURGEMEN ABBE ALBARTS CROMHOUT / DOUWE HARTMANS MOYE, VROETSMAN IORIT IACOBS / EN DE SECRTS NIKOLAUS VAN IDZERDT ALS GECOM- / MITTEERDE IS DEESE KLOCK BESTEEDT EN GEGOOTEN. Figuurreliëf: wapen van Hindeloopen met opschrift: S P Q H., gefotografeerd op 3 maart 1943 in Meppel, geroofde klok.


Afbeelding  35 Klok van het Carillon van het Stadhuis van Leeuwarden, opschrift: PETRUS OVERNEY ME FECIT LEOVARDIAE . 1689

Een kreet uit die tijd was: 'Wie met Gods klokken schiet, die wint de oorlog niet'. Men probeerde via allerlei maatregelen en trucs zoveel mogelijk historische klokken te redden en sommige werden begraven of in sloten gedumpt. Na de bevrijding werden in Duitsland veel klokken teruggevonden. Die zijn zoveel mogelijk weer teruggehaald  en gebracht naar de plek waar ze oorspronkelijk hingen. In totaal zijn 4793 Nederlandse klokken met een gewicht van bijna 2 miljoen kilo naar Duitsland gebracht en omgesmolten. 4212 klokken, goed voor een dikke anderhalf miljoen kilo, zijn gespaard gebleven.

De praktijk van het roven van klokken om er oorlogstuig van te maken is al eeuwenoud. Ook de klok van de kerk van Leek onderging dat lot in 1672 toen troepen van Münster deze meenamen om er kanonnen van te gieten. Anna van Ewsum en haar tweede man George Wilhelm von Inn- und Knyphausen, lieten in 1674 een nieuwe klok gieten door Petrus. Deze klok heeft onder een doorsnede van 60 cm en een gewicht van 133 kg. Op de klok staat de volgende tekst: "George Wilhelm Freiher v. Kniphausen, Her v. Nienoort u. des Landes Vredewolt. Anna van Ewssum, Freifrau v. Kniphausen, Fr.v. Nienoort u. des Landes Vredewolt. P. Overneij me facit Leovardiae 1674". De klok hangt nu in de Nienoordkapel te Leek. De kwitantie gedateerd 14 november 1674 daarvan is bewaard. (3)


Afbeelding 36 Foto Nienoordkapel te Leek met een klok van Petrus Overney

Of het geschut en klokkengieten winstgevend is geweest voor Petrus Overney en zijn voorgangers is overigens nog maar de vraag. Vaak werden de tarieven van overheidswege vastgesteld. Het is verder bekend dat in Friesland de overheid in 1694 slechts 125 gulden bijdroeg voor de vergroting van de gietput, trappen en damkuil en de oprichting van een molen voor het takelen van werkstukken. Hoe het ook zij, hiij leverde in elk geval een duurzaam product. De meeste klokken, voor zover niet in de oorlog geroofd, zijn er nog en worden nog gebruikt.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:
(1) Er is nog een Petrus Overney die omstreeks deze zelfde tijd leefde. Deze was Artium liberalium magister (meester in de vrije kunsten). Van 1659 tot 1662 was hij student in Franeker. Hij kwam vanuit Pietsbierum en dus naar alle waarschijnlijkheid een zoon van Jacobus en niet van Isaac. Van 1657 tot 1667 was hij predikant in Gaastmeer en van 1667 tot 1672 predikant in Drachten.  Op 31 januari 1647 staat hij in het lidmaatregister van Franeker als student geregistreerd. Hij i op 21 maart 1663 getrouwd met Cathalijntje Feyckens uit Leeuwarden. Hij is op 3 november 1667 overleden volgens het lidmaatregister van de Hervormde gemeente van Boornbergum en Kortehemmen.

(2) De Sint Marie van Nijehove is in 1765 afgebroken. Deze kerk bestond al sinds de twaalfde eeuw. De kerk verloor haar kerkelijke functie bij de reformatie van 1580. Daarna is het als stadsziekenhuis gebruikt en vanaf 1619 als bronsgieterij. De kerk stond vlak bij de huidige Jacobijnerkerk of Grote kerk. In 1687 was de toren van de kerk wegens bouwvalligheid al gesloopt. Daarna werd de kerk 't Klokhuijs genoemd vanwege het feit dat er de bronsgieterij in gevestigd was. Overigens kwam het vaker voor dat in een onteigend kerkgebouw een gieterij werd gevestigd. Dit was ook zo in Den Haag, Middelburg, Enkhuizen, Hoorn en Amsterdam.

(3) Zie Groninger Archieven:  https://hdl.handle.net/21.12105/382CBF8007414653852F7BC6C48951A7

- https://nl.wikipedia.org/wiki/Petrus_Overney

- Leovardia, september 2017, nummer 54, geschut uit Leeuwarden, N. Brinck

- Brink, N. Kanonnen van Nederland. Nederlands geschut en andere oude kanonnen in Nederland

- https://www.genealogieonline.nl/genealogie-jager/R1148.php

- https://www.morphyauctions.com

- https://data.collectienederland.nl/

- Nanne Ottema, De ambachtskunst in het oude Leeuwarden

- W. Dolk, Over Hans Falck en nog vier Leeuwarder klokgieters, De Vrije Fries, 2004

- Hypotheekboek aktenummer gg072-75a HCL

- Register der Resoluuten en Placaaten van hun edel moogendheden de heeren staaten van Friesland, tweede deel, Kampen 1785 

- Memoriaal voor de officieren der artillerie en genie, mitsgaders voor de magazynmeesters der artilllerie, de plaatselijke commandanten, plaats-majoors, enz (Amsterdam, 1814)

- http://www.carillontorens.com/leeuwarden01.htm

- https://www.mpaginae.nl/Schoorsteengeld/1698ME.htm

- https://www.stichtingmonumentenswf.nl/actueel/nieuws/137

- https://www.spig.nl/wp-content/uploads/Infobestand-Leek-en-Leekstermeer.pdf

- Karstkarel, G.P., De H.H. Vitus, Maria en Catharina, Keppelstok, publicatie no 35 november 1987

- https://frieschdagblad.nl/geloven/De-Pauluskerk-in-Aldtsjerk-heeft-een-van-de-best-bewaarde-interieurs-van-Frysl%C3%A2n-26789033.html

- https://stichtingbrm.nl/?torens=harich

- http://www.pknharich-oudega.nl/images/Harich/S-ten-Hoeve-1e-deel.pdf

- https://beeldbank.cultureelerfgoed.nl

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/images/pdf/klokken_opschriftenetc.pdf

- Leeuwarder Courant 24-06-1949

- Leeuwarder Courant 30-12-1980

- Groningse volksalmanak, historisch jaarboek voor Groningen, 1906, p. 14 en 15

- Pharmaceutisch weekblad; voor Nederland, jrg 76, 1939, no 27, 08-07-1939

- https://www.youtube.com/watch?v=gwDWMLh9YLg

- Collectie Unieke vijzels, Utrecht, Onderlinge Pharmaceutische Groothandel, 1989, p. 11

- http://images.tresoar.nl/wumkes/periodieken/dvf/dvf-0287-1906-20.pdf, p. 180

Gids voor de bezoekers der historische tentoonstelling van Friesland, gehouden in Z.M. Paleis te Leeuwarden in de zomer van 1877, J.R Miedema, Leeuwarden, p. 287.

- http://www.fairhall.id.au/resources/maitland/joseph_somes.htm

- https://www.reliwiki.nl/index.php/Leeuwarden,_Jacobijnerkerkhof_-_Nijehoofsterkerk_(11e_-_1765)

Gids voor Gaasterland en het aansluitende merengebied, P. Bonnet, 1926, P.32

NRC Handelsblad 21-03-1985

- Westerda, L.D.,'Met list en vlijt’ Koningen & kooplieden en de kanonnenhandel tijdens de Republiek (2018)

- Heerenveense Courant 28 november 2012, p. 12

- Nieuwsblad van het Noorden, 8 juni 2000, p. 10

- Aanteekeningen over de Grieternij Idaarderadeel verzameld door F. Jac de Zee, IV.

- www.oorlogsbronnen.nl


zaterdag 16 oktober 2021

Kunstzinnige voorouders: Pieter Jacobsz de Valck (Falck)

Kunstzinnige voorouders: Pieter Jacobsz de Valck (Falck) (No 4.218)

Dit artikel is het tweede uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie.

Dit tweede artikel gaat over Pieter de Valck, zoon van goudsmid Jacob Dircks de Valck, geboren in Leeuwarden in 1584 en daar overleden in elk geval voor 1629. Op 15 augustus 1606 trouwde Pieter met Annichien Sanders van Os uit Den Bosch. Zij heeft nog enige tijd in Nijmegen gewoond.


Afbeelding 1 Pagina uit trouwboek van Pieter de Valck, schilder en Anna Jacobs van Os op 15 augustus 1606

 Op 11 september 1607 heeft hij belijdenis gedaan voor de Hervormde Kerk in Leeuwarden.


Afbeelding 2 Pagina uit het lidmatenregister van de Hervormde kerk in Leeuwarden, belijdenis van Pieter de Valck op 11 september 1607

Pieter heeft enige tijd in Tiel gewerkt, namelijk in 1617, wat zou kunnen duiden op een leertijd bij Adriaen van der Linde, die voor hij naar Leeuwarden kwam, ook enige tijd in Tiel woonde. We weten dit omdat zijn broer, Dirck de Valck en net als hun vader goudsmid, voor een bedrag van 100 daalders borg stond: "Ter meerdere securiteit van bovenstaand persoon heeft Dirck Jacobsz de Falck, burger en goldtmidt binnen Leuwarden, zich borg gesteld voor Pieter Jacobsz de Falck te Tijll in Gelderlandt, tersaecke vordering ad 100,-- daelers, die bovenstaand persoon te vorderen heeft van laatstgenoemd persoon."

Na zijn opleiding heeft hij Italië (Venetië) bezocht. Hij zou gewerkt hebben in de trant van Abraham Bloemaert, zonder zijn leerling te zijn geweest. Een schilderij van hem bevond zich begin achttiende eeuw bij zijn achterkleindochter Antje Ypes in Sneek. Het zelfportret dat tot voorbeeld diende voor de gravure hing ook bij haar.


Afbeelding 3 Gravure naar een zelfportret van Pieter de Valck uit 1605, op 21-jarige leeftijd

Hij was schilder van portretten, landschappen en historiestukken. Uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw dateert een aansprekend strandgezicht met vissers van hem. Hij zou ook voor het Stadhouderlijk hof onder Ernst Casimir (stadhouder van 1620 tot 1632) in opdracht hebben geschilderd. Er zouden schilderijen van hem in het Prinsenhof hebben gehangen. Dit zou zo maar kunnen omdat in 1633 er welgeteld 288 schilderijen in het Prinsenhof (het stadhouderlijk hof) hingen. Van een groot aantal is niet bekend wie de schilder is. Dit komt ook overeen met de inventarislijst (zie verderop, waarop een aantal schilderijen met portretten van prinsen en Ernst Casimir vermeld staan. In 1795 met de komst van de Franse troepen kreeg het stadhouderlijk hof een andere bestemming. Onder andere de stadswezen werden er in ondergebracht. De schilderijen bleven echter behouden doordat een schilder genaamd W.B. van der Kooi die een deel ervan in zijn eigen en een deel in de het his van zijn ouders in Augustinusga verstopte. Nu zijn de schilderijen verdeeld onder andere over meerdere musea.

In 1623 kocht hij een huis aan de Breedstraat o.z. (bij de Put) in Leeuwarden van weduwe G. Luties. In 1627 woonde hij daar zelf echter niet, maar een Pieter Lambertsz.

Uit een geschil in 1623 tussen Pieter de Valck en een schipper genaamd Tiaerd Allonts, die een schilderij getiteld 'Graflegging van Christus' van hem zwaar beschadigd bij een klant in Utrecht had afgeleverd, blijkt dat hij voor een werk zestig gulden kon vragen. Als dit bedrag een indicatie is voor het prijsniveau van zijn werk, dan werkte Pieter de Valck beslist aan de bovenkant van de markt. Pieter wilde compensatie van de schipper, maar hij verloor de rechtszaak.

Een jaar later stond hij opnieuw voor de rechter. Dit keer in een zaak tegen Laurens de Veno, stadssecretaris en familielid, met wie hij een geschil had over de erfenis van zijn ouders. Uiteindelijk kreeg hij 558 goudguldens, 3 stuivers en 8 penningen uit de nalatenschap.

Op 12 april 1624 had Pieter de Valck 100 daalders geleend van Cornelis Cornelisz. de Roos, meester Goudsmid.

Kennelijk kon Pieter de Valck maar lastig met geld omgaan want op 24 november 1624 kreeg de zilversmid Cornelis Cornelisz. de Roos de Jonge de opdracht om uit het bedrag van 150 gulden dat hij van Pieter geleend had fl. 112,50 te betalen aan Abbe Abbisz. de Jonge, bakker, voor brood en overige kosten. In 1627 was diezelfde Cornelis Roos geldgever ten bedrage van 230 gulden met het huis aan de Breedstraat als onderpand.

Op 1 februari 1625 sloot hij een eigenaardig contract met Joachum Pietersz. uit Leeuwarden. Pieter de Valck zou hem zijn schuld kwijtschelden en zelfs drievoudig betalen (een bedrag van 171 gulden) als hij, Joachum Pietersz. zou kunnen aantonen dat hij op bedevaart naar Jeruzalem was geweest. Het toont aan dat Pieter redelijk gelovig was en ook niet onbemiddeld.  

Hij moet voor 12 maart 1629 zijn overleden. Die dag verkocht zijn weduwe, Anna Jacobs, het huis in de Breedstraat. Elders is in de archieven is te lezen dat Anneke de Valck op 10 juli 1628 al weduwe was.

De exacte datum van overlijden is niet bekend, maar wel interessant. Er is namelijk een inventarislijst van een Leeuwarder schilder welke tussen 10 juni 1628 en 23 juli 1628 is gemaakt. Behalve meubelen en huishoudelijke goederen wordt een hele lijst met schilderijen vermeld. In die zin is het vreemd dat er zo weinig schilderijen van Pieter de Valck (2) bekend zijn. In 1997 is een schilderij van hem in Duitsland geveild met de titel "Bildnis eines bärtigen Mannes".

Drie princen in ronde listen.
Twe paar ronde papagaien.
Een salvator met een maria in ronde listen.
Een Adam in een ebben list.
Een bancket in een binnen list.
Een boer sonder list.
Een cruusefix in een buijten list.l
Een tronie van Wirgilius met een buyten list.
Twe monicken met een buijten list.
Noch een monick in een binnenlist.
Een paar ronde historikes.
Een vrouve tronie.
Een salomon met een arodus in ebben liste.3
Noch een bancket in een buijten list.
Een historie van Jacob ende Raguel met een buijten list.
Een sittende Maria met een buijten list.
Noch een cruijs met een buijten list.
Graff Legger met een buijten list.
Een bancket met een buijten list
Een bloempot met een buijten list.
Speulende Engelkes met een buiten list.
Noch een cruijs met een buyten list.
Noch een graff legger met een buijten list.
Een Justitie met een voorsichticheyd met buyten listen.
Noch een cruijs met een buyten list.
Noch een Judit met een buyten list.
Noch een Prins met een buyten list.
De vijff sinnen met een buijten list.
Een bordeel met een buijten list.
Een bloempot met een buijten list.
Een landschap met een buijten list.
Een historie van soldaten.
Drie Princen met binnen list.
Een bloempot met een buyten list.
De Coninginne Hester met een binnen list.
Een musicq singer met een binnen list.
Een olde keucken.
Paper Jan de Neij met een binnen list.
Een fruijt schaal met een buijten list.
Twe gecken in een buijten list.
Een Fenus in een buijten list.
Een bordeeltie met een buijten list, noch een.
De historie van Coninge ninis met een buijten list.
Incompste van David met een buijten list.
St. Lucas met een buijten list.
Historie van Tobias met een buijten list.
Noch een Landschap met een buijten list.
Hoop, gelooff en Lieffde met een buijten list.
Een Salvator met een L. vrou met buijten listen.
Twe Princen met buijten listen.
Jacob ende Raachel met buijten listen.
Noch een bordeel met een buijten list.
Noch een fruijtschaal met een binnen list.
Een Cars = nacht.
De drie Connigen met een buijten list.
De Coninginne Hester met een buijten list.
Noch een keucken met een buijten list.
Een cruijsefix op doeck.
Twe olde conterfeitsels.
Een penneeitie met peeren.
Twe Davidstronien.
Vijff Princen in buijten listen.
Drie Princen in binnen listen.
Vier cleine princen in binnen listen.
Een Lanschap in een binnen list.
Een scheepke in een binnen list.
Een tronie van Marquis Spinola.
Noch een grafflegger in een buijten list.
Een maaltijd van Coninge Assverus in een buijten list.
Marienbeeld in een buijten list
Een grote balthaser in een buijten list.
Vier Ronden.
Een bargs hooft in een binnen list.
Een Jeronimus in een buijten list.
Twe gehoors in buijten listen.
Graaff Eernst in een buijten list.
Een vruytcorff in een binnen list.
Een cruyssefix in een buijten list.
Een Landschap in een buijten list.
De historie van Coninge Ninis met een buijten list.
Judit met een buijten list.
Thobias met een buijten list.
Jacob en Rachuel met buijten list.
Een historie van Hester met buijten list.
9 coperen platen.
Twe historiën in buijten listen.
Drie tronien in binnen listen.
Twe paar honties.
Een cruijs in een buijten list.
Een bancket in een buijten list.
Vier Evangelisten in buijten listen.
Twe boere meiskes in buijten listen.
Een bancket in een buijten list.
Een Landschap in buijten list.
Twe van de Evangelisten.
De Justitie in een buijten list.
Noch 2 schilderien binnen list
Een exe homo binnen Listen.
Een schilderie.
Erasmus Rotterdamus buijten list.
Een Maria beeld buijten list.
Wiglius ab Ayta in binnen list.
Een cat ende hond binnen hst.
Een pap eeter buijten list.
Twe gecken buijten list.
Ses keijsers tronien verguld.
44 Lege pennelen so grote als cleine.
Ses nieuwe Listen cleine en grote.
Vijff wrijffstenen cleine en grote.

Op 15 juni 1624 had Pieter een schuld van 55 Carolusguldens aan Douwe Douwiszn, herbergier te Leeuwarden, welke op 4 mei 1630 ingeloste werd. Waarschijnlijk heeft zijn weduwe dat betaald na de verkoop van het huis. 

Hij had twee zoons, Jacob de Valck en Hendrick de Valck, die net als hun vader naar Italië reisden. Jacob was op 5 augustus 1607 in Leeuwarden gedoopt en werd schilder. 


Afbeelding 4 Pagina uit doopboek met inschrijving van Jacob zoon van Piter Jacops de Valck

Hendrick was zijn twee jaar jongere broer en is op 17 januari 1609 in Nijmegen gedoopt. Hij werd handwerksman. Op een reis naar Italië werden ze echter in 1628 in Genua door zeerovers ontvoerd en in Algiers, aan de Barbarijse kust, als slaven verkocht. Deze gebeurtenis wordt deels door bronnen ondersteund. In een acte uit 1657 over een familieaangelegenheid werden Jacob en Hendrick ‘uytlandich’ genoemd. 

De Barbarijse zeerovers kwamen uit veel landen, ook uit Engeland en de Nederlanden en ze hadden niet veel meer gemeen dan dat ze de islam formeel erkenden en dat ze hun brood verdienden met de georganiseerde misdaad. Ze hadden hun uitvalsbasis in de Berberse staten, wat nu de landen Algerije, Tunesië, Marokko en Libië zijn. De belangrijkste stad was Algiers. De wortels van hun activiteiten zijn te vinden in de middeleeuwen toen bij oorlogen tussen Europese en islamitische machten het bij beide partijen gewoon was om krijgsgevangenen te nemen en losgeld van de tegenpartij te eisen. In de zestiende eeuw werd piraterij en ontvoering een grootschalige staatsactiviteit met slavernij als centraal element. De Europese regeringen probeerden het probleem op te lossen, soms door kostbare maritieme aanvallen tegen de Barbarijse zeerovers, maar men slaagde er niet in het probleem uit te roeien. In 1623
telde de Algerijnse kapervloot drie galeien, vijfenzeventig linieschepen en honderd kleinere vaartuigen. Alleen al de rovers uit Algiers veroverden tussen 1617 en 1625 206 Nederlandse schepen.



Afbeelding 5 Christelijke gevangenen worden op een plein in Algiers als slaaf verkocht

Veel expedities van de zeerovers waren er in de eerste plaats op gericht om gevangenen te maken en hen tot slaaf te maken. Jaarlijks werden zo’n 3000 Europeanen tot slaaf gemaakt, in totaal werden in de periode 1520-1830 zo'n miljoen Europeanen tot slaaf gemaakt. De rijke en belangrijke slaven werden na een paar jaar vrijgekocht door familieleden die het losgeld betaalden, maar de meeste anderen bleven de rest van hun leven slaaf. Het kon maanden duren voor bekend werd dat een familielid gevangen was genomen. Vaak kreeg de familie dit te horen via kooplieden en consuls die contacten hadden in Noord-Afrika. Die vertelden ook hoe hoog het losgeld was. Voor een zeevarende werd een losgeld van 1.000 gulden gevraagd, maar de hoogte was afhankelijk van de sociale status van de gevangene. De familie van een gevangene kon dat niet altijd betalen. Ze moesten dan geld lenen of een collecte of loterij organiseren om het geld bij elkaar te krijgen. In een collectebrief stond vaak informatie over de gevangene en een beschrijving van de vreselijke leefomstandigheden van de gevangene. En dat het redden van een slaaf uit heidense handen een christenplicht was, want ‘de Turcken’ waren ‘godloose menschen’, die ‘barbarische ende onmenschelijcke wreetheden’ begingen. Was er dan eindelijk voldoende geld ingezameld, dan kon de arme slaaf worden losgekocht. Sommige slaven waren na drie tot vier jaar weer vrij. Maar het slavenbestaan kon ook tientallen jaren duren of ze stierven in Algiers. Het jaarlijks sterftecijfer wordt geschat op 17%. Hooguit 8% werd losgekocht. Of er pogingen zijn gedaan om Jacob en Hendrick zijn vrij te kopen is onbekend. Er zijn geen aanwijzingen voor gevonden, terwijl de familie de Valck niet onbemiddeld was. (1)  Wellicht ligt de oorzaak in het niet vrij (kunnen) kopen in het overlijden van Pieter de Valck rond diezelfde tijd.

Pas in de negentiende eeuw werd het probleem definitief opgelost met in 1816 het grote bombardement op Algiers, waarbij de Engelsen en de Hollanders de hele dag de stad bestookten. 50.000 kogels werden op de stad afgevuurd. De schade aan de stad was enorm. Aan het eind van de dag ging er een sloep met een witte vlag naar de Bey van Algiers waarbij die het bevel kreeg om zich over te geven, anders kreeg hij precies hetzelfde bombardement de volgende dag nog een keer. De Bey gaf zich over. De Engelsen en de Hollanders hadden er overigens niet bij verteld dat ze alle kruit hadden al hadden verschoten en het dus blufpoker was. De genade klap kwam toen Algerije door Frankrijk werd gekolonialiseerd en de Westerse wereld de slavernij door middel van wetgeving verbood.

Pieter had ook nog twee dochters: Aeltie Pieters de Valck en Tyeete Pieters de Valck. Tyeete werd op 7 september 1617 in Leeuwarden gedoopt. Aeltie is later met de bekende klok- en kanongieter Petrus Overney getrouwd.

Voorbeelden van het werk van Pieter zijn een portret van een jonge man, uit 1615, waarschijnlijk een lid van de familie Huyssen, olieverf op paneel.


Afbeelding 6 Portret van een jonge man, 1615, waarschijnlijk geschilderd door Pieter de Valck   


Afbeelding 7 Strandgezicht met vissers rond een hut, olieverf op paneel Pieter Jacobsz. de Valck (Fries Museum, Leeuwarden - Collectie Koninklijk Fries Genootschap)

Van belang daarbij is de volgende notitie uit 1935, waaruit blijkt dat de handtekening is "weg gerestaureerd" en hij kennelijk signeerde met P. Valck. Het schilderij is in december 1935 door het Fries museum verworven.



Afbeelding 8 Notitie uit 1935 (Fichescollectie Cornelis Hofstede de Groot)

In 1609 woonde hij in Nijmegen. Hij heeft in 1610 twee gildeborden met de geloofsartikelen en het Onze Vader voor de St. Walburgiskerk in Zutphen gemaakt. Hij ontving daarvoor 129 Caroli guldens. een deel daarvan werd betaald door het Kramersgilde, ook wel Sint Nicolaasgilde genoemd.


Afbeelding 9 Gildebord met de geloofsartikelen in de Sint Walburgiskerk te Zutphen, gemaakt door Pieter de Valck, 1610

Mogelijk heeft Pieter de Valck Hans Falck (1578-1653), afkomstig uit Neurenberg, gewezen op de sinds 1611 vacante functie van klok- en Landschaps geschutsgieter in Leeuwarden. Hans Falck was namelijk de zwager van hem. Hans Falck was getrouwd met Lijsbeth Sanders van Os, een zus van de vrouw van Pieter. Hans Falck was werkzaam tussen 1616 en 1634. Falck's oudst bekende klokgieterswerk werd gevonden in het zuiden van het land: Meteren (1603), Susteren (1608), Opheusden (1609), Gellikum (1611), Bennekom (1613) en Boxtel (1614). Tijdens zijn Leeuwarder periode hergoot hij in 1633 de grote klok van de Oldehove met als opschrift ‘Publico denatos ad templum convoco vivos tristis ovans laetis letha trophaea cano' (Ik maak de doden bekend, droef roep ik de levenden naar de kerk, juichend bezing ik voor de blijden de overwinningen op de dood'). In 1634 verwierf Falck de eervolle functie van klok- en geschutsgieter van de tsaar. Hij diende onder de eerste monarch uit het huis Romanov, Michail Fjodorovitsj. Hij is waarschijnlijk in 1653 in Moskou bezweken aan de pest. Van zijn hand zijn in Friesland 28, in Groningen minstens 4 luidklokken bewaard gebleven. Hans Falck werd opgevolgd door Jacob Noteman, welke opgevolgd werd door Jurjen Balthaser die vervolgens door Petrus Overney werd opgevolgd. 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Na het overlijden van Jacob de Valck kreeg blijkens een akte 3 maart 1623 Dirck 225 Goudguldens, 17 stuivers en 8 penningen en Pieter 588 goudguldens, 3 stuivers en 8 penningen.

(2) 
Afbeelding Een gravure naar een schilderij van Pieter de Valk (British Museum), echter dit is een andere Pieter de Valck. Deze was actief in Londen samen met Pieter Schenk.

- A. Houbraken I, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen) (1976)  1713-1715, pp. 120-121

- Weyerman I,  De levens-beschryvingen der Nederlandsche konstschilders en konstschilderessen, 1729, p. 371

- Kramm VI 1863

- Eekhoff , de Stedelijke Kunstverzameling van Leeuwarden1875, pp. 59, 281,282

- Ottema 1927, p. 239; ThB XXXIV 1940

- Wassenbergh 1967, pp. 27-28

- Karstkarel 1980, p. 113

- HCL, (Onder) tr.b. 87/136, 24 jul./ 15 aug. 1606

- HCL, Def. sent.b., o 25, 20 sep. 1623

- HCL, Def. sent.b., o 25, fol. 232, 20 mrt. 1634

- HCL, Hyp.b., gg 24, fol. 39; gg 18-106a

- www.rkd.nl

- https://historischcentrumleeuwarden.nl/onderzoek/beeldbank

- Groenendijk, Pieter, Beknopt biografisch lexicon van Zuid- en Noord-Nederlandse schilders, graveurs, glasschilders, tapijtwevers et cetera van ca. 1350 tot ca. 1720, Leiden: Primavera (2008)

- Bakker, Piet, De Friese schilderkunst in de Gouden Eeuw, Zwolle: Waanders Uitgevers; Leeuwarden: Fries Museum (2008), 221

- Bakker, Piet, Gezicht op Leeuwarden. Schilders in Friesland en de markt voor schilderijen in de Gouden Eeuw, s.l.: s.n. (2008), (Proefschrift, Universiteit van Amsterdam)

- https://www.britishmuseum.org/collection/term/BIOG49280 (NB: is andere Pieter de Valck dan hier bedoeld)

- https://www.historischnieuwsblad.nl/omvang-christenslavernij-onderschat

- Tutein Nolthenius, R.P.J., Oud-Zutphen (1899), p.13

1.1 Nederduits Gereformeerde gemeente Nijmegen (stad) Serie: 1164-1171 Doopboeken, 1608 - 1811, 8 deel

- HCL Inventarisatieboek 1627 IJ 29 

Mededeelingen over schilders enz. in Friesland in de 17de eeuw

Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant, 27-12-1935

- Immerzeel, Johannes, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van eht begin der vijftiende eeuw tot heden (Amsterdam, 1843), p. 154

- Inventarissen van de inboedels in de verblijven van de Oranjes en daarmee gelijk te stellen stukken 1567-1795 (Den Haag, 1976)

Bijdragen en mededeelingen, 1899, 1899, Deel: 2, 1899, Zutphense opschriften uit vorige eeuwen, p. 280

- Von Wurzbach, A., Niederländisches Künstler-Lexikon auf Grund archivalischer Forschungen, 1906, p. 737.

- HCL gg020-46 1624-11-24 en gg013-208a 1618-06-25; Hypotheekboeken






vrijdag 15 oktober 2021

Kunstzinnige voorouders: Jacob Dircks de Valck

Kunstzinnige voorouders: Jacob Dircks de Valck (No 8.436)

Dit artikel is het eerste uit een serie over mijn voorouders die als ambachtsman of kunstenaar actief zijn geweest en verbonden zijn met de stad Leeuwarden. Want naast militairen en leraren waren er ook veel ambachtslieden en kunstenaars in de familie.

Dit eerste artikel gaat over Jacob Dircks de Valck, geboren in 1547. Hij is de zoon van Dirk Jacobs. Hij werd in 1572 burger van Leeuwarden. In 1581 wordt hij lidmaat van de Hervormde kerk. Hij woonde toen in de Grote Hoogstraat, naast het raadhuis. Het pand had als toepasselijke naam de Vergulde Valck (1) gekregen en werd in 1673 nog steeds bewoond door erfgenamen van Jacob. Hij was getrouwd met Tiethe Pietersdr. Hij had twee zoons, Pieter Jacobsz de Valck, kunstschilder en Dirck Jacobs de Valck, ook goudsmid. In 1590 wordt hij tot voogd over wezen benoemd. Hij is in 1622 overleden.

Jacob had de wens om zilversmid te worden, maar hij had niet het geld om het benodigde zilver en andere materialen te bekostigen die nodig waren voor de meesterproef. Daarom leende hij op 2 oktober 1610 200 Carolusgulden van Cornelis Cornelis Roos "omme ende te verhouden ende vervangen den oncosten vande proeve ende den nering van het goldsmidts ambacht”. 

In 1599 wordt zijn zoon Dirck Jacobs de Valck, zijn eerste leerling. Andere leerlingen van hem zijn, Jan van Loo, Meinert Caspers en vanaf 1609 Hessel Buwes Bouma. Op 14 april 1619 verklaart Jacob, die zich bij die gelegenheid Jacques de Valck noemde, dat Jan van Loo vier jaren bij hem als leerkracht in de winkel heeft gestaan en zich "eerlijk, vroom een neerstich" heeft gedragen.


Afbeelding 1 Gewestelijke insculpatieplaat II (1558-1584) Gildeplaat met meestertekens van Friese zilversmeden, Jacob de Valck 1572. Zijn vader Dirck Jacops staat ook op de plaat.

Jacob Dircks de Valck was schepen van 1583-1620 en lid van de vroedschap van 1582 tot 1621. In 1587 werd hij burgermeester. In 1621 was hij gemeensman (2). Hij was welgesteld en invloedrijk. In 1606 bezat hij een huis aan de Minnema espel, nummer 75 met 5 schoorstenen. 

Hij was echter geen gemakkelijke man. Zo had hij in 1607 een hevige ruzie met zijn gildebroeders en liet hij in 1608 beslag leggen op enige goederen die van de secretaris van de stad, Laurens de Veno, behoorden. Een ander voorbeeld vormt het conflict dat hij in 1611 had met Jetse Payes. Jacob voelde zich in zijn goede naam aangetast toen Payes hem van bedrog betichtte. Hij eiste 150 goudgulden schadevergoeding van Payes. Payes had echter alleen maar gezegd dat Dirck, de zoon van Jacob, een ander meesterteken gebruikte dan zijn vader Jacob. De eis werd niet ontvankelijk verklaard. Hieruit blijkt wel dat het eergevoel hem hoog zat.


Afbeelding 2 Meesterteken, Voet 359

Dit meesterteken moet waarschijnlijk een Valk uitbeelden. In elk geval lijkt het erg op een vogel. Het is vrij lastig om werk van Jacob Dircks de Valck te vinden, maar een voorbeeld is een avondmaalbeker die in 1599 is gemaakt. Hij wordt in het boek 'Dutch Silver' als volgt beschreven: "a beautiful object, sparsely decorated with fine taste, and admirably finished". De beker is 16,5 cm hoog en heeft als inscriptie: "POCVLVM EVCHARISTIAE IN VSVM ECCLESIAE HIELSEMANAE 1599". Hij staat in de hervormde kerk (Sint Genovevakerk) van Jelsum.


Afbeelding 3 Avondmaalbeker uit 1599, Hervormde kerk te Jelsum

Dirck was inmiddels na een leertijd bij zijn vader ook goudsmid geworden en was net zo'n driftkikker als zijn vader in de zin dat hij zich snel in zijn eer aangetast voelde. Ook hij maakte regelmatig de gang naar de rechter. Dirck was door de Friese Staten tot adjunct keurmeester benoemd en uit hoofd van die functie had hij geconstateerd dat een collega zilversmid, Alger Hotses, zich niet gehouden had aan het juiste gehalte zilver. Hotses vroeg wie dat dan wel gecontroleerd had en dat bleek zijn vader, Jacob Dircks de Valck geweest te zijn. Hotses uitte zijn twijfel aan de deskundigheid van Jacob Dircks de Valck waarop deze Hotses voor de rechter daagde wegens belediging en aantasting van zijn beroepseer.  Op 24 december 1614 deed de rechter uitspraak en achtte de klacht ongegrond. Overigens kwam het vrij vaak voor dat de verschillende gildenmeesters elkaar in de haren vlogen over vermeend gebrek aan kwaliteit van elkaars werk.

In 1621 stond Dirck voor de rechter omdat hij zich in zijn eer voelde aangetast en was mishandeld door een klant die hem nog geld schuldig was voor een vergulde zilveren ketting. Dirck was door de man uitgescholden en door een vuistslag was zijn hoed gevallen. Hiervoor wenste Dirck genoegdoening in de vorm van 30 Carolusguldens. De rechter ging hierin mee door de man te veroordelen tot 12 Carolusgulden boete.

Dirck trouwt op 20 januari 1608 met Jantyn Taco dr (weduwe van Minne Mellema). Haar broer is Laurentius Taconis, predikant in Akkrum. Van 1610 tot 1611 was Dirck keurmeester van het gilde. In 1619 was hij "isersnijder van de muntes landschaps van Frieslandt" (3) en in 1622 volgde hij zijn vader op als gemeensman. 

Dat onze familie sterk aan Leeuwarden gebonden was al duidelijk, maar dit blijkt verder ook wel uit de straat waarin de zoon van Jacob woonde. De Bleeckma's verkochten op 17 mei 1622 hun huis aan goudsmid Dirck Jacobs de Valck en echtgenote "op de Weert alwaer den dragenden Credens uthangt"(4), schuin tegenover de plek waar nu de familie Gerbenzon haar winkel heeft. 



Afbeelding 4 De Weerd in 1622

Zijn andere zoon Pieter Jacobsz de Valck werd kunstschilder. Zijn broer Dirck de Valck heeft borg voor hem gestaan toen hij in 1617 naar Tiel ging. Dirck was waarschijnlijk niet onbemiddeld, want hij trad in 1621 op als geldgever ten bedrage van 300 gulden (een hypotheek) voor een echtpaar dat een tweetal huizen op de Eewal bezat. Tevens traden hij en zijn vrouw als op geldgever ten bedrage van 1.300 gulden voor Hans Falck van Neurenberg, de klokgieter en zijn vrouw Lijsbet Sanders van Os. Hun huis aan de Eewal was het onderpand. In 1625 stelde hij zich borg voor Laurentius de Veno voor een bedrag van 2.800 gulden en in 1609 had hij zich al eens 200 gulden uitgeleend aan een echtpaar uit Dokkum. En in 1619 leende hij 500 gulden uit aan een echtpaar uit Leeuwarden. Kennelijk fungeerde hij als een soort van bank. Verder trad hij op als curator.

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

(1) Nu Grote Hoogstraat 34 in Leeuwarden

(2) Gemeensman is een gekozen vertegenwoordiger in het stadsbestuur uit de rijkste inwoners van een stad die onder andere een voordracht mochten doen aan het gewestelijk bestuur voor hun burgermeester en schepenen. De selectie was een gesloten aangelegenheid.

(3) Graveur van ijzeren munt- en penningstempels

(4) Waarschijnlijk Weerd 16, in elk geval de oostzijde. "De dragende Credens". Het pand werd door Jantyn op 20 maart 1630 weer verkocht voor 2200 goudguldens en 21 stuivers. Dirck de Valck was toen al overleden.

- Goudsmeden en hunne leerlingen te Leeuwarden in de 17e eeuw, R.Visscher

- De Vrije Fries 22 (1914), blz. 65-91

- Citroen, Karel, Dutch goldsmiths' and silversmiths' marks and names prior to 1812: a descriptive and critical repertory, Leiden: Primavera Pers (1993)

- Schoen, Peter, Tussen hamer en aambeeld. Edelsmeden in Friesland tijdens de Gouden Eeuw, Hilversum: Verloren (2016), 451

- Certificaatboek 7 sept 1617

- Groot consentboek 1583 f. 80 1589 f. 119 en 1591 f. 186

- Executieboek f8

- Merken van Friesche goud- en zilversmeden. De Leeuwarder goud- en zilversmeden uit de XVIe, XVIIe en XVIIIe eeuw

- Ottema, Nanne, Geschiedenis van het goud-en zilversmidsbedrijf in  Friesland

- https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/beelden/homepage/Kennis/Gen_Jierboek/GJ_2016.pdf

- Leggers van de schoorstenen in Leeuwarden opgemaakt per espel, archiefnummer 5, Gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795 - Tresoar, inventarisnummer 6470, aktenummer 2912

- Leeuwarden in de Gouden eeuw

- http://www.mpaginae.nl/At/huisnamen.htm

- Frederiks, J.W., Dutch Silver, wrought plate of the central, northern and southern provinces form the renaissance until the end of the eighteenth century, Den Haag, 1960, p. 86

- https://collectie.friesmuseum.nl/?diw-id=tresoar_friesmuseum_M1946-438B

- HCL Hypotheekboeken gg013-208a en gg016-245 

zondag 10 oktober 2021

In dienst van Stad en Staat: Meine Gerbenzon

 In dienst van Stad en Staat: Meine Gerbenzon

Dit artikel is het zestiende uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit zestiende artikel gaat over Meine Gerbenzon. Hij is geboren op 30 juli 1894. Hij was de helft van een tweeling. De andere helft was een meisje, Elizabeth Gerbenzon. Hij haalde zijn diploma meubel maken aan de Leeuwarder Ambachtsschool op 19 maart 1910. Hij ging net als zijn broer Johannes Elzertus in het bedrijf van zijn vader, Pieter Gerbenzon, werken.

Volgens het militieregister werd Meine op 3 juni 1913 afgekeurd voor dienst bij de militie vanwege een gebrek aan zijn ogen en een dijbeenbreuk.

\
Afbeelding 1 Pagina uit het militieregister 

Op 25 april 1941 werd hij beëdigd als taxateur roerende goederen met als specialisatie meubelen en antiquiteiten.


Afbeelding 2 Artikel in Nieuwsblad van het Noorden van 24 april 1941

Op 7 juni 1919 trouwde hij met Imkje Rinsma.

Na de tweede wereldoorlog was hij taxateur voor de Gemeente Leeuwarden voor het bureau inbeslaggenomen goederen van vijanden, N.S.B.ers en andere landverraders.


Afbeelding 3 Identiteitsbewijs van Meine Gerbenzon van 7 juli 1945 van het Bureau Inbeslaggenomen Goederen van vijanden, N.S.B.-ers en andere landverraders van de Gemeente Leeuwarden

Hij overleed op 63-jarige leeftijd op 11 oktober 1957. Hij had een zoon, Pieter Gerbenzon, geboren op 10 april 1918.


Afbeelding 4 Pagina uit het overlijdensregister

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- Nieuwsblad van het Noorde 24 april 1941

- Groninger Archieven toegang 2548 09.1




donderdag 5 augustus 2021

In dienst van Stad en Staat: Piet Gerbenzon

In dienst van Stad en Staat: Piet Gerbenzon

Dit artikel is het veertiende uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit veertiende artikel gaat over ingenieur Piet Gerbenzon. Hij is geboren op 9 april 1918 en overleden op 29 mei 1979. Op 30 maart 1944 is hij in Eindhoven getrouwd met Anna Toxopeus.


Afbeelding 1 Piet (links) in uniform van het leger, naast zijn zus Jitske, broer Dirk en broer Andries

In 1947 woonden ze in de Ypeystraat 56 in Leeuwarden. Later hebben ze aan de Spanjaardslaan gewoond, nummer 82, in het pand waar eerder zijn opa, Pieter Gerbenzon, had gewoond. Kennelijk las zijn vrouw de Libelle, want ze won van dat blad in 1955 een taart.



Afbeelding 2 Registratie in het geboorteregister


Afbeelding 3 Huwelijksakte van Piet Gerbenzon

Hij was hoofd van de afdeling werktuigkunde en warmtetechniek van het Eerstaanwezendschap der Genie te Groningen. 

Piet heeft een tijdje in Amsterdam gewoond en werkte toen bij een vliegtuigfabriek.


Afbeelding 4 Kaart van het bevolkingsregister van de Gemeente Amsterdam

De Genie

De Genie is het onderdeel van de landmacht dat militaire werken ontwerpt, bouwt en onderhoudt en dat methoden ontwikkelt en zo nodig toepast om vijandige verdedigingswerken te slechten. Bij militaire werken moet men niet alleen aan vestingwerken en fortificaties denken. Ook de inundatie van laag gelegen gebieden behoort tot de taken der Genie. De dienst der Genie is ontstaan uit de dienst der Fortificatiën die in 1688 werd opgericht en onder de leiding werd geplaatst van een ingenieur-generaal der fortificatiën (later directeur-generaal). Als zodanig voerde hij eind zeventiende eeuw het bevel over zo'n zestig ingenieurs. Vanaf 1713 werden in alle vestingen ingenieurs benoemd. Zij werden belast met het onderhoud, de aanleg en de inspectie van de vestingwerken. In grote vestingen, waar meerdere ingenieurs werden gelegerd, werd de oudste in rang 'eerstaanwezend' ingenieur. Een jaar later werden deze eerstaanwezendschappen samengevoegd tot departementen, waarover directeuren het bevel voerden. In 1740 werd de Dienst der fortificatiën omgedoopt tot Korps ingenieurs, in 1806 tot Korps der genie. Na de Franse inlijving in 1810 werd het Korps opgeheven maar in 1814 volgde onder Willem I de heroprichting van het Korps Ingenieurs der Genie.

Eerstaanwezend ingenieur

In 1849 werden de bestaande directies van fortificatiën in het kader van bezuinigingen opgeheven. Daarvoor in de plaats kwamen twee Inspecties van fortificatiën.

Binnen elke directie werden de diverse vestigingen geplaatst onder toezicht van een officier uit het Korps der genie: de eerstaanwezend ingenieur. In tijden van vrede was deze belast met het toezicht op alle werkzaamheden met betrekking tot de fortificatiën en militaire gebouwen van zijn vesting. Daartoe werd ook gerekend het toezicht op de bijbehorende inundatiewerken (sluizen, kokers, heulen en waterkeringen).

Elke officier die met de zorg van een vesting werd belast, moest binnen drie maanden na zijn aankomst een plan van aanval en verdediging te ontwerpen. Voorts had hij het toezicht op alle bouw-, meet- en karteringsactiviteiten in de zogenaamde verboden kringen: die delen van het terrein waar dergelijke activiteiten het zicht en het schootsveld nadelig konden beïnvloedden of spionage konden vereenvoudigen. Ook moest hij de onder zijn gezag staande rijks eigendommen behoeden voor plundering en andere ongeregeldheden.

In tijden van oorlog had de EAI zitting in de Raad van defensie van zijn vesting. Alleen met zijn instemming mocht tot overgave van de vesting worden besloten. Ingeval van orders tot inundatie, was de EAI met de uitvoering belast. Al het daartoe benodigde materieel, zoals sluizen en kokers, viel direct onder zijn verantwoordelijkheid. Ten tijde van een belegering diende hij een gedetailleerd journaal bij te houden waarin hij aantekening hield van de ontvangen orders, de door hem aangewende middelen tot defensie en de voorvallen die bij de belegering plaatsvonden. 


Afbeelding 5 Overlijdensadvertentie van Piet Gerbenzon

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- www.archieven.nl (Regionaal Historisch Centrum Eindhoven)

- https://www.meertens.knaw.nl/nfb/vt47.php?naam=Toxopeus%20(%C3%A9)%20(%C3%BC)

- De libelle; geïllustreerd weekblad voor de vrouw, jrg 22, 1955, no. 30, 23-07-1955

maandag 2 augustus 2021

In dienst van Stad en Staat: Meindert Gerbenzon

In dienst van Stad en Staat: Meindert Gerbenzon

Dit artikel is het vijftiende uit een serie over burgers die zich inzetten voor militaire taken en gaat over de dienstplicht, schutterijen en het reguliere leger. De discussie over de dienstplicht is nu weliswaar minder, maar nooit helemaal weg geweest en gezien het personeelstekort in het leger ook nu actueel. Het is nuttig om dit fenomeen in historisch perspectief te plaatsen. Sommigen hebben de dienstplicht ondergaan maar er zijn ook mensen vrijwillig het leger ingegaan, waarbij "het leger" een rekbaar begrip is. Ook milities, schutterijen en andere paramilitaire organisaties komen aan de orde. Met de beschrijving van de lotgevallen van deze mannen zie je tegelijkertijd een verschuiving van de loyaliteit jegens de stad naar loyaliteit jegens de staat.

Dit vijftiende artikel gaat over Meindert Gerbenzon. Hij is de zoon van Meine Gerbenzon, geboren op 15 maart 1926, overleden op 6 oktober 1991. Hij was als dienstplichtige richting Indië vertrokken. 

Hij was in 1946 eerste voorzitter bij de Leeuwarder Technische Vereeniging (L.T.V.). In september 1948 was hij al dienstplichtig militair, zo blijkt uit een advertentie in de Leeuwarder Courant: hij was zijn koppel kennelijk verloren.



Afbeelding 1 Advertentie in Leeuwarder Courant van 14 september 1946 waarin hij vraagt om terug bezorging van een koppelriem

Meindert zat als dienstplichtig militair bij het 426e bataljon infanterie. Op 27 januari 1949 verscheen er een advertentie in de Drentsche en Asser Courant waarin hij vroeg om sportmateriaal. Hij was inmiddels vaandrig.


Afbeelding 2 Oproep in de Drentsche en Asser Courant

Hij vertrok op 17 maart 1949 met de Zuiderkruis naar Indonesië. Vlak daarvoor was hij getrouws met Mieke de Vries.



Afbeelding 3 Dankbetuiging in de Leeuwarder Courant van 24 maart 1949



Afbeelding 4 De Zuiderkruis

Volgens de site www.troepentransportschip.nl zou hij samen met het 4e regiment infanterie, 6e bataljon zijn meegereisd, zijn eigen eenheid was de 42e Zelfstandige Infanterie Brigade. Op de Zuiderkruis zaten 812 manschappen van de Koninklijke Landmacht en 90 van het KNIL. Het was een omgebouwd vrachtschip. Het sloependek was voor de officieren, het achterdek voor de sergeants en het voordek voor de korporaals en soldaten. Er waren standees (stapelbedden) van wel vijf hoog en sommige sliepen op losse matrassen op de grond. er werd in ploegen gegeten, waarbij je maximaal twintig minuten had om de maaltijd weg te werken.

De reis zal waarschijnlijk in Assen begonnen zijn en dan naar Rotterdam, de Merwehaven. Het afscheid zal emotioneel geweest zijn. Veel familieleden stonden aan de kade om hun man, zoon of broer uit te zwaaien. Het muzikaal afscheid werd verzorgd door de Stafmuziek uit Assen.

De reis ging via Vigo, Port Said, Aden, Sabang en de haven van Batavia.







Afbeelding 5 De route van de Zuiderkruis

Er was vertier aan boord, maar er werd ook les gegeven in Maleis, godsdienst en er was zelfs boksles. Er werd natuurlijk veel gekaart. Het was immers een lange reis.

Het 426e B.I. (6-4 R.I.) werd na aankomst in Indië op 17 april 1949 naar Djocjakarta en omgeving verplaatst, ter aflossing van het OVW-Bataljon 1-15 R.I. Het bataljon was gevormd uit dienstplichtigen van de lichting '48-2. Tijdens de reis naar Indië veranderde de bestemming van het bataljon van Sumatra in Midden-Java. Na aankomst te Semarang werd het bataljon ondergebracht op Djatingaleh.

Het Bataljon koos als teken voor het verblijf te Djocja een mouwembleem met de boeroeng marak (of ook wel Garoeda), een dubbelkoppige pauw, een van de symbolen van de sultan van Djokja. De ster symboliseert het bataljon, de kometenstaarten de beschermende paraplu boven de stad. De vorm en hoofdkleur (zwart) zijn gekozen omdat dit schild op afstand overeenkomst zou hebben met dat van 1-15 RI. Men had namelijk in het desbetreffende gebied een heilig respect voor laatstgenoemd wapenschild. 

Meindert zat bij de afdeling Welfare. Al lange tijd werd het belang onderkend om militairen in “conditie” te houden, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Alleen zo kon hij optimaal functioneren in een situatie van langdurig gevaar en spanning. Sport, spel, muziek, ontspanning en de mogelijkheid tot het volgen van een opleiding maakten daarom een belangrijk deel uit van het dagelijkse leven van de soldaat in Indië.

Na de oorlog werd binnen de Koninklijke Landmacht de “R.A.O” (Recreatie en Algemene Ontwikkeling) opgericht. Dit was de opvolger van het vooroorlogse “O. en O.” (Ontwikkeling en Ontspanning). In Indië werd de R.A.O. samengevoegd met de Welfare, dat eigenlijk een dienst was van het Knil. Op 20 april 1948 werd bij order van de Legercommandant de naam gewijzigd in “Dienst Welzijnsverzorging”. Hieronder vielen de R.A.O, Cadi (Cantinedienst) en de Welfare. Echter de naam Welfare bleef bij de soldaten als standaard in gebruik, met als belangrijkste herkenning het embleem van “Wimpie Welfare”. 



Afbeelding 6 Mouwembleem ontworpen door 2e Luitenant Meindert Gerbenzon

Meindert heeft het embleem  ontworpen. Hij was inmiddels 2e Luitenant. Het embleem is ingevoerd in 1950. In de Leeuwarder Courant van 21 april 1969 werd aan dat feit aandacht besteed. Het is nu onderdeel van de regimentsverzameling van Brigade en Garde Prinses Irene. 
 


Afbeelding 7 Artikel in de Leeuwarder Courant van 21 april 1969

In Indië heeft hij zich kennelijk niet verveeld,  blijkens een artikel in “De locomotief”, van 21-02-1950 gaf hij een demonstratie in jiu-jitsu.

Ondanks de inspanningen van het Nederlandse leger ging de dekolonisatie voort en ook Meindert  kwam met het troepentransportschip General M.L. Hersy vanuit Tandjok Priok weer aan in Rotterdam, vermoedelijk op 6 juni 1950. Het schip had toen 1588 mannen van de Koninklijke Landmacht, 15 van het KNIL, 1 marinier en 3 burgers aan boord.


Afbeelding 8 Artikel in Leeuwarder Courant van 22 mei 1950



Afbeelding 9 Het troepentransportschip General M.L. Hersey

Meindert woonde toen in de Tramstraat 3 in Leeuwarden. Hij is in 1953 bevorderd tot reserve eerste luitenant bij het regiment infanterie Johan Willem Friso te Assen.


Afbeelding 10 Bevordering tot reserve eerste luitenant bij regiment infanterie Johan Willem Friso

Meindert is later architect geworden en was lid van de odd fellows. Net als andere familieleden kon hij goed tekenen. Zie onderstaande tekening van de toren van Nes op Ameland.


Afbeelding 11 Tekening van de toren van Nes, Leeuwarder Courant 21 oktober 1988

Verder was hij voorzitter van de Leeuwarder zwemclub en van de Karting Club Leeuwarden.


Afbeelding 12 Links op de foto M. Gerbenzon

Hij is op 8 oktober 1991 overleden. Hij ligt begraven op de Noorderbegraafplaats.

    

Afbeelding 13 Artikel in de Leeuwarder Courant van 8 oktober 1991 

Geraadpleegde literatuur en bronnen:

- Nieuwsblad van het Noorden 28 maart 1966. en A Collectie Troepenverschepingen van en naar Nederlands-Indië, 1945-1952, (1955), archiefnummer 280.

- www.troepentransportschip.nl

- http://www.indie-1945-1950.nl/web/Diversen/welfare.htm 

- https://www.tijgerbrigade.com

- http://www.fuseliers.nl/regimentsverzameling/beleidsplan-en-verslagen 

- www.hetdepot.com

- “De locomotief”, Semarangsch Handels- en advertentie-blad

- Leeuwarder Courant 22-05-1950, p. 2 

- De Heerenveensche koerier 23-05-1950

- Leovardia 21, 2006

- Leeuwarder Koerier 13 februari 1946

- Leeuwarder Courant 14 september 1946

- Leeuwarder Courant 21 oktober 1988

- Leeuwarder Courant 8 oktober 1991

- Leeuwarder Courant 21 april 1969

- www.sepatoeroesak.nl

- Provinciale Drentsche en Asser Courant 23 oktober 1953; 27 januari 1947

- Naar Indonesië en weer terug. Transport van een expeditieleger (1945-1951), Aart Ruijter

In dienst van Stad en Staat: Andries Yntes Visser (No 10)

In dienst van Stad en Staat Andries Yntes Visser (No 10) Dit artikel is het zevenentwintigste uit een serie over burgers die zich inzetten v...